Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.
2.De vordering ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
3.De grondslag van de vordering
4.Het requisitoir van de officier van justitie
€ 49.654,-.
5.Het verweer van de verdediging
6.Het oordeel van de rechtbank
€ 4.501,65
“Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de hoogte was van de hennepkwekerij in de woning aan het adres [adres 2] in [plaats 2] (hierna: de woning), maar dat deze hennepkwekerij niet zijn eigendom was. Hij heeft verklaard dat hij de eigenaar van de hennepkwekerij, de medeverdachte(rechtbank: veroordeelde)
, veel adviezen heeft gegeven over het inrichten van de hennepkwekerij en het verzorgen van de hennepplanten. Hij heeft verklaard dat hij wekelijks in de woning kwam en dat hij zelf ook bepaalde handelingen ten aanzien van de hennepkwekerij heeft verricht, waaronder het geven van water aan de hennepplanten. Verder heeft hij verklaard dat hij in het getapte telefoongesprek op 9 december 2015 met de medeverdachte over de hennepkwekerij sprak. Uit het getapte telefoongesprek op 14 mei 2016 lijkt te volgen dat verdachte de vader van de medeverdachte belt om te vragen of hij enkele handelingen ten behoeve van de hennepkwekerij zou kunnen verrichten, omdat verdachte er zelf pas enkele dagen later weer zou zijn. Daarover heeft verdachte verklaard dat de medeverdachte een weekend in het buitenland verbleef en hij de medeverdachte had toegezegd dat hij een oogje in het zeil zou houden in de hennepkwekerij. Om die reden had hij van de medeverdachte de sleutels gekregen die toegang gaven tot de woning. Nu verdachte in datzelfde weekend zelf ook weg zou gaan, heeft hij de vader van de medeverdachte gebeld en gevraagd om bepaalde handelingen ten behoeve van de hennepkwekerij te verrichten. Verdachte heeft geen vergoeding gekregen van de medeverdachte, maar het was wel de bedoeling dat hij in de toekomst iets van de medeverdachte zou krijgen. Goede hulp en adviezen zijn wat waard, aldus verdachte.
7.De verplichting tot betaling
€ 29.246,75.
8.Toepasselijke wettelijk voorschrift
9.Beslissing
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 29.246,75(negenentwintigduizend tweehonderdzesenveertig euro en vijfenzeventig cent) aan de Staat.
584 (vijfhonderdvierentachtig) dagen.