Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel
3.Beoordeling van het vierde middel
4.Beslissing
27 januari 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarin de verdachte is veroordeeld voor mishandeling. De Hoge Raad behandelt het beroep dat is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.H. Jebbink. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 januari 2013, waarbij de verdachte de benadeelde partij, [betrokkene], heeft mishandeld. De Hoge Raad bevestigt dat de schade aan de fiets van de benadeelde partij, waarvoor zij vergoeding vordert, rechtstreeks verband houdt met de bewezen mishandeling. Het Hof had vastgesteld dat de benadeelde partij de fiets heeft laten vallen als gevolg van de dreiging van de verdachte, wat leidt tot de conclusie dat de schade aan de fiets als rechtstreeks gevolg van de mishandeling kan worden aangemerkt.
De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat de vordering van de benadeelde partij terecht is toegewezen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het vergoeden van de schade aan de benadeelde partij.