ECLI:NL:GHAMS:2020:2571

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
5 oktober 2020
Zaaknummer
23-004282-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis inzake hennepplantage en MDMA bezit met oplegging van taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 november 2018. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en beslissingen over het beslag, die zijn vernietigd.

De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 1007 MDMA-pillen en het telen van 400 hennepplanten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, die een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar de advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist. Het hof heeft uiteindelijk een taakstraf van 240 uur opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Daarnaast heeft het hof overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg met vier maanden is overschreden, maar dat er in hoger beroep geen overschrijding was. Het hof heeft ook beslissingen genomen over het beslag, waarbij bepaalde in beslag genomen voorwerpen verbeurd zijn verklaard en andere aan de verdachte zijn teruggegeven. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004282-18
datum uitspraak: 5 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-665353-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .
thans uit anderen hoofde gedetineerd in penitentiaire inrichting [plaats] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is daardoor mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 en 21 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde in artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en zal dit daarom bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissingen ten aanzien van het beslag. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die hij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. Subsidiair heeft hij bepleit dat een geheel voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Meer subsidiair verzoekt de raadsman een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 1007 pillen bevattende MDMA. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid pillen, moet deze bestemd zijn geweest voor de verkoop. De verdachte heeft dit ook bevestigd. Het gebruik en de verspreiding van harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en leiden veelal – direct en indirect – tot diverse vormen van (andere) criminaliteit. De verdachte heeft zich daar kennelijk niets van aangetrokken en heeft, naar moet worden aangenomen, uit louter winstbejag gehandeld.
Daarnaast heeft hij zich bezig gehouden met het telen van een zeer aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten, te weten 400 stuks. De aangetroffen hoeveelheid hennepplanten is van dien aard, dat het aannemelijk is dat de opbrengst daarvan bestemd was voor verdere verspreiding en handel, waarmee vaak andere vormen van criminaliteit gepaard gaan. Daarnaast is het gebruik van hennep in het algemeen nadelig voor de volksgezondheid.
Het betreft hier ernstige feiten, waarvoor in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Het hof heeft bij de bepaling van de straf voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals door de raadsman en de verdachte weergegeven, en met het feit dat de verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 14 september 2020 in Nederland niet eerder ter zake van overtreding van de Opiumwet is veroordeeld. Het hof heeft verder acht geslagen op de inhoud van de rapportage van Fivoor Nederland van 2 september 2020. Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt het hof er voorts rekening mee dat de verdachte op 2 juli 2019 tot 54 maanden gevangenisstraf is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 240 uur passend en geboden. De door de raadsman bepleite toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dan wel de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf is hiermee onverenigbaar, terwijl voor een matiging van de straf, gelet op de ernst van de feiten, geen aanleiding bestaat.
Overschrijding redelijke termijn hoger beroep
Wat betreft de redelijke termijn overweegt het hof dat in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd binnen een redelijke termijn te worden berecht. In de onderhavige zaak is in eerste aanleg de redelijke termijn met ruim vier maanden overschreden. Op 3 december 2018 heeft de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof wijst eindarrest op 5 oktober 2020. In hoger beroep is er dus geen overschrijding van de redelijke termijn. De totale duur van de behandeling in beide feitelijke instanties bedraagt echter vier jaren en bijna drie maanden: een termijnoverschrijding van bijna drie maanden. Gelet op de deze beperkte overschrijding van de redelijke termijn volstaat het hof met de constatering van de overschrijding en zal het hieraan geen rechtsgevolg verbinden.

Beslissingen ten aanzien van het beslag

Verbeurdverklaring
De volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan de verdachte toe. De in zijn woning aangetroffen ‘plantage lijst’ en ‘voedingslijst’ waren bestemd tot het begaan van het bewezenverklaarde feit, de exploitatie van de hennepplantage aan de [straatnaam] . De onder verdachte aangetroffen mobiele telefoon van het merk Acer was eveneens bestemd tot het begaan van de bewezen verklaarde feiten. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven ‘bos ijzeren ringen’ behoort de verdachte niet toe en dient daarom te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
€ 12.096,00
Uit de kennisgeving van inbeslagneming (KVI, pag. I5 04) blijkt dat waardebeslag is gelegd onder [bedrijf] op een geldbedrag van € 12.096,00, althans – naar het hof begrijpt – op de (toekomstige) vordering van de verdachte op zijn voormalige werkgever [bedrijf] tot dat bedrag in verband met de beëindiging van zijn dienstverband.
Hoewel op de KVI is aangekruist dat het een ‘94 strafvordering’ beslag betreft, gelegd onder een derde te weten [bedrijf] , gaat het hof daar niet vanuit. Immers, een beslag op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) verhoudt zich niet met de aard van het inbeslaggenomen goed, te weten een vordering van de verdachte op een derde. Niet valt in te zien hoe dit beslag de ‘waarheidsvinding’ kan dienen. In genoemde KVI is expliciet aangegeven dat het beslag een ‘waardebeslag’ betreft en uit de stukken in het dossier blijkt voorts dat er een machtiging conservatoir beslag door de rechter-commissaris is verleend. Het hof neemt voorts in aanmerking dat de officier van justitie blijkens het proces-verbaal ter terechtzitting van 19 september 2018 ook uitdrukkelijk heeft bevestigd dat er conservatoir beslag rust op deze vordering. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat het ervoor gehouden moet worden dat er geen beslag als bedoeld in artikel 94 Sv op de vordering van € 12.096,00 rust. Het hof zal dan ook geen beslissing nemen met betrekking tot deze vordering.
Retour verdachte
De overige in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan de verdachte toe en dienen aan hem te worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissingen ten aanzien van het beslag en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2015090004 7 1.00 STK Document lijst 5218898 (plantage lijst)
2015090004 8 1.00 STK Document lijst 5218936 (voedingslijst)
2015090004 22 1.00 STK Zaktelefoon ACER DTS 5219081 .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5218879 2 Geld Euro - 5218879 euro 1.600,-
5218934 1 Geld Euro - 5218934 euro 955,-
2015090004 4 1.00 STK Papier - 5218899
2015090004 6 1.00 STK Schrijfmap Kl:zwart 5218894
2015090004 10 1.00 STK Bon 5218909 ( [merk] rekeningen)
2015090004 21 1.00 STK Zaktelefoon APPLE IPHONE 5 5219078 .
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
2015090004 15 1.00 STK IJzer RINGEN 1 BOSJE RINGEN 5252849 .
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 oktober 2020.
mr. M.L. Leenaers is buiten staat dit arrest te ondertekenen.