[Verweerster] heeft bij exploot van 24 juli 2002 [betrokkene 1] en het ziekenhuis gedagvaard voor de rechtbank Arnhem. Na vermeerdering van eis bij repliek heeft [verweerster] gevorderd, kort gezegd, [betrokkene 1] (overleden op 11 februari 2002) respectievelijk het ziekenhuis te veroordelen aan [verweerster] te betalen (a) een bedrag van € 237.904,26 aan materiële schadevergoeding (wegens verlies aan arbeidsvermogen), (b) een bedrag van € 15.882,-- aan immateriële schadevergoeding en (c) een nog te begroten bedrag in verband met 'enkele pro memorie aangehaalde posten', bestaande uit het verlies aan verdienvermogen over de periode vanaf 2002 tot en met 2 september 2009.
Het ziekenhuis en de erven [betrokkene 1] hebben de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 20 augustus 2003 [verweerster] niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen tegen de erven [betrokkene 1], het ziekenhuis veroordeeld om met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 22 van het vonnis is overwogen aan [verweerster] te voldoen een bedrag van € 23.613,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.000,-- vanaf 18 februari 1994 tot aan de dag van betaling en over € 13.613,91 vanaf 1 april 1994 en te verminderen met de reeds door het ziekenhuis betaalde voorschotten ad in totaal € 18.151,71. De rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Bij memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, heeft [verweerster] gevorderd, kort gezegd, dat het hof het ziekenhuis zal veroordelen aan [verweerster] te vergoeden de door haar als gevolg van de gemaakte medische fout geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, te begroten op een bedrag van € 534.514,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het ziekenhuis heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na een tussenarrest van 23 mei 2006, heeft het hof bij eindarrest 19 december 2006 in het principaal appel:
het eindvonnis van de rechtbank Arnhem van 20 augustus 2003 vernietigd voorzover gewezen tussen [verweerster] en het ziekenhuis en, opnieuw rechtdoende, het ziekenhuis veroordeeld aan [verweerster] te betalen:
€ 10.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 februari 1994 tot de dag der voldoening,
€ 920,-- per jaar over de periode van 1 april 1994 tot 1 januari 2005, vermeerderd met de wettelijke rente over het over enig kalenderjaar of gedeelte daarvan verschuldigde bedrag, te berekenen vanaf 1 januari van het daarop volgend jaar, alsmede € 1.840,-- en € 13.675,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf respectievelijk 1 januari 2006 en 1 januari 2006, telkens tot de dag der voldoening,
€ 10.549,13, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 juli 2002 tot de dag der voldoening,
€ 9.185,28, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 januari 2005 tot de dag der voldoening,
€ 24.484,67, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2006 tot de dag der voldoening,
alles onder aftrek voor het voorschotbetalingen van in totaal € 18.151,71 volgens de artikelen 6:43 en 44 BW.