ECLI:NL:HR:2001:AB3200
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die ten tijde van de bestreden uitspraak in de Penitentiaire Inrichting te Groningen verbleef. De betrokkene, geboren in 1954, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. R. Zilver. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak ontoereikend is gemotiveerd, omdat het Hof niet expliciet heeft gereageerd op het verweer van de betrokkene dat bepaalde kosten, die in directe relatie staan tot het delict, in mindering moeten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. De betrokkene heeft een bedrag van fl. 24.600 aan kosten opgevoerd, die volgens hem noodzakelijk waren voor de uitvoering van zijn strafbare activiteiten. De Hoge Raad stelt vast dat het Hof niet heeft aangegeven of deze kosten al dan niet in aanmerking kunnen worden genomen, wat leidt tot de conclusie dat de uitspraak niet in stand kan blijven.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof en verwijst de zaak terug naar dit Hof, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van een deugdelijke motivering door de rechter bij het beoordelen van kosten die in verband staan met strafbare feiten, en bevestigt dat de rechter de vrijheid heeft om te bepalen welke kosten voor aftrek in aanmerking komen.