Conclusie
eiseresen
verweerder.
1.Inleiding
2.Feiten en procesverloop
pepperspray, een mes en een nepvuurwapen, zijn de winkel binnengedrongen nadat eiseres daartoe gelegenheid had geboden door bij haar vertrek als klant uit de winkel de van een elektrisch slot voorziene deur voor deze mannen te openen en open te houden. Bij de overval is niets weggenomen omdat verweerder de mannen uit de winkel wist te verdrijven. Verweerder heeft daarbij
peppersprayop zijn wang gekregen en is verschillende malen van achteren met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen. Hij heeft toen een hoofdwond opgelopen. Een aanwezige bejaarde klant heeft
peppersprayin haar ogen gekregen.
de rechtbank) heeft eiseres bij vonnis van 6 oktober 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens medeplichtigheid aan de overval. De rechtbank heeft in het vonnis (hierna:
het strafvonnis) één van de twee bewezenverklaarde feiten als volgt gekwalificeerd:
het hof), civiele kamer. [5] Hij heeft verschillende bezwaren tegen die afwijzing aangevoerd. Daarnaast heeft verweerder in hoger beroep zijn eis vermeerderd. Naast het in de strafprocedure gevorderde smartengeld van € 2.261,-- heeft hij een bedrag van € 18.000,-- aan vergoeding van vermogensschade gevorderd wegens beschadiging van de toonbank in de winkel.
Grondslag vorderingen’ overwogen:
opzettelijkgelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en
opzettelijkbehulpzaam is geweest bij de poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen (onder meer) [verweerder]. Dit vonnis levert dwingend bewijs op dat [eiseres] dit feit (samen met anderen) heeft gepleegd (artikel 161 Rv). Aldus hebben [eiseres] (en de medeverdachten) onrechtmatig gehandeld jegens [verweerder]. Dit feit kan haar ook worden toegerekend. Zij moet daarom de schade die [verweerder] daardoor lijdt vergoeden (artikel 6:162 BW). Rust op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade, dan zijn zij in beginsel op grond van artikel 6:166 lid 1 BW hoofdelijk verbonden.
het arrest). Verweerder heeft een verweerschrift ingediend dat strekt tot verwerping van het cassatieberoep. Verweerder heeft zijn standpunt vervolgens schriftelijk doen toelichten. Eiseres heeft gerepliceerd.
3.Bespreking van het cassatiemiddel
nietvan toepassing is. Anders dan in eerste aanleg is de rechter derhalve in hoger beroep niet gehouden om na de memorie van antwoord in beginsel een comparitie te gelasten. [6]
op verzoek van partijen of een van hen dan wel ambtshalve, in alle gevallen en in elke stand van het geding een mondelinge behandeling
kanbevelen. Art. 87 lid 8 Rv bepaalt dat indien geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden, de rechter voordat hij over de zaak beslist aan partijen
desverlangdde gelegenheid biedt hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Ingevolge art. 353 lid 1 Rv is art. 87 Rv ook van toepassing in hoger beroep.
omdat de rechter partijen altijd in de gelegenheid moet stellen om hun standpunt over de zaak mondeling toe te lichten(vgl. artikel 30k, eerste lid, aanhef en onderdeel b, in dit wetsvoorstel overgenomen in artikel 87). Het vierde lid van artikel 134 (artikel 30k, vierde lid over de aanwezigheid van partijen bij het pleidooi) komt in dit wetsvoorstel terug in artikel 87, vijfde lid, derde volzin. Naar aanleiding van een opmerking van de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht is het van belang te constateren dat
het schrappen van het pleidooi in combinatie met het handhaven van de mogelijkheid voor de rechter om een mondelinge behandeling te bevelen (artikel 87, eerste lid), niet betekent dat er procedures kunnen zijn waarin de rechter geen mondelinge behandeling beveelt en er ook geen pleidooi plaatsvindt(bijvoorbeeld na re- en dupliek is dat niet altijd zo, zie artikel 132 Rv). Gelet op het uit artikel 6 EVRM voortvloeiende recht op een mondelinge behandeling («fair and public hearing») en de strenge jurisprudentie daaromtrent van de Hoge Raad [7] kan de rechter
een verzoek om een mondelinge behandeling te houdenniet zonder meer naast zich neerleggen. Daarom is mede op advies van de Raad voor de rechtspraak een
vangnetbepaling opgenomen in artikel 87, achtste lid, om te waarborgen dat als er geen mondelinge behandeling gehouden wordt, partijen toch aanspraak kunnen maken op een gelegenheid om hun standpunt mondeling uiteen te zetten. Heeft er echter al enige zitting plaatsgevonden, bijvoorbeeld een comparitie van partijen, dan is er niet altijd recht op nog een mondelinge behandeling.” [8]
alser geen mondelinge behandeling wordt gehouden (lees: indien de rechter niet ambtshalve een mondelinge behandeling bepaalt), partijen de rechter zelfstandig kunnen verzoeken om daartoe (toch) over te gaan. Als één van partijen (of beide partijen) een dergelijk verzoek doet, dan mag dit verzoek slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden afgewezen (zie de hiervoor in 3.12 weergegeven passage). Het verzoek moet echter wel worden gedaan. Als dit niet gebeurt, mag de rechter er mijns inziens van uitgaan dat geen van partijen prijs stelt op een mondelinge behandeling.
op grond van de bewezenverklaring in het strafvonnismist feitelijke grondslag. Dat blijkt immers nergens uit. In zoverre faalt het onderdeel. Ik merk (ten overvloede) op dat het hof bij zijn oordeel in hoger beroep over de schadevergoedingsvordering niet beperkt is tot hetgeen waartoe het strafvonnis dwingend bewijs oplevert. Ook de strafrechter is bij de beoordeling van de vordering van de benadeelde partij overigens niet beperkt tot hetgeen in de bewezenverklaring is opgenomen. [15]
volledigwordt vergoed. [28] De rechter moet zoveel als redelijkerwijs mogelijk is de werkelijk geleden en te lijden schade begroten, [29] in beginsel met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. [30] Op praktische gronden en om redenen van billijkheid kan in bijzondere gevallen van een of meer omstandigheden van het geval worden geabstraheerd. [31] Als de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, moet de rechter de schade schatten.
het begroten van schadeeen grote mate van vrijheid toekomt en dat hij daarbij niet is gebonden aan de regels omtrent stelplicht en bewijslast. [32] In de literatuur is tegen deze rechtspraak ingebracht dat dit niet betekent dat er bij schadebegroting geen betekenis toekomt aan regels van bewijsrecht. Zo hebben De Groot en Akkermans bepleit dat als regel ook bij het vaststellen van de omvang van de schade de gewone bewijsregels (zouden moeten) gelden, zij het dat de aard van de schade aanleiding kan zijn om minder hoge eisen te stellen aan stelplicht en bewijslast. [33]
World Onlineis bij mijn weten voor het eerst uitdrukkelijk verwoord dat de gewone bewijsregels in beginsel ook gelden bij de schadebegroting. Uw Raad overwoog:
(productie 6).[Verweerder] vordert vergoeding van deze kosten. De btw kan hij als ondernemer verrekenen, en wordt dus niet gevorderd.