Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende in [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 februari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoekster, die oogletsel heeft opgelopen als gevolg van een handgemeen op 18 augustus 2011 in Curaçao, cassatie ingesteld tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. De Hoge Raad behandelt de afwijzing van diverse schadeposten, waaronder gederfde inkomsten en kosten voor huishoudelijke hulp. De Hoge Raad oordeelt dat het hof te hoge eisen heeft gesteld aan de stelplicht van verzoekster met betrekking tot de gederfde inkomsten. Het hof had de schade moeten schatten op basis van de feiten die verzoekster had gesteld, aangezien de veroorzaker van het letsel, verweerder, haar de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen over de hypothetische situatie zonder het letsel. Dit betekent dat de goede en kwade kansen in de beoordeling moeten worden afgewogen.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het hof ten onrechte de kosten van huishoudelijke hulp niet heeft erkend, omdat deze kosten vergoed moeten worden indien de benadeelde door het letsel niet in staat is om de werkzaamheden zelf te verrichten. Het hof had moeten beoordelen of de situatie van verzoekster, waarin zij tijdelijk niet in staat was om haar huishoudelijke taken uit te voeren, zich heeft voorgedaan.
Wat betreft de kosten van zaalhuur en lesgeld, oordeelt de Hoge Raad dat het hof niet had mogen stellen dat verzoekster haar schade had kunnen beperken, aangezien verweerder hier geen beroep op heeft gedaan. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van het hof en wijst de zaak terug voor verdere behandeling.