Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
26 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor openlijke geweldpleging en het handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. De Hoge Raad heeft in deze uitspraak de redelijke termijn in de cassatiefase beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de redelijke termijn was overschreden met 13 dagen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak over de inbreuk op het recht van de verdachte op een behandeling binnen redelijke termijn. Het arrest verduidelijkt dat in bepaalde gevallen kan worden volstaan met de constatering van overschrijding zonder dat dit leidt tot een vermindering van de opgelegde straf of ontnemingsbedrag. Dit is met name het geval wanneer de overschrijding minder dan een maand bedraagt of wanneer de opgelegde straf van beperkte aard is. In deze zaak, waarin meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, volstond de Hoge Raad met de constatering van overschrijding van de redelijke termijn zonder verdere rechtsgevolgen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarbij de eerder opgelegde straffen van 11 dagen gevangenisstraf en 60 uren taakstraf in stand blijven.