Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
domicilie gekozen hebbend ten kantore van mr. H.W. van Eeuwijk,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding met grieven en vermeerdering van eis van 27 februari 2023, waarmee [appellant] op grond van artikel 421 lid 4 Wetboek van Strafvordering (Sv) in hoger beroep is gekomen tegen de afwijzing van zijn vordering als benadeelde partij door de strafkamer in de rechtbank Den Haag van 6 oktober 2022, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] .
3.Feitelijke achtergrond
“d
at personen op 9 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen sieraden en/of geld en/of goederen van hun gading toebehorende aan [appellant] (juwelier Diva, Dierenselaan 116), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [appellant] en [betrokkene] , te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,- met vier personen met maskers op de juwelierszaak zijn ingegaan waarbij door één persoon slachtoffer [appellant] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is getoond en daarmee meermalen met kracht tegen het hoofd van die [appellant] is geslagen en- waarbij door één persoon een mes is getoond en waarbij door één persoon richting het gezicht/hoofd van slachtoffer [appellant] en van slachtoffer [betrokkene] pepperspray (gelijkende stof) is gespoten en- waarbij door één persoon meermalen met kracht tegen het hoofd/lichaam van slachtoffer [appellant] is geslagen en/of gestompt en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 9 juni 2022 te ‘s-Gravenhage opzettelijk gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door- op 8 juni 2022 een voorbespreking voor het overvallen van een zaak (portiek Heelsumstraat) uit te voeren en- op 9 juni 2022 een voorverkenning met betrekking tot juwelierszaak Diva (Dierenselaan 116) uit te voeren door onder valse voorwendselen als klant in de juwelierszaak oorbellen te kopen en- tijdens deze voorverkenning via Snapchat en/of andere social media en/of communicatiediensten één van haar mededaders informatie te verschaffen en- vervolgens bij de poging diefstal met geweld in vereniging haar mededaders toegang heeft verschaft tot de juwelierszaak door (een gewoonlijk van buitenaf niet te openen deur) van binnenuit te openen en geopend te houden voor haar mededaders;”
“medeplichtigheid aan poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf, de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen”.
“Dit keer kwamen de gemaskerde en gewapende mededaders van de verdachte wel de juwelierswinkel in dankzij de verdachte en richtten zij in minder dan een minuut een ravage aan, maar wisten dankzij het optreden van de eigenaar niets buit te maken. De eigenaar liep hierbij wel enig letsel op.”
4.Vorderingen in hoger beroep
5.Beoordeling in hoger beroep
[appellant] is ontvankelijk in zijn hoger beroep
“Indien geen hoger beroep is ingesteld, kan de benadeelde partij tegen het deel van het vonnis waarbij haar vordering is afgewezen, tegen deze afwijzing in hoger beroep komen bij het gerechtshof. De tweede afdeling van de Zesde Titel van Boek II is niet van toepassing. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake het rechtsgeding in hoger beroep en cassatie zijn van overeenkomstige toepassing.”
opzettelijkgelegenheid en inlichtingen heeft verschaft en
opzettelijkbehulpzaam is geweest bij de poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen (onder meer) [appellant] . Dit vonnis levert dwingend bewijs op dat [geïntimeerde] dit feit (samen met anderen) heeft gepleegd (artikel 161 Rv). Aldus hebben [geïntimeerde] (en de medeverdachten) onrechtmatig gehandeld jegens [appellant] . Dit feit kan haar ook worden toegerekend. Zij moet daarom de schade die [appellant] daardoor lijdt vergoeden (artikel 6:162 BW). Rust op ieder van twee of meer personen een verplichting tot vergoeding van dezelfde schade, dan zijn zij in beginsel op grond van artikel 6:166 lid 1 BW hoofdelijk verbonden.
€ 2.000,- becijfert [appellant] zijn vordering op € 18.000,-.
6.Beslissing
- vernietigt het deel van het vonnis van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Den Haag (parketnummer 09.143997.22) van 6 oktober 2022, waarin de vordering van de benadeelde partij [appellant] is afgewezen,
- veroordeelt [geïntimeerde] hoofdelijk, in die zin dat wanneer de medeverdachten betalen [geïntimeerde] dat niet meer hoeft te doen, tot betaling aan [appellant] van: