Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
24 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft Richard Matthijs van der Zwan, in zijn hoedanigheid als meerderjarigenbewindvoerder, cassatie ingesteld tegen de rolbeslissing en het arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een koopovereenkomst van een onroerende zaak waarbij de verweerders, met een beroep op de wettelijke bedenktijd, de overeenkomst hebben ontbonden. Van der Zwan vorderde een verklaring voor recht dat de verweerders geen beroep op de wettelijke bedenktijd toekomt en dat de koopovereenkomst niet tijdig door hen is ontbonden. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, waarna Van der Zwan hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens het hoger beroep heeft Van der Zwan verzocht om een mondelinge behandeling, maar het hof heeft dit verzoek ongemotiveerd afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof hiermee heeft miskend dat een mondelinge behandeling slechts in uitzonderlijke omstandigheden mag worden geweigerd. De Hoge Raad verwijst naar artikel 87 lid 8 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de rechter partijen de gelegenheid moet bieden om hun standpunt mondeling uiteen te zetten, tenzij er klemmende redenen zijn om dit verzoek af te wijzen.
De Hoge Raad vernietigt de rolbeslissing en het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens worden de verweerders veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.