ECLI:NL:RBNNE:2023:2478

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
18-129995-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dood door schuld door nalaten van medische hulp na druggebruik

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van dood door schuld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 oktober 2021, waarbij het slachtoffer, na het gebruik van GHB, XTC en alcohol, buiten bewustzijn raakte in de woning van de verdachte. De verdachte heeft nagelaten om tijdig medische hulp in te schakelen, ondanks dat hij zich bewust was van de gevaren van de combinatie van deze middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door het slachtoffer op bed te leggen en zelf weer naar bed te gaan zonder hulp in te schakelen, aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig heeft gehandeld. Het slachtoffer overleed uiteindelijk op 25 oktober 2021 aan de gevolgen van hersenschade door zuurstoftekort, veroorzaakt door de intoxicatie. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 150 uren op en wees gedeeltelijk vorderingen van benadeelde partijen toe, waaronder affectieschade voor de moeder en stiefvader van het slachtoffer. De vorderingen tot schokschade en vererfde letselschade werden niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.129995.22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 21 juni 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 mei 2023 en 21 juni 2023.
Verdachte is ter terechtzitting van 31 mei 2023 verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2021 tot en met 25 oktober 2021, te Heerenveen, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig heeft gehandeld, door
  • in een koelkast in zijn woning aan de [adres] een (water)flesje gevuld met GHB voorhanden tehebben en/of
  • dat (water)flesje gevuld met GHB voor een ieder vrij toegankelijk te bewaren (tussen de overigelevensmiddelen), terwijl onduidelijk was dat er GHB in dat (water)flesje zat en/of
  • hij bekend was (met de gevaren) van het gebruik van GHB, al dan niet in combinatie met anderemiddelen en/of
  • terwijlo hij bekend was met (de gevaren van) het gebruik van GHB, al dan niet in combinatie met andere middelen en/of
hij bekend was met de adviezen om snel medische hulp in te schakelen als iemand buitenbewustzijn is geraakt na de inname van GHB en/of
het hem bekend was dat [slachtoffer] ook alcohol en/of XTC had ingenomen en/of
het hem bekend was dat [slachtoffer] ook een of meerdere slokjes, althans een slecht gedoseerdehoeveelheid, GHB tot zich had genomen en/of o [slachtoffer] na die inname over langere tijd buiten bewustzijn was (geraakt) en/of niet aanspreekbaar was en/of wakker te krijgen was en/of niet reageerde op (pijn)prikkels,
- die [slachtoffer] (vervolgens) op de bank en/of het bed heeft laten liggen en/of pas na geruime tijd, althans niet direct, althans niet tijdig, de hulpdienst (te weten de ambulance), althans medische hulp en verzorging, heeft gealarmeerd en/of ingeschakeld, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, te weten hersenschade op basis van zuurstoftekort, heeft bekomen, dat zij in medisch hulpbehoevende toestand is geraakt en aan de gevolgen daarvan is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 oktober 2021 tot en met 25 oktober 2021, te Heerenveen, (in een woning, gelegen aan of bij de [adres] , aldaar,) als getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin [slachtoffer] , verkeerde, heeft nagelaten om deze hulp te verlenen en/of hulp te verschaffen, immers heeft verdachte, toen hij bemerkte dat die [slachtoffer] in de nacht of ochtend van 15 oktober 2021 naast alcohol en/of verdovende middelen (te weten: XTC) uit een (water)flesje gevuld met GHB een of meerdere slokjes had gedronken en die [slachtoffer] (daardoor) hulpbehoevend was geraakt en/of buitenbewustzijn was geraakt en niet meer reageerde op (pijn) prikkels van buitenaf, geen, althans niet tijdig, (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen, terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde gedeeltelijke vrijspraak gevorderd van het voorhanden hebben van een waterflesje met GHB in de woning zoals omschreven in de eerste twee gedachtestreepjes van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het waterflesje met GHB in de koelkast bewaarde. Voor het overige kan het feit wel wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte en medeverdachte
[medeverdachte] wisten dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) als gevolg van de inname van GHB in combinatie met andere drugs en alcohol bewusteloos was geraakt. Verdachte was bekend met de gevaren van het gebruik van GHB. Verdachten hebben gedurende ruim twee uur nagelaten om medische hulp in te schakelen. Door dit nalatig handelen hebben zij het risico dat [slachtoffer] zou komen te overlijden in zodanige mate verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs aan hen kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een volledige vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het primaire feit heeft hij aangevoerd dat onderdelen van het ten laste gelegde feitelijk niet kunnen worden bewezen en dat er geen sprake is van schuld, omdat verdachte niet in aanmerkelijke mate verwijtbaar nalatig is geweest.
Voor wat betreft het aanwezig hebben van een flesje GHB heeft de raadsman aangevoerd dat de getuigenverklaring van verdachte van 15 oktober 2021 niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Verdachte is niet op zijn rechten als verdachte gewezen, terwijl ten tijde van het verhoor wel sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Daarnaast wordt de stelling van verdachte dat het flesje niet van hem was, bevestigd door meerdere getuigen die verklaren dat ze nooit een waterflesje hebben gezien in de betreffende koelkast.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte niet bekend was met de gevaren van het gebruik van GHB. Op basis van een eerdere ervaring relateerde verdachte ‘out’ gaan door GHB aan tijdelijk slapen. Hij wist niet dat het potentieel dodelijk was.
Ten aanzien van de stelling dat verdachte bekend was met het advies om medische hulp in te schakelen, heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van hetgeen hij op internet heeft opgezocht. Hij kan zich niet herinneren dat hij heeft gezocht naar de gevolgen van teveel GHB. Ter onderbouwing van die stelling heeft de verdediging een rapport van rechtspsycholoog dr. Van Oorsouw overgelegd waaruit volgt dat authentiek geheugenverlies niet kan worden uitgesloten. Ook is aangevoerd dat uit de websites geen eenduidig advies volgt om medische hulp in te schakelen indien iemand niet reageert op pijnprikkels.
De raadsman heeft over de feitelijkheden ten slotte gesteld dat verdachte wel wist dat [slachtoffer] alcohol en xtc had gehad, maar geen wetenschap had van een slecht gedoseerde hoeveelheid GHB. Verdachte hoorde namelijk dat [slachtoffer] een slokje had genomen, maar ook dat ze een deel had uitgespuugd.
Over het causale verband tussen het nalaten en het overlijden heeft de raadsman gesteld dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer] niet zou zijn overleden als de hulpdiensten wel tijdig waren gealarmeerd.
Voor het subsidiaire feit moet eveneens vrijspraak volgen, omdat verdachte zich niet bewust is geweest van het levensgevaar waarin [slachtoffer] verkeerde.
Oordeel van de rechtbank Inleiding
Op de avond van 14 oktober 2021 was verdachte met een aantal leden van de businessclub ' [naam businessclub] ' in café [café] in Heerenveen. Daar kwamen de mannen in contact met [slachtoffer] en medeverdachte [medeverdachte] . [slachtoffer] en [medeverdachte] zijn met verdachte, [getuige 1] en
[getuige 2] meegegaan naar het huis van verdachte. In de woning heeft [slachtoffer] alcohol gedronken, een gedeelte van een xtc-pil gehad en GHB binnengekregen. [medeverdachte] merkte omstreeks 6:17 uur dat [slachtoffer] niet wakker werd. Zij heeft verdachte wakker gemaakt die na enige tijd weer naar bed is gegaan. [medeverdachte] is steeds bij [slachtoffer] gebleven. Uiteindelijk is om 8:27 uur de ambulance gebeld door getuige [getuige 3] . [slachtoffer] is vervolgens naar het ziekenhuis gebracht waar zij op 25 oktober 2021 is overleden.
De rechtbank moet beoordelen of verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] dusdanig aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig heeft gehandeld, door pas na geruime tijd medische hulp in te schakelen, dat het overlijden van [slachtoffer] aan zijn schuld te wijten is.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte een waterflesje met GHB voorhanden heeft gehad en op een vrij toegankelijke plaats bewaarde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de eerste twee gedachtestreepjes op de tenlastelegging. Het verweer van de raadsman hierover kan daarom onbesproken blijven. De getuigenverklaring van verdachte van 15 oktober 2021 zal door de rechtbank niet voor het bewijs worden gebruikt.

Bewijsmiddelen 1

De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen, die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast over de tijdlijn van de gebeurtenissen, het overlijden van [slachtoffer] en de eerdere ervaringen van verdachte met GHB.
Tijdlijn van de gebeurtenissen in de nacht van 15 oktober 2021
Op 15 oktober 2021 om 2:14 uur arriveerden verdachte, [medeverdachte] , [slachtoffer] en [getuige 1] bij de woning van verdachte in Heerenveen. Om 2:17 uur kwam [getuige 2] bij de woning.
2Verdachte heeft gezien dat [slachtoffer] in de woning twee glazen alcohol heeft gedronken en een gedeelte van een xtc-pil heeft gehad.
3[medeverdachte] heeft dat ook gezien.
4
[medeverdachte] treft [slachtoffer] aan
[medeverdachte] werd om ongeveer 5:45 uur wakker op de bank. Zij zag [getuige 1] en [slachtoffer] naast zich op de bank en heeft een rondje door het huis gelopen. Toen ze terug kwam hoorde ze [slachtoffer] snurken. Na ongeveer 10 minuten probeerde ze haar wakker te maken. [medeverdachte] heeft tikken in [slachtoffer] haar gezicht gegeven, twee keer een glas water in haar gezicht gegooid en ze heeft haar zo hard door elkaar geschud dat ze van de bank af is gegleden. [slachtoffer] werd echter niet wakker.
5
[medeverdachte] heeft om 6:17 uur op haar telefoon via Google op de termen “drugs en niet meer wakker worden” gezocht. Om 6:21 uur heeft zij een filmpje van [slachtoffer] gemaakt.
6Op het filmpje is te zien dat iemand met de vlakke hand meermalen in het gezicht slaat en daarna met de vlakke hand het gezicht heen en weer beweegt.
7[medeverdachte] heeft het filmpje vervolgens via Snapchat aan getuige [getuige 4] verstuurd. [getuige 4] heeft in reactie op dit filmpje gezegd dat verdachte de ambulance moest bellen. Hij heeft dat advies gegeven omdat zijn instinct altijd is dat de ambulance gebeld moet worden als iemand niet bij bewustzijn is.
8
Verdachten raken bekend met GHB-inname door [slachtoffer]
Kort na het maken van het filmpje om 6:21 uur heeft [medeverdachte] verdachte wakker gemaakt.
9
Verdachte kwam beneden en zag [slachtoffer] voor de bank op de grond. Hij heeft haar op de bank gelegd en geprobeerd wakker te maken door haar naam te roepen en in haar gezicht te tikken. Dat lukte niet. Hij zag toen een waterflesje op de bar staan. Hij herkende de geur en de stroperige inhoud van het flesje als GHB.
10[getuige 1] werd wakker gemaakt. [getuige 1] zei toen dat [slachtoffer] een slokje uit het flesje had genomen.
11
Verdachte heeft, samen met [medeverdachte] , [slachtoffer] vervolgens naar de slaapkamer gebracht en op bed gelegd. Dat was zwaar, omdat [slachtoffer] niet meegaf. Hij heeft haar ademhaling en hartslag gecontroleerd en voorgesteld om de situatie nog een uur aan te kijken. Hij is vervolgens weer naar bed gegaan.
12
[medeverdachte] heeft verklaard dat ze voorstelde om de ambulance te bellen, maar dat verdachte zei dat [slachtoffer] haar roes moest uitslapen.
13
Handelingen op de telefoon van verdachte
Uit onderzoek in de telefoon van verdachte blijkt dat er vervolgens de volgende activiteiten plaatsvonden op zijn telefoon. Verdachte heeft verklaard dat niemand anders zijn telefoon op dat moment heeft gebruikt.
14
Om 6:47 uur werd met de telefoon op internet gezocht op ‘teveel g gehad en nu?’. Uit de webhistorie blijkt dat vervolgens de website www.drugsinfoteam.nl/drugsinfo/ghb/ghb-tips is bezocht.
15Op die webpagina staat onder meer ‘haal direct medische hulp als iemand niet bijkomt, niet goed ademt of als je het niet vertrouwt’.
16
Om 7:14 uur werd met de telefoon op internet gezocht op ‘hoe krijg je iemand wakker die teveel ghb heeft gehad’. Vervolgens is de website www.bnnvara.nl/spuitenenslikken/artikelen/wat-gebeurt-erals-je-out-gaat-door-ghb bezocht.
17Op die pagina staat onder meer: “Wanneer iemand niet op pijnprikkels reageert dan ligt hij of zij in coma. Ga dan meteen naar de EHBO. Is er geen EHBO in de buurt, bel dan de ambulance. Het risico is namelijk dat er minder zuurstof naar het brein gaat. In het ergste geval stopt de ademhaling en overlijdt hij of zij.”
18
Om 7:39 uur is met de telefoon een bericht gestuurd naar [getuige 2] .
19
Handelingen op de telefoon van [medeverdachte]is bij [slachtoffer] gebleven en heeft haar hartslag en ademhaling in de gaten gehouden. Zij heeft ondertussen op haar telefoon via Google naar informatie gezocht en advies gevraagd aan vrienden.
20Uit onderzoek in haar telefoon blijkt onder meer het volgende.
Om 6:42 uur werd de pagina ‘Wat is het risico van “out gaan” door GHB?’ bezocht op de website van Drugsinfo.
21Op die pagina staat “Wanneer tegelijk met GHB ook veel alcohol is gebruikt, bestaat het risico op een ademstilstand, omdat alcohol de dempende werking van GHB versterkt.”
22
Om 6:53 uur werd via Whatsapp het bericht “ [slachtoffer] is droogeert” gestuurd naar het contact [getuige 5] .
Om 6:55 uur werd via Google gezocht op “out haan door GHB” en meteen daarna werd de pagina over risico’s op de website van Drugsenuitgaan bezocht.
23Op die pagina staat onder meer
“Bewustzijnsverlies (out gaan) is een gevaarlijke toestand. Als de persoon niet gewekt kan worden, moet altijd 112 gebeld worden.”
24
Om 7:23 uur werd een Whatsappbericht gestuurd naar het contact [getuige 6] met de vraag “Is er een manier om iemand wakker te krijgen die teveel ghb heeft gehad?”
Vervolgens werd om 7:24 uur de pagina over “Overdosis drugs of medicijnen” op de website van het Rode Kruis bezocht.
25Op die pagina staat “Bel 112 als iemand bewusteloos is of als het slachtoffer niet kan blijven zitten.”
26
Om 7:25 uur werd de pagina “Risico’s van GHB” bezocht op de website drugslijn.be.
27Daarop is onder meer te lezen: “Vooral de combinatie van GHB met alcohol is gevaarlijk. Die twee verdovende middelen versterken elkaars effect, wat snel kan leiden tot bewusteloosheid of coma.”
28
Om 7:27 uur werd via Whatsapp het volgende bericht van [getuige 6] ontvangen: Uhm gaat heel moeilijk, eigenlijk is die persoon dan out gegaan. Kan wel uren duren voor dat die weer wakker is. En anders elke vorm van pijn, om die persoon wakker te maken. Of in ieder geval op reageert.”
Om 7:28 uur werd via Google gezocht op “pijnprikkel geven” en vervolgens werd een pagina over Fysische diagnostiek - de Glasgow-comaschaal voor het meten van bewustzijnsstoornissen op de website van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde bezocht.
29
Vervolgens werden onder meer de volgende Whatsappberichten gestuurd tussen [medeverdachte] (S) en getuige [getuige 6] (G):
S – 7:31 uur: [slachtoffer] is gedrogeerd….
G – 7:34 uur: Kijken of ze reageert op pijn, dus heel hard knijpen ect. Als ze daar niet op reageert zou ik de ambu bellen
S – 7:34 uur: Jaa ze reageert dus echt nergens op
S – 7:34 uur: Al 2 uren niet
S – 7:39 uur: Het is gewoon lastig of je wel of niet ambu moet bellen
G – 7:43 uur: Ik zou het wel doen, en anders spoed eisende hulp even bellen. En vragen wat zij verstandig vinden.
30
Om 7:45 uur werd via Google gezocht op “spoedeisende hulp” en “dokterswacht”. Vervolgens werd om 7:46 uur de pagina “Bellen, ja of nee?” op de website dokterswacht.nl bezocht.
31
Inschakelen van medische hulp
Om 8:19 uur kwam getuige [getuige 3] bij de woning aan om [medeverdachte] en [slachtoffer] op te halen. Zij zag [slachtoffer] liggen en heeft haar een pijnprikkel gegeven. [slachtoffer] ademde zwaar en reageerde nergens op.
32[getuige 3] heeft om 8:27 uur 112 gebeld.
33Om 8:38 uur heeft [medeverdachte] 112 gebeld, omdat de situatie verslechterde.
34[slachtoffer] werd blauw en haar ademhaling stopte. [medeverdachte] heeft op aanwijzingen van de meldkamer [slachtoffer] gereanimeerd.
35De ambulance kwam om 8:42 uur bij de woning aan.
36Verdachte kwam beneden toen het ambulancepersoneel ter plaatse was.
37
De politie kwam omstreeks 8:50 uur ter plaatse. Verbalisant [naam] zag dat [slachtoffer] door het ambulancepersoneel werd gereanimeerd. Na enige tijd kreeg zij geen borstmassage meer en had zij weer een zelfstandige hartslag. Zij werd nog wel beademd. Zij werd vervolgens in de ambulance meegenomen.
38
De verbalisanten hebben het flesje met GHB in beslag genomen.
39Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) wees uit dat de vloeistof circa 0,6 gram GHB per milliliter bevat. Deze concentratie past bij pure GHB.
40
Oorzaak van het overlijden
Uit het schouwverslag en het forensisch pathologisch onderzoek van het NFI blijkt dat [slachtoffer] op 25 oktober 2021 is overleden aan de gevolgen van hersenschade op basis van zuurstoftekort door intoxicatie.
41Uit toxicologisch onderzoek blijkt dat er in het bloed van [slachtoffer] dat op 15 oktober 2021 is afgenomen, GHB is aangetroffen in een concentratie van 340 mg/ l.
42Deze concentratie kan passen bij een of twee slokken GHB uit het aangetroffen flesje.
43In haar bloed is verder ethanol (alcohol) gemeten in een concentratie van 0,9 mg/ml en er zijn amfetamine-achtigen en cocaïne in aangetroffen. De hoge bloedconcentratie van 340 mg/l GHB, in combinatie met ethanol (alcohol) en MDMA, heeft geleid tot het reanimatiebehoeftig worden en kan daarmee het uiteindelijke overlijden verklaren. In het rapport wordt verder opgemerkt dat bij concentraties van GHB in het bloed van meer dan 250 mg/l een diepe, coma-achtige slaap optreedt en dat de combinatie van GHB en alcohol kan leiden tot sterkere demping waaronder remming van de ademhaling.
44
Eerdere ervaringen van verdachte met GHB
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij in zijn vorige relatie geëxperimenteerd heeft met GHB en dat hij één keer heeft meegemaakt dat iemand out ging door GHB.
45
Bij de politie heeft verdachte op 25 oktober 2021 verklaard dat hij twee of drie keer GHB heeft gebruikt. Hij weet dat je moet oppassen met de dosering, omdat je anders out kunt gaan. Voor het doseren gebruikte hij een klein spuitje met afgemeten milliliters. Van de GHB die hij had, was de dosering voor vrouwen niet meer dat 1,8 milliliter en voor mannen niet meer dan 2 milliliter. Hij heeft gehoord dat de combinatie van GHB met alcohol heel gevaarlijk is.
46
In de telefoon van verdachte is een chatgesprek tussen verdachte en getuige [getuige 7] op 26 april 2020 aangetroffen waarin [getuige 7] zegt dat hij iemand twee theelepels GHB heeft gegeven.
47Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat het stom is om iemand GHB met een theelepel te geven, omdat je dan niet goed kan doseren.
48
Bewijsoverwegingen Schuld in de zin van artikel 307 Sr
Voor schuld als bestanddeel van de delictsomschrijving in artikel 307 Sr dient sprake te zijn van een grove of aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Van schuld is sprake als een verdachte een bepaald gevolg (zoals in dit geval het overlijden) niet heeft willen veroorzaken, maar het gevolg toch aan de verdachte kan worden verweten, omdat deze anders had moeten en kunnen handelen. Of sprake is van dergelijke schuld in de zin van artikel 307 Sr wordt bepaald door de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is voorts afhankelijk van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De schuld bestaat volgens de tenlastelegging - kort gezegd - uit het nalaten om tijdig medische hulp in te schakelen. De rechtbank is van oordeel dat het nalaten van verdachte schuld in de zin van artikel 307 Sr oplevert. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte] omstreeks 6:17 uur merkte dat [slachtoffer] niet wakker werd. Zij heeft om 6:21 uur een filmpje gemaakt waarop zichtbaar is in wat voor toestand [slachtoffer] op dat moment verkeerd. Zij werd heen en weer geschud en in het gezicht geslagen, maar zij reageerde nergens op. [medeverdachte] heeft vervolgens verdachte wakker gemaakt. Het lukte verdachte echter ook niet om [slachtoffer] wakker te krijgen. Toen verdachte beneden was, dit moet zijn geweest ergens tussen 6:21 uur en 6:42 uur, werd duidelijk dat [slachtoffer] uit een flesje met GHB had gedronken. De rechtbank stelt vast dat verdachten op dat moment wisten dat [slachtoffer] alcohol, xtc en een slecht gedoseerde hoeveelheid GHB had gehad en ondervonden dat [slachtoffer] niet wakker werd en niet reageerde op prikkels. De rechtbank vindt dat onder deze omstandigheden op verdachten de plicht rustte om zich te bekommeren om de gezondheid van [slachtoffer] .
De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte geen wetenschap had van de slecht gedoseerde hoeveelheid GHB. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wist hoe belangrijk het is om GHB goed te doseren. Daarom gebruikte hij zelf een spuitje met afgemeten milliliters en wist hij ook dat met een theelepel niet nauwkeurig genoeg gedoseerd kan worden. Op het moment dat hij van [getuige 1] hoorde dat [slachtoffer] uit het flesje had gedronken, wist hij dat zij een slecht gedoseerde hoeveelheid GHB had ingenomen. Juist het feit dat hij niet precies wist hoeveel GHB [slachtoffer] binnen had gekregen, maakt naar het oordeel van de rechtbank dat hij gelet op zijn voorkennis extra behoedzaam had moeten handelen.
[slachtoffer] is van de bank naar het bed gebracht en verdachten hebben haar hartslag en ademhaling gecontroleerd. Omdat verdachte wel enige handelingen heeft verricht, alleen niet de juiste, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet in grove mate nalatig is geweest. Hij heeft naar het oordeel van de rechtbank echter wel aanmerkelijk onvoorzichtig en nalatig gehandeld. Verdachte is daarna namelijk weer naar bed gegaan en heeft zich niet meer om [slachtoffer] bekommerd, terwijl hij wist dat zij buiten bewustzijn was. Hij kan zich niet meer herinneren wat er is gebeurd vanaf het moment dat hij zich terugtrok in zijn slaapkamer, maar uit de bewijsmiddelen blijkt in ieder geval dat hij tussen 6:47 uur en 7:39 uur zijn telefoon heeft gebruikt om informatie op internet op te zoeken en een bericht te versturen. Verdachte heeft in die tijd niet meer naar [slachtoffer] omgekeken en de zorg voor [slachtoffer] overgelaten aan [medeverdachte] .
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte op de hoogte was van de gevaren van GHB-gebruik en bekend was met het advies om medische hulp in de schakelen wanneer iemand buiten bewustzijn is geraakt na het gebruik van GHB. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat de combinatie van GHB met alcohol heel gevaarlijk is, omdat je out kan gaan. Op de door verdachte om 6:47 uur en 7:15 uur geraadpleegde websites staat nadrukkelijk het advies om medische hulp in te schakelen wanneer iemand out gaat na GHB-gebruik. Het risico van out gaan staat ook beschreven: “In het ergste geval stopt de ademhaling en overlijdt hij of zij.” Naar het oordeel van de rechtbank was het gevolg, het overlijden van [slachtoffer] , daarom voor verdachte voorzienbaar. Het feit dat verdachte zich niet kan herinneren dat hij op zijn telefoon naar informatie heeft gezocht, maakt dat oordeel niet anders. Het feit dat verdachte zich de zoekslagen niet kan herinneren, betekent immers niet dat verdachte de informatie op dat moment niet tot zich heeft genomen. Het betekent enkel dat hij die informatie achteraf niet kan reproduceren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn nalaten de norm om medische hulp in te schakelen als iemand buiten bewustzijn raakt na inname van drugs en alcohol, geschonden. Hij had op basis van de toestand waarin hij [slachtoffer] aantrof, zijn kennis over de gevaren van GHB (in combinatie met alcohol) en de adviezen om medische hulp in te schakelen anders moeten en kunnen handelen.
Causaliteit
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of er een causaal verband bestaat tussen het nalaten van verdachte en het overlijden van [slachtoffer] . Die vraag moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of het overlijden redelijkerwijs als gevolg van het nalaten van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] aan hen kan worden toegerekend. In dit geval gaat het om de vraag of verdachten door hun nalaten het risico dat het slachtoffer zou komen te overlijden in zodanige mate hebben verhoogd dat het overlijden redelijkerwijs aan hen kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat verdachten het risico dat [slachtoffer] zou komen te overlijden in zodanige mate hebben verhoogd, dat het gevolg mede aan hen kan worden toegerekend. Zij hebben
immers nagelaten om tijdig adequate medische hulp in te schakelen, terwijl zij merkten dat [slachtoffer] buiten bewustzijn was en wisten dat zij GHB, alcohol en xtc had ingenomen. In zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat de kans op overleven in een dergelijk geval groter is als tijdig medische zorg beschikbaar is. Uit het rapport van het NFI blijkt dat de combinatie van GHB en alcohol kan leiden tot een sterke demping, waaronder remming van de ademhaling. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt. [slachtoffer] is reanimatiebehoeftig geworden en aan de gevolgen van zuurstoftekort overleden.
Dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] niet zou zijn overleden als eerder medische hulp was ingeroepen, maakt dat oordeel niet anders. Volgens rechtspraak van de Hoge Raad is voor het aannemen van een oorzakelijk verband niet vereist dat is vast te stellen dat het slachtoffer niet zou zijn overleden bij het tijdig inschakelen van medische hulp.
49Het gaat om de vraag of het nalaten van verdachte het risico op overlijden heeft verhoogd. Zoals hiervoor overwogen, vindt de rechtbank dat daarvan sprake is.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat er dusdanig nauw en bewust is samengewerkt tussen verdachte en de medeverdachte, dat sprake is van medeplegen. Zij waren allebei op de hoogte van het feit dat [slachtoffer] naast alcohol en xtc ook GHB had gehad, zij hebben samen geprobeerd [slachtoffer] wakker te maken en in overleg besloten geen medische hulp in te schakelen. De rechtbank acht de dood door schuld in vereniging dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 oktober 2021 te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig heeft gehandeld door, terwijl
hij bekend was met (de gevaren van) het gebruik van GHB, al dan niet in combinatie met anderemiddelen en
hij bekend was met de adviezen om snel medische hulp in te schakelen als iemand buiten
bewustzijn is geraakt na de inname van GHB en
het hem bekend was dat [slachtoffer] ook alcohol en xtc had ingenomen en
het hem bekend was dat [slachtoffer] ook een slecht gedoseerde hoeveelheid GHB tot zich hadgenomen en
[slachtoffer] na die inname over langere tijd buiten bewustzijn was (geraakt) en niet aanspreekbaaren wakker te krijgen was en niet reageerde op (pijn)prikkels,
die [slachtoffer] (vervolgens) op de bank en het bed te laten liggen en pas na geruime tijd de hulpdienst (te weten de ambulance) te alarmeren en in te schakelen, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer] zodanig letsel, te weten hersenschade op basis van zuurstoftekort, heeft bekomen en aan de gevolgen daarvan is overleden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair medeplegen van aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak geen standpunt ingenomen over de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 april 2023 alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dood door schuld. Op het moment dat hij [slachtoffer] bewusteloos aantrof als gevolg van de inname van verschillende drugs in combinatie met alcohol heeft hij haar op bed gelegd en voorgesteld om de situatie nog een uurtje aan te kijken. Verdachte is daarna zelf weer op bed gegaan en heeft zich niet meer bekommerd om [slachtoffer] . Hij heeft de zorg voor [slachtoffer] overgelaten aan [medeverdachte] . Hij is weggegaan, terwijl [slachtoffer] in zijn huis in hulpbehoevende toestand was geraakt na inname van onder meer xtc, GHB en alcohol en hij wist hoe gevaarlijk dat kan zijn. Verdachte had anders moeten handelen en tijdig medische hulp moeten inschakelen.
[slachtoffer] is aan de gevolgen van intoxicatie op 26-jarige leeftijd overleden. Hierdoor is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Uit de indringende slachtofferverklaringen blijkt dat zij nog iedere dag veel pijn en verdriet ervaren. Het gemis van [slachtoffer] is onbeschrijfelijk zwaar voor hen. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf recht zal doen aan het verdriet dat het verlies van [slachtoffer] met zich meebrengt.
Naast de aard en de ernst van het feit houdt de rechtbank rekening met de persoon van verdachte. Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Vast staat dat verdachte niet heeft gewild dat [slachtoffer] zou komen te overlijden.
Ter zitting heeft verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden aangevoerd dat hij als gevolg van berichtgeving over deze gebeurtenis op sociale media bedreigd is. Zijn gezin moest worden beveiligd en hij heeft een aantal maanden elders gewoond. Deze gebeurtenis heeft grote impact gehad op het leven van verdachte en hij ondervindt nog steeds psychische gevolgen daarvan. Verdachte heeft verder aangevoerd dat hij zijn partnerschap in een bedrijf is kwijtgeraakt.
Voor dit feit ontbreken landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank daarom gelet op straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
Gelet op de ernst van het feit begrijpt de rechtbank de vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank zal echter gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de gevolgen die hij hiervan reeds heeft ondervonden geen gevangenisstraf opleggen, maar een taakstraf. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijke straf, omdat zij de kans op herhaling als laag inschat. Een voorwaardelijke straf heeft dan geen toegevoegde waarde.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 150 uren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

Benadeelde partijen

In deze zaak hebben de volgende personen zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. benadeelde partij 1] , moeder van het slachtoffer, vordert een bedrag van € 55.410,11, bestaande uit:
  • € 2.910,11 materiële schade, bestaande uit de posten: kosten van de lijkbezorging ad € 1.778,97 enschokschade ad € 1.131,14;
  • € 20.000,00 schokschade;
  • € 15.000,00 vererfde letselschade namens het slachtoffer;- € 17.500,00 affectieschade.
2. [ [benadeelde partij 2] vordert € 17.500,00 affectieschade als stiefvader van het slachtoffer.
2. [ [benadeelde partij 3] vordert € 17.500,00 affectieschade als halfbroer van het slachtoffer.
2. [ [benadeelde partij 4] vordert € 17.500,00 affectieschade als halfzus van het slachtoffer.
2. [ [benadeelde partij 5] vordert € 17.500,00 affectieschade als (biologische) vader van het slachtoffer.
Voor de vorderingen 1 t/m 4 hebben de nabestaanden verzocht om verdachte [verdachte] te veroordelen tot betaling van 80% van het toegewezen bedrag en verdachte [medeverdachte] te veroordelen tot betaling van 20% van het toegewezen bedrag.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen kunnen worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] aangevoerd dat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Inhoudelijk heeft de raadsman gesteld dat de posten affectieschade en schokschade moeten worden gematigd, gelet op de aard van het delict en de intentie van verdachte. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat bij samenloop van schokschade en affectieschade naar billijkheid een bedrag moet worden toegewezen. De vererfde letselschade moet worden afgewezen, omdat niet is voldaan aan het mededelingsvereiste van artikel 6:95, tweede lid BW. De verdediging heeft geen verweer gevoerd over de kosten van de lijkbezorging.
Ten aanzien van de vorderingen van de stiefvader, halfbroer en halfzus heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken tot affectieschade afgewezen moeten worden. Niet is gebleken dat sprake is van een dusdanige bijzondere affectieve relatie met het slachtoffer dat zij onder de hardheidsclausule vallen.
Voor wat betreft de vordering van de biologische vader heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De vraag of een biologische vader zonder contact recht heeft op affectieschade is te ingewikkeld om te beantwoorden in het strafproces.
Standpunt van de benadeelde partijen Vorderingen 1 t/m 4
Namens [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] heeft mr. Jager in aanvulling op de schriftelijke vorderingen het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] heeft de raadsvrouw ter zitting de post schokschade nader toegelicht. De benadeelde partij heeft ernstige psychische problemen opgelopen door de confrontatie met het lichaam van haar dochter op de brancard, de dagen in het ziekenhuis en de feiten rond de dood van [slachtoffer] die nadien bekend werden. De raadsvrouw heeft met verwijzing naar de door de Hoge Raad in het arrest van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958) geformuleerde gezichtspunten gesteld dat de schade gelet op de ernst van de gevolgen voor vergoeding in aanmerking komt. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat schokschade en affectieschade kunnen cumuleren, omdat twee verschillende systemen van toepassing zijn.
Ten aanzien van de vorderingen tot het vergoeden van affectieschade van [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] heeft de raadsvrouw gesteld dat zij allemaal in dusdanige hechte en nauwe persoonlijke relatie met [slachtoffer] staan, dat een beroep op de hardheidsclausule gehonoreerd moet worden. Dat broers en zussen niet zijn opgenomen in de opsomming van artikel 6:108 BW is een omissie van de wetgever. Ter onderbouwing van die stelling heeft de raadsvrouw verwezen naar wetenschappelijk onderzoek waaruit volgt dat er geen verschil is in psychosociale klachten van broers en zussen ten opzichte van andere nabestaanden en jurisprudentie waarin een beroep op de hardheidsclausule is gehonoreerd.
Vordering 5
Namens [benadeelde partij 5] heeft [medewerker] van Slachtofferhulp Nederland aangevoerd dat de vordering moet worden toegewezen. Er was sprake van een bloedband tussen de benadeelde partij en het slachtoffer en daarnaast hadden zij sinds kort weer contact.
Oordeel van de rechtbank Algemene overwegingen over affectieschade
Artikel 6:108 lid 3 en 4 BW biedt de wettelijke grondslag voor het toekennen van affectieschade. De in de wet aangewezen kring van gerechtigden omvat, voor zover in deze zaak van belang, een ouder van de overledene (lid 4 sub c). In lid 4 onder g is een hardheidsclausule opgenomen die onder uitzonderlijke omstandigheden een recht op vergoeding van affectieschade toekent aan een persoon die niet tot de kring van gerechtigden behoort.
Broers en zussen zijn niet opgenomen in de opsomming van personen die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. De wetgever heeft er uitdrukkelijk voor gekozen hen niet standaard een dergelijk recht toe te kennen. In bijzondere situaties kunnen zij wel vallen onder de hardheidsclausule. Daarvoor is vereist dat er sprake is van een nauwe en persoonlijke relatie, die zo uitzonderlijk is dat deze een normale familieverhouding overstijgt. Alle omstandigheden van het geval zijn van belang, waaronder de intensiteit, de aard en de duur van de relatie.
De wetgever heeft in het Besluit vergoeding affectieschade (hierna: het Besluit) per categorie naasten vaste normbedragen vastgesteld. Het is een zogenoemd forfaitair stelsel. Voor zover de rechtbank tot toewijzing van affectieschade komt, ziet zij daarom geen ruimte om de bedragen te matigen.
Beoordeling vordering [benadeelde partij 1]
Kosten van de lijkbezorging
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Schokschade
Het staat vast dat het overlijden van het slachtoffer een enorme impact heeft gehad op haar moeder. Zij ervaart nog ieder dag een groot gemis. De rechtbank vindt het dus aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Het beoordelen van de aansprakelijkheid in een zaak als deze en het bepalen van het bedrag van schokschade zijn echter ingewikkelde civielrechtelijk vraagstukken. Het slachtoffer is overleden aan de gevolgen van de inname van verschillende drugs en alcohol. Verdachten hebben geen opzet gehad op het overlijden. Zij hebben dit niet gewild. Voor een goede beoordeling van de vordering tot schokschade is, conform jurisprudentie van de Hoge Raad, van belang dat alle omstandigheden, waaronder de aard van het feit en de intentie van verdachten, worden gewogen. De rechtbank vindt de beoordeling van de vordering in dit geval een onevenredige belasting van het strafproces. De vordering zal daarom voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vererfde letselschade
De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling van een post als vererfde letselschade ook een complex civielrechtelijk vraagstuk betreft. Voor een adequate behandeling van een dergelijke vordering is vereist dat alle partijen in het strafproces voldoende kennis paraat hebben om zonder nadere studie de civielrechtelijke aspecten van een vererfde vordering te kunnen beoordelen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. Dat betekent dat de beoordeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De vordering zal daarom voor wat betreft de vererfde letselschade niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Affectieschade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als ouder van het slachtoffer tot de kring van gerechtigden behoort. In de vordering is aansluiting gezocht bij de in het Besluit vermelde bedragen. De rechtbank zal de vordering van € 17.500,00 toewijzen.
Conclusie
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 19.278,97, bestaande uit
€ 1.778,97 materiële schade en € 17.500,00 affectieschade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 oktober 2021.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank ziet in het verzoek om verdachte [verdachte] te veroordelen tot betaling van 80% van het toegewezen bedrag en verdachte [medeverdachte] tot betaling van 20% van het toegewezen bedrag onvoldoende aanleiding om af te wijken van dit uitgangspunt. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien de medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Beoordeling vordering [benadeelde partij 2]vordert € 17.500,00 affectieschade als stiefvader van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde partij 2] een beroep toekomt op de hardheidsclausule, omdat hij gelijkgesteld kan worden aan een ouder. Hij was vanaf haar vierde levensjaar bij het slachtoffer betrokken en zij woonden van 2000 tot 2015 in één huis. Hij zag haar als zijn eigen dochter. Uit de stukken blijkt van een nauwe band tussen het slachtoffer en haar stiefvader. De vordering zal hoofdelijk worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 oktober 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Beoordeling vorderingen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4]
[benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] vorderen € 17.500,00 affectieschade als halfbroer en zus van het slachtoffer. De rechtbank zal deze vorderingen niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zoals hiervoor overwogen zijn broers en zussen niet opgenomen in de opsomming van personen die aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade. Uit de onderbouwing bij de vorderingen is onvoldoende gebleken dat hun relatie tot het slachtoffer zo uitzonderlijk was ten opzichte van gebruikelijke relaties tussen broers en zussen, dat zij aanspraak maken op affectieschade. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partijen in de gelegenheid te stellen de nauwe en persoonlijke relatie verder te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vorderingen daarom nietontvankelijk verklaren. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Beoordeling vordering [benadeelde partij 5]
vordert € 17.500,00 affectieschade als (biologische) vader van het slachtoffer.
De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren. Hoewel de benadeelde partij als ouder van het slachtoffer aanspraak kan maken op vergoeding van affectieschade, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen dat niet zondermeer kan worden vastgesteld dat sprake was van een affectieve relatie. De beoordeling van de intensiteit, de aard en de duur van de relatie vergt nader onderzoek. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen de vordering nader te onderbouwen zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47 en 307 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 1] te betalen:
  • het bedrag van € 19.278,97 (zegge: negentienduizend tweehonderdachtenzeventig euro enzevenennegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 19.278,97 (zegge: negentienduizend tweehonderdachtenzeventig euro en zevenennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 1.778,97 aan materiële schade en € 17.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 131 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [benadeelde partij 2] te betalen:
  • het bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,00 (zegge: zeventienduizend vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor
de duur van 122 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 3] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij 3] zijn eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij 4] haar eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Verklaart de vordering van [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [benadeelde partij 5] zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma - Oude Nijeweme, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr.
M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. T.M. Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juni 2023.
Mr. Joha is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt. De genoemde pagina’s bevinden zich - tenzij anders aangegeven - in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021282062 gesloten op 16 mei 2022.
Het proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2021, p. 102 e.v en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 21 oktober 2021, p. 976 e.v.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 31 mei 2023.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] van 20 oktober 2021, p. 853 e.v.
Het proces-verbaal van woordelijke uitwerking verhoor getuige [medeverdachte] van 20 oktober 2021, p. 861 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 281 e.v.
De eigen waarneming van de rechtbank.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] bij de rechter-commissaris op 1 december 2022.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 19 april 2022, p. 1921 e.v.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 31 mei 2023.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 31 mei 2023 en het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] van 20 oktober 2021, p. 853 e.v. 12 De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 31 mei 2023.
13. Het proces-verbaal van woordelijke uitwerking verhoor getuige [medeverdachte] van 20 oktober 2021, p. 861 e.v.
14. De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 31 mei 2023.
15. Het proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2021, p. 139 e.v.
16. Het proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2021, p. 129 e.v.
17. Het proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2021, p. 139 e.v.
18. Het proces-verbaal van bevindingen van 1 december 2021, p. 129 e.v.
19. Het proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2021, p. 222 e.v.
20. Het proces-verbaal van woordelijke uitwerking verhoor getuige [medeverdachte] van 20 oktober 2021, p. 861 e.v.
21. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 281 e.v.
22. Bijlage 2 bij het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 289 e.v.
23. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 281 e.v.
24. Bijlage 4 bij het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 297 e.v.
25. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 281 e.v.
26. Bijlage 6 bij het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 329 e.v.
27. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 281 e.v.
28. Bijlage 7 bij het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 334 e.v.
29. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 281 e.v.
30. Bijlage 5 bij het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 301 e.v.
31. Het proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, p. 281 e.v.
32. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris op 1 december 2022.
33. Het proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2021, p. 272 e.v.
34. Het proces-verbaal van bevindingen van 23 november 2021, p. 278 e.v.
35. Het proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] van 20 oktober 2021, p. 853 e.v.
36. Het proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2021, p. 102 e.v.
37. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 25 oktober 2021, p. 1448 e.v.
38. Het proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2021, p. 111 e.v.
39. Een kennisgeving van inbeslagneming van 15 oktober 2021, p. 4 e.v. van het beslagdossier.
40. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Onderzoek aan GHB naar aanleiding van een overlijden) van 15 december 2021, p. 132 e.v. van het forensisch dossier.
41. Het schouwverslag van 25 oktober 2021, p. 84 e.v. van het forensisch dossier en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden) van 24 maart 2022, p. 96 e.v. van het forensisch dossier.
42. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [slachtoffer] ) van 3 februari 2022, p. 118 e.v. van het forensisch dossier.
43. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Aanvullende vraagstelling toxicologie) van 17 februari 2022, p. 137 e.v. van het forensisch dossier.
44. Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [slachtoffer] ) van 3 februari 2022, p. 118 e.v. van het forensisch dossier.
45. De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 31 mei 2023.
46. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 25 oktober 2021, p. 1448 e.v.
47. Het proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2021, p. 247 e.v.
48. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 25 januari 2022, p. 1473 e.v.
49. Volgt onder meer uit: ECLI:NL:HR:2003:AF9666 en ECLI:NL:HR:2019:339.