3.3Voor zover relevant voor de beoordeling van het eerste middel, heeft het hof het volgende overwogen:
“II. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken ter zake van moord en dat er sprake is geweest van noodweerexces. Daartoe is - op gronden zoals nader in de pleitnota omschreven - in de kern het volgende aangevoerd.
In de visie van de verdediging kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van voorbedachte raad. De verdachte stelt uitdrukkelijk dat het nooit zijn intentie is geweest om [slachtoffer] van het leven te beroven en dat er geen sprake was van een vooropgezet plan. Het feit dat de verdachte kort voor het incident een mes heeft gekocht, maakt dit naar het oordeel van de verdediging niet anders. Dit temeer nu de verdachte heeft verklaard dat het mes met een ander doel was gekocht, namelijk ter bescherming naar aanleiding van diverse bedreigingen jegens hem. Pas nadat de verdachte door [slachtoffer] in het gezicht werd geslagen en hij door haar is aangevallen met het mes, is er een worsteling/vechtpartij ontstaan waarbij de verdachte zelf gewelddadig is geworden ten gevolge waarvan [slachtoffer] het leven heeft gelaten.
Voorts is bepleit dat er sprake is geweest van schending van artikel 6 van het EVRM nu de cruciale getuige [getuige 1] niet door de verdediging is kunnen worden gehoord ondanks het feit dat herhaalde verzoeken hiertoe door de rechtbank en het hof zijn toegewezen. Nu de verklaring van [getuige 1] van essentieel belang is voor de vaststelling van voorbedachte raad dan wel voor het verwerpen van het noodweer(exces)verweer en de verdediging de verklaring van [getuige 1] niet betrouwbaar acht, dient deze verklaring te worden uitgesloten van het bewijs. Daarmee bestaat er geen weerlegging voor de verklaring van de verdachte dat [slachtoffer] hem als eerste heeft aangevallen, eerst door een klap en daarna met een mes.
III. Overwegingen van het hof
Op woensdag 10 juli 2019 omstreeks 13.15 uur komen er bij de politie diverse meldingen binnen dat een vrouw door een negroïde man met een mes zou zijn neergestoken. De vrouw zou helemaal onder het bloed zitten en de negroïde man zou na het steken zijn weggelopen.
Zodra de eerste verbalisanten om 13.17 uur ter plaatse komen, zien zij op de [a-straat] in Kerkrade ter hoogte van huisnummer [2] een persoon op de buik met het gezicht naar beneden op het trottoir liggen. De verbalisanten zien dat er rondom het gezicht en de nek van het slachtoffer erg veel bloed aanwezig is. Verbalisant [verbalisant] ziet dat er bloed uit de nek van het slachtoffer komt en wil dit met de hand stelpen. Daarbij voelt de verbalisant dat de nek van het slachtoffer bijna volledig is doorgesneden. Eerste hulp mag niet meer baten.
De verbalisanten ter plaatse herkenden het slachtoffer als [slachtoffer] . Het was de verbalisanten ambtshalve bekend dat [slachtoffer] een relatie had met de verdachte [verdachte] en dat er de laatste maanden veelvuldig politie ingezet was op meldingen van [slachtoffer] naar aanleiding van doodsbedreigingen van de verdachte aan het adres van [slachtoffer] .
Op de beelden opgenomen door de camera bevestigd aan het pand aan de [a-straat 1] te Kerkrade is te zien dat op 10 juli 2019 om 13:08:48 uur de verdachte aan komt lopen, om 13:08:53 uur de [a-straat] oversteekt en om 13:08:59 uur het steegje links naast, woning van [slachtoffer] in loopt. Om 13:12:51 uur komt [getuige 1] aangefietst en stopt aan de rechterzijde van de [a-straat] ter hoogte van de achtertuin van [slachtoffer] . [betrokkene 2] komt om 13:12:54 uur uit de achtertuin van [slachtoffer] lopen en loopt om 13:13:03 via het steegje aan de linkerzijde van de woning van [slachtoffer] in de richting van de voorkant van die woning. Om 13:13:39 uur komt de verdachte uit het steegje rennen waarna hij om 13:13:45 uur door het tuinpoortje de achtertuin van [slachtoffer] binnen rent. [getuige 1] staat dan nog steeds stil met zijn fiets ter hoogte van die achtertuin. Om 13:13:47 uur kijkt [getuige 1] op en draait hij zijn hoofd in de richting van de tuin van [slachtoffer] en blijft hiernaar kijken. Om 13:13:55 uur sleept/trekt de verdachte [slachtoffer] uit de achtertuin en valt [slachtoffer] achterover op de stoep. [getuige 1] kijkt richting dit incident. De verdachte buigt vervolgens over [slachtoffer] heen en maakt snijdende bewegingen ter hoogte van de keel/hals van [slachtoffer] . Hierna rent de verdachte weg in de richting van het steegje. [slachtoffer] blijft roerloos op de stoep liggen.
Uitgaande van de tijdstippen op de camerabeelden verstrijken tussen het moment dat de verdachte het steegje naast de woning van [slachtoffer] in loopt (
13:08:59) en het moment waarop de verdachte vanuit die steeg richting de achtertuin van [slachtoffer] rent (
13:13:39)
4 minuten en 40 seconden. Tussen het moment dat de verdachte, de tuin van [slachtoffer] naar binnenrent (
13:13:45) en het moment waarop hij het [slachtoffer] de tuin uit sleept/trekt (
13:13:55) verstrijken 10 seconden.
Uit het sectierapport volgt dat op het lichaam van [slachtoffer] 4 steekletsels en 10 snijletsels zijn aangetroffen. Op de linkerborst bevond zich een min of meer gehoekte, gladrandige huidperforatie van ca. 12 cm. Hierbij was er een naar rechts, rugwaarts en voetwaarts gericht wondkanaal, met een maximale diepte van 10 cm, met onder andere perforatie/beschadiging van de 2e tot en met de 4e rib, de bovenkwab van de linkerlong, het hart (doorsteek), de lichaamsslagader (aorta 2 x) en beschadiging van de borstwervelkolom. In de nek zat een gladrandige huidklieving van ca. 20cm. In de wondranden waren er meerdere huidflapjes, die aangaven dat er meerdere snijbewegingen zijn gemaakt. Hierbij was er klieving van onder andere de halswervelkolom (tussen nekwervels C2 en C3), het ruggenmerg, de rechterhalsslagaders en de rechterhalsader. Verder zijn er steek-/snijletsels geconstateerd op de linker- en rechterwang en de linker- en rechterhand.
Alle letsels zijn bij leven ontstaan door de inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig snijdend/perforerend geweld. Het letsel op de linkerborst en dat in de hals kunnen, naar de bevindingen van de patholoog, ieder op zich, of in combinatie met elkaar, het overlijden van [slachtoffer] verklaren. De verwondingen op de handen van [slachtoffer] passen bij afweerletsels.
Later die dag is er op de vluchtroute van de verdachte in de buurt van de woning van het slachtoffer een mes gevonden met daarop bloedsporen van [slachtoffer] en de verdachte.
Gelet op het vorenstaande stelt het hof allereerst vast dat de verdachte [slachtoffer] op 10 juli 2019 door stekend en snijdend geweld om het leven heeft gebracht.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard (proces-verbaal zitting eerste aanleg van 30 april 2021) dat hij een lange relatie heeft gehad met [slachtoffer] en dat hij die had beëindigd omdat zij getrouwd zou zijn met een Afrikaanse man. [slachtoffer] heeft meerdere aangiftes gedaan van bedreigingen door hem, maar deze bedreigingen zijn volgens de verdachte afkomstig van zijn toenmalige vriendin [getuige 4] . De verdachte heeft erkend dat hij [betrokkene 2] heeft ingeschakeld om op 10 juli 2019 met [slachtoffer] in contact te komen, want [slachtoffer] wilde hem niet zien. De verdachte wilde het die dag, naar eigen zeggen, goed maken met [slachtoffer] en met haar praten: “zij was mijn vrouw. Ik hou van haar”. Op het moment dat de verdachte in de tuin van [slachtoffer] was, sloeg [slachtoffer] de verdachte in het gezicht waardoor het mes uit zijn broeksband viel. [slachtoffer] zou het mes hebben opgepakt en de verdachte hebben aangevallen, waarbij de verdachte gewond is geraakt. Daarna raakte de verdachte in paniek, is er een vechtpartij ontstaan en kan de verdachte zich niet meer herinneren wat er precies is gebeurd en hoe [slachtoffer] aan haar letsel is gekomen. De verdachte geeft bij het tonen van de camerabeelden wel aan dat hij te ver is gegaan.
Nu het hof reeds heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer [slachtoffer] op 10 juli 2021 door stekend en snijdend geweld om het leven heeft gebracht, staat het hof voor de vraag of hierbij sprake is geweest van voorbedachte raad, en derhalve van moord.
Aan de hand van de gebruikte bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast.
Uit de door [slachtoffer] aan de verdachte gestuurde berichten volgt dat niet de verdachte, maar dat [slachtoffer] in ieder geval op 29 april 2019 de relatie met de verdachte heeft verbroken en dat ze vanaf dat moment niets meer met de verdachte te maken wilde hebben. Dat [slachtoffer] de relatie heeft beëindigd, blijkt voorts ook uit de verklaring van [getuige 4] , de toenmalige vriendin van de verdachte. Dat de verdachte de breuk niet kon verkroppen, blijkt behalve uit zijn berichten naar [slachtoffer] , onder meer uit de meldingen van [slachtoffer] bij de politie en het door middel van een kort gedingprocedure verkregen contact- en locatieverbod. (Voor het verweer van de verdachte dat [getuige 4] deze berichten naar [slachtoffer] zou hebben gestuurd, ontbreekt ieder begin van aannemelijkheid.) De verdachte kon het evenmin verteren dat [slachtoffer] contact had met een andere, Afrikaanse man. Daarvan was hij een aantal maanden eerder op de hoogte geraakt en dat zou iets in zijn hoofd hebben ‘geknakt’, aldus zijn heeft zoon de verdachte [betrokkene 1] .
Voorafgaande aan 10 juli 2019 heeft de verdachte meermalen te kennen gegeven dat hij [slachtoffer] om het leven zou brengen. Dit volgt onder meer uit de verklaring van [getuige 3] en een tapgesprek van zijn zoon [betrokkene 1] . [slachtoffer] durfde daardoor zelfs niet meer alleen haar huis uit.
Daags voor 10 juli 2019 schakelt de verdachte [betrokkene 2] in om via haar een gelegenheid te creëren om in contact te komen met [slachtoffer] . De verdachte laat [betrokkene 2] bij [slachtoffer] een taart bestellen welke op zaterdag 13 juli 2019 opgehaald zou worden. [slachtoffer] neemt op woensdag 10 juli 2019 vroeg in de ochtend met [betrokkene 2] contact op en vraagt haar om die dag het geld voor de taart te brengen. Vervolgens spreekt de verdachte met [betrokkene 2] af bij de bushalte aan [b-straat] in Kerkrade en geeft hij haar later die ochtend het geld dat ze moet afleveren bij [slachtoffer] . Daarna is [betrokkene 2] naar de woning van [slachtoffer] gefietst.
Om 12:50 uur die dag koopt de verdachte bij de Albert Heijn in Kerkrade een vleesmes. Volgens Albert Heijn-medewerker [getuige 5] heeft de verdachte voorafgaande aan de koop van het mes specifiek gevraagd naar een mes om vlees mee te snijden. Het mes dat de verdachte zelf in de Albert Heijn uitzoekt, heeft een lemmet van ongeveer 22 cm. Het verweer dat dit mes gekocht zou zijn omdat de verdachte bedreigd zou worden door verschillende mannen, schuift het hof als ongeloofwaardig ter zijde. Tegenover zijn goede vriend [betrokkene 3] en zijn toenmalige vriendin [getuige 4] heeft hij nooit over deze bedreigingen gesproken en zij hebben ook nooit een mes bij hem gezien (zie hun verklaringen tegenover de rechter-commissaris d.d. 14 mei 2020 en 27 augustus 2020). Vanuit de Albert Heijn loopt de verdachte met dat mes naar de woning van [slachtoffer] alwaar hij om 13:08 uur aankomt.
De verdachte neemt telefonisch contact op met [betrokkene 2] en probeert haar tevergeefs te bewegen de voordeur van de woning van [slachtoffer] te openen. Tegen 13:13 uur verlaat [betrokkene 2] via de achterzijde de woning van [slachtoffer] en loopt ze richting haar fiets aan de voorzijde. Aldaar komt ze in het steegje de verdachte tegen, die haar vraagt waar [slachtoffer] is. Zodra [betrokkene 2] zegt dat [slachtoffer] achter is, rent de verdachte naar de achterzijde en betreedt hij de tuin van [slachtoffer] . Gelet op de beelden in combinatie met het vastgestelde letsel, de aangetroffen bloedsporen in de tuin, de ter plaatse gevonden telefoon van het slachtoffer en de latere uitlatingen van de verdachte tegenover [getuige 2] en zijn zoon [betrokkene 1] stelt het hof vast dat [slachtoffer] in de tuin in een tijdsbestek van 10 seconden door de verdachte met het daarvoor door hem gekochte mes diep in haar borst is geraakt. De verdachte trekt [slachtoffer] vervolgens uit de tuin naar het trottoir, waar ze op de grond valt en blijft liggen. Op dat moment snijdt de verdachte [slachtoffer] meermaals diep in haar hals. Na dit alles rent de verdachte weg.
Nadat de verdachte [slachtoffer] heeft gedood, vlucht de verdachte en komt hij onder meer bij getuige [getuige 2] terecht. Daar vertelt de verdachte huilend, in reactie op de mededeling van [getuige 2] dat hij zich bij de politie moet melden, dat [slachtoffer] een andere man had. Nadat [getuige 2] tegen de verdachte had gezegd dat hij [slachtoffer] niet had hoeven steken, antwoordde de verdachte hem dat [slachtoffer] hem verdriet had gedaan.
[betrokkene 1] heeft in een getapt telefoongesprek op 16 juli 2019 tegen [getuige 4] gezegd dat zijn vader hem op de ochtend van 10 juli 2019 belde en zei dat hij ‘het ging doen’ en dat de verdachte daarna weer belde dat hij ‘het gedaan had’. Dat deze gesprekken zijn gevoerd blijkt uit de telefoongegevens van de verdachte waaruit volgt dat hij om 11:34:25 uur naar [betrokkene 1] heeft gebeld en vervolgens weer om 13:39:47 uur. Deze gesprekken vinden aldus kort vóór en kort na het dodelijke steekincident plaats. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat ‘het’ op niets anders kan slaan dan op de uitvoering van het plan van de verdachte om [slachtoffer] van het leven te beroven. De door [betrokkene 1] later afgelegde verklaring dat hij dacht dat het ging om het ophalen van goederen, acht het hof niet geloofwaardig. Indien dit het geval zou zijn, mist het tweede telefoontje, te weten dat hij "het" gedaan heeft, iedere context. Bovendien zegt [betrokkene 1] in dat tapgesprek met [getuige 4] direct na voormelde woorden: ‘ik kon het niet geloven. Ik was boos. [slachtoffer] was niet slecht’. Dat laat geen andere interpretatie toe.
De combinatie van:
- de eerder door de verdachte geuite doodsbedreigingen richting [slachtoffer] ,
- het via [betrokkene 2] op geraffineerde wijze creëren van een gelegenheid [slachtoffer] fysiek te treffen,
- de aankoop van een groot en scherp vleesmes en daarmee meteen naar het huis van [slachtoffer] lopen,
- het zich vervolgens verdekt opstellen in de steeg naast het huis van [slachtoffer] van waaruit zowel de voor- als de achterkant van de woning Van [slachtoffer] benaderbaar zijn,
- het tussentijds telefonisch contact onderhouden met [betrokkene 2] teneinde informatie te vergaren en daadwerkelijk trachten met behulp van [betrokkene 2] toegang tot de woning/ [slachtoffer] te verkrijgen,
- het, nadat de verdachte van [betrokkene 2] te weten komt waar [slachtoffer] is (achtertuin), rennend ter plaatse gaan en [slachtoffer] welhaast onmiddellijk van het leven beroven, als ook de wijze waarop, te weten met een steek in het hart en het doorklieven van haar hals,
- de tussen deze momenten verstreken tijd, en
- de latere uitlatingen over deze daad tegenover [getuige 2] en zijn zoon [betrokkene 1] ,
maken de conclusie dat sprake is geweest van een plan van de verdachte waaraan hij vervolgens weldoordacht uitvoering heeft gegeven, en derhalve van voorbedachte rade, onontkoombaar.
Noodweer(exces)
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte heeft gehandeld uit zelfverdediging en dat hem een beroep op een strafuitsluitingsgrond, meer in het bijzonder noodweer/noodweerexces toekomt.
Feitelijke toedracht
De verdachte heeft stellig volgehouden dat het overlijden van [slachtoffer] het gevolg is geweest van een worsteling die is ontstaan uit een noodweersituatie. De verdachte stelt dat hij allereerst door [slachtoffer] in het gezicht is geslagen en dat hij, nadat het mes uit zijn broek zou zijn gevallen, daarmee door [slachtoffer] is aangevallen. Tijdens de worsteling is hij in zijn hand en arm gesneden. De verdachte stelt dat hij in paniek was en kan zich de precieze gang van zaken niet herinneren. Volgens de verdediging komt de verdachte op grond hiervan een beroep op noodweer/noodweerexces toe. De verdediging acht een noodweersituatie aannemelijk geworden, te meer er geen bewijs voorhanden is dat de verklaring van de verdachte uitsluit. Aan de verklaring van [getuige 1] kan in dit verband geen betekenis worden toegekend. Meer in het bijzonder is deze verklaring niet bruikbaar voor het bewijs noch voor de weerlegging van het noodweer(exces)scenario, aangezien de verdediging niet in de gelegenheid is geweest deze "Keskin"-getuige te horen en de verklaring van deze getuige als "sole or decisive" moet worden aangemerkt. De verdediging heeft voorts bepleit dat de verklaring van [getuige 1] onbetrouwbaar is nu de getuige een signalement heeft gegeven van de dader dat niet past in het signalement van de verdachte.
Getuige [getuige 1]
Allereerst zal het hof ingaan op de bruikbaarheid van de door [getuige 1] afgelegde verklaring.
Ten aanzien van hetgeen zich in de tuin heeft afgespeeld, heeft getuige [getuige 1] , die ten tijde van het bewezenverklaarde gepositioneerd was ter hoogte van de achtertuin van [slachtoffer] , verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer] op haar telefoon keek, dat de verdachte eraan kwam, [slachtoffer] duwde en met een mes met een lemmet van ongeveer 30 cm boven zijn hoofd zwaaide. De verdachte heeft [slachtoffer] aangevallen. Nadat [slachtoffer] op de grond is gevallen, vluchtte de verdachte waarbij hij het mes in een tuintje heeft gegooid, aldus [getuige 1] .
Het hof is van oordeel dat het hier gaat om een belastende getuige die in kader van de Keskin-jurisprudentie gehoord had moeten kunnen worden door de verdediging. Verzoeken daartoe zijn in eerste aanleg en in hoger beroep dan ook toegewezen. Middels een EOB is de getuige gehoord in Frankrijk, maar buiten aanwezigheid van de verdediging. Nadien is door de rechter-commissaris respectievelijk raadsheer-commissaris in opdracht van de rechtbank en het hof meermaals en uitvoerig getracht om in contact te komen met de getuige. In hoger beroep is gebleken dat de ouders van de getuige al jaren geen contact meer hebben gehad met de getuige en dat de getuige reeds als vermist is opgegeven in Portugal. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de rechtbank en het hof er alles aan hebben gedaan om de getuige te doen horen en dat het niet aannemelijk is dat de getuige binnen een aanvaardbare termijn nog gehoord kan worden.
Naar het oordeel van het hof is de verklaring van getuige [getuige 1] niet “sole or decisive”, niet ‘determinative for the outcome of the case’ voor hetgeen in de achtertuin is voorgevallen. De verklaring van de verdachte omtrent de aanval door [slachtoffer] wordt niet enkel weerlegd door de verklaring van [getuige 1] . Uit de camerabeelden blijkt immers dat de verdachte de tuin van [slachtoffer] binnenrent en haar 10 seconden later achterwaarts naar buiten trekt/sleept. Op dat moment is [slachtoffer] al een dodelijke steekverwonding in het hart toegebracht. Bovendien passen de niet dodelijke letsels van [slachtoffer] bij afweerletsels. Niet in de laatste plaats wijst het hof op de uitspraken van de verdachte voor het gebeuren jegens [getuige 3] (dat hij [slachtoffer] zal doden) en [betrokkene 1] (de ochtend voor het incident dat hij ‘het’ ging doen en kort daarna dat hij ‘het’ had gedaan, waarbij ‘het’ enkel kan slaan op de uitvoering van het plan van de verdachte om [slachtoffer] te doden), alsmede op de verklaring van [getuige 2] . Jegens [getuige 2] heeft de verdachte kort na het gebeuren niets verteld over een aanval door [slachtoffer] , maar heeft hij op de uitspraak van [getuige 2] dat hij [slachtoffer] niet had hoeven steken, enkel gereageerd met de woorden dat ze hem verdriet had gedaan.
Voorts acht het hof de door [getuige 1] afgelegde verklaring betrouwbaar. Het hof is van oordeel dat, gelet op de omstandigheden toen en daar op de plaats delict, een onjuiste inschatting van de getuige omtrent de lengte en het gewicht van de dader niets afdoet aan de betrouwbaarheid van (de rest van) zijn verklaring. Daar komt bij dat het hof van oordeel is dat de getuige vanaf zijn plek wel degelijk in de achtertuin kon kijken en daarbij de verdachte en [slachtoffer] kon waarnemen alsmede (deels) kon waarnemen wat daar gebeurde. Zo wordt de verklaring van [getuige 1] , inhoudende dat [slachtoffer] op haar telefoon bezig was voordat de verdachte er aankwam, ondersteund door het gegeven dat de telefoon van [slachtoffer] op de grond in de tuin is aangetroffen. Voorts is overeenkomstig de verklaring van de getuige het door de verdachte gebruikte mes met behulp van een speurhond aangetroffen in een van de tuinen aan de [a-straat] .
Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de strafprocedure in het geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces en de daaraan verbonden notie van ‘overall fairness of the trial’.”