3.4Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 24 september 2024 houdt in dat bij het hof is ingekomen een e-mail van de raadsman van 17 september 2024 met een pleitnotitie en dat dit stuk in het dossier wordt gevoegd. Deze pleitnotitie houdt in (met weglating van voetnoten):
“1. Mijn cliënten verdedigen zich op basis van alle hierna volgende feiten en omstandigheden. Mijn cliënten zullen alle concrete en zwaarwegende elementen aandragen, die leiden tot een motivering van de vrijspraak die zij zullen bepleiten (en nemen daarbij, gelet op het grote belang voor het gezin en het principiële karakter van de zaak geen enkel risico). Cliënten zijn er daarbij van overtuigd, dat zij niet terecht behoren te staan, omdat zij de Leerplichtwet niet overtreden.
Inleiding; om wie gaat het nu echt in deze zaak? Wat is het èchte belang?
2. Cliënten hebben uitgebreid toegelicht dat het heel goed gaat met hun dochter [de dochter] , die op [datum] 2024 7 jaar oud is geworden. [medeverdachte] heeft een goede baan als beveiliger bij een [...] hotel; [verdachte] is full time thuis, een zeer bewuste keuze.
3. In de eerste plaats zijn mijn cliënten natuurlijk
vader en moederen richten zij zich vol liefde en toewijding op de verzorging en opvoeding van [de dochter] en haar broertje [de zoon] , die op [datum] 2024 6 jaar oud wordt.
4. Cliënten hebben tijdig voor het schooljaar 2022/2023 op basis van de door hen gedane kennisgeving een beroep gedaan op vrijstelling van rechtswege van de inschrijving van [de dochter] (zoals de Kantonrechter terecht overweegt).
5. Daar hebben mijn cliënten een lijst met scholen gevoegd met een zeer uitvoerige uitwerking en motivering per school van de concrete en zwaarwegende bezwaren, die mijn cliënten hebben tegen de richting van dat onderwijs.
6. Het op deze manier
compleetingerichte beroep van mijn cliënten leidt tot vrijstelling van rechtswege van de verplichting tot inschrijving van [de dochter] (ook al volstaat in wezen, op grond van de wet, een enkele kennisgeving met de verklaring dat mijn cliënt overwegende bedenkingen heeft tegen de richting van het onderwijs). De kennisgeving zelf dient slechts tijdig, dat wil zeggen vóór 1 juli van het betreffende jaar te zijn gedaan ( dan wel , zoals in dit geval, op de eerste schooldag van de maand volgende op die waarin [de dochter] de leeftijd van 5 jaar bereikte). De nadere onderbouwing - al dan niet desgevraagd - kan volgens vaste rechtspraak van na die datum dateren. Mijn cliënten verzoeken de inhoud van deze stukken als hier herhaald en ingelast te beschouwen, zodat zij mede dienen als grondslag voor zijn verdediging de volstrekt onwenselijke situatie doet zich in deze zaak voor, dat blijkens de aangehechte stukken, op precies dezelfde gronden als voor [de dochter] , voor [de zoon] vrijstelling is aangevraagd èn (zelfs zonder gesprek, met andere woorden zonder slag of stoot) wel is verkregen. Alleen al om die reden (te allen tijde moet worden voorkomen, dat de vrijstelling van rechtswege voor het ene kind wel en voor het andere kind niet wordt gehonoreerd/gerespecteerd) vinden mijn cliënten, dat zij behoren te worden vrijgesproken van het hen tenlastegelegde. Wat ik hierna ga zeggen, geldt in dat licht dan ook als subsidiair.
7. De vrijstelling van rechtswege in de Leerplichtwet is een erkenning en uitwerking van het Grondwettelijk recht op vrijheid van godsdienst en andere levensovertuigingen. Het is in wezen een zeer persoonlijke gewetenskwestie (de vrijstellingsgrond is aan het einde van de 19e eeuw al in het leven geroepen, waarbij er destijds al voor is gekozen de exceptie wegens gemoedsbezwaren niet te beperken tot de religieuze aard ervan). Bij de algehele herziening van de Grondwet in 1983 zijn in artikel 6 van de Grondwet “Levensovertuigingen” als volledig gelijkwaardig naast “Godsdienst” opgenomen.
8. Gelet op de inhoud van de parlementaire geschiedenis van de Leerplichtwet staat het vast dat de wetgever niet heeft gewild dat de rechter het gewicht van de bezwaren beoordeelt (en staat het vast dat er geen ruimte is voor een belangenafweging):
“... overwegend bezwaar is een zo persoonlijke zaak, dat een zuivere beoordeling door de een of andere instantie nauwelijks mogelijk is”.
De Hoge Raad bevestigt het verbod in de wetsgeschiedenis om richtingbezwaren “af te wegen” in zijn arrest van 30 oktober 2001 ECLI: NL: HR 2001 AB2946.
In die zin is de rechterlijke beoordelingsruimte beperkt. Het behoort wel (slechts) tot de taak van de rechter om te onderzoeken of:
- er sprake is van ernstige gemoedsbezwaren, die berusten op een welbepaalde godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing;
- die bezwaren betrekking hebben op de richting en de fundamentele oriëntatie, ontleend aan een welbepaalde godsdienstige overtuiging of levensbeschouwing, van het onderwijs;
- de bezwaren voldoende concreet en zwaarwegend (herkenbaar) zijn en of deze verband houden met het onderwijs; zoals een school dat kan bieden.
Met andere woordenen in de kern samengevat: is dit (voldoende) serieus (ernstig, menens, vol ernst en werkelijk menend) en meen je dit ècht (vanuit je hart / gemoed)? Ik houd u in dit verband voor, dat mijn cliënt zijn beroep op vrijstelling van rechtswege - vanuit hun geweten, hart en gemoed - bloedserieus meent. De bezwaren moeten plausibel/aannemelijk zijn. “Hard bewijs” in de zin van concrete ervaringen met bepaald onderwijs mag en kan niet worden verwacht , zulks gelet op het bepaalde in artikel 8 lid 2 LPW. Eenmaal ingeschreven, gaat er een valluik open (hoe eigenaardig en innerlijk tegenstrijdig die bepaling ook is)
9. De vergelijking met het rechtsbegrip “marginale toetsing” dringt zich op: wat is apert onredelijk? wat is apert niet serieus? wat is apert niet echt gemeend? Onzin moet buiten de deuren van het recht worden gehouden. Het dient – terecht – bewaakt te worden dat de rechter niet maar wat op de mouw gespeld krijgt (vergelijk: “Pastafarisme”).
10.
Derhalve: de rechter beoordeelt nog steeds
niethet gewicht van de gemoedsbezwaren: daar zou een wetswijziging of een uitdrukkelijke overweging of instructie van de Hoge Raad voor nodig zijn geweest. Mijn cliënten dienen u - voornamelijk - in staat te stellen om te beoordelen of het aannemelijk is dat hun overwegende bedenkingen de richting van het onderwijs betreffen. Mijn cliënten zijn daar van harte toe bereid en ook zonder meer toe in staat.
11. Anders dan veel leerplichtambtenaren en hun organisatie Ingrado de afgelopen jaren zijn gaan beweren, heeft de hoge Raad in zijn arrest van 17 december 2019 de toetsingscriteria om een vrijstelling van rechtswege te beoordelen
nietaangescherpt. Ik kan dat zelf bevestigen. Ik heb namelijk persoonlijk de gehele zaak Nurmohamed (Objectivisme) begeleid, die heeft geleid tot:
(na een verwijzing naar de meervoudige kamer)
- het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 18 juli 2018: vrijspraak;
- het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2019;
- het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 maart 2021: meer uitvoerig gemotiveerde uitspraak.
12. De Hoge Raad heeft de toetsingscriteria slechts op een rijtje gezet, niet meer, niet minder. Voor de aanscherping van toetsingscriteria zou - zoals al benadrukt - ook een wetswijziging noodzakelijk zijn geweest. Die ontbreekt. Concreet is belangrijk; zwaarwegend, voor mijn cliënten wel te verstaan en niets toetsbaar, ook (maar op een andere manier).
13. De door mij aangestipte, op een misvatting berustende, opstelling van leerplichtambtenaren heeft tot talloze zeer ongewenste gevolgen geleid: namelijk dat leerplichtambtenaren in het hele land heldere en klip en klare beroepen op vrijstelling afwijzen, met als ongemotiveerde (standaard) overweging dat de bezwaren niet de richting van het onderwijs zouden betreffen en dat zij niet voldoende en niet concreet zouden zijn. Daar komt nog eens bij dat de leerplichtambtenaren op grond van de wet en op grond van rechtspraak niet is toegestaan om gemoeds- en gewetensbezwaren inhoudelijk te beoordelen. Daarvoor zijn leerplichtambtenaren ook volstrekt onvoldoende uitgerust. Sommigen matigen zich zelfs halve rechterlijke oordelen aan.
14. De maatschappelijke misstand, die het gevolg is van de opstelling van de leerplichtambtenaar, bestaat hierin dat talloze gezinnen (met echte levensovertuigingen en oprechte richtingbezwaren) in spanning en onzekerheid leven en dat vaders en moeders zaken met hun kinderen moeten delen, waar kinderen in de meest kwetsbare fase van hun leven niet mee opgezadeld zouden mogen worden. Ouders die al hun tijd, energie en inkomsten nodig hebben om zorg te dragen om te voorzien in de kostwinning, scholing en zorg voor hun kinderen, worden gedwongen om tijd, energie en geld te investeren in de verdediging van hun vrijstelling. Dit alles direct ten koste van de scholing en zorg voor hun kinderen en de financiële situatie van hun gezin, en dus ten koste van het directe belang van hun kinderen.
15. Sommige ouders werpen uit pure wanhoop de handdoek in de ring; andere ouders raadplegen een gespecialiseerd advocaat of jurist, waarbij de schrijnende situatie zich voordoet dat sommige ouders, die in de knel zijn geraakt, zich die professionele rechtsbijstand niet kunnen veroorloven. Gezien het feit dat de ouder zich voor de strafrechter moet verantwoorden, zijn de juridische kosten nimmer gedekt door rechtsbijstandsverzekeringen. Een ouder zal deze kosten zelf moeten dragen. Dat leidt weer tot rechtsongelijkheid, die met geen woord te rechtvaardigen is. Verder weet ik dat sommige ouders naar het buitenland vertrekken, waardoor die Nederlandse burgers (en al die kennis) voor de Nederlandse samenleving verloren gaan.
16. In vele gevallen horen de ouders, na hun bezwaren tijdig kenbaar te hebben gemaakt en na te zijn verhoord, een tijdlang helemaal niets van de leerplichtambtenaren, waardoor de spanning en de onzekerheid voortduren en toenemen. In andere gevallen worden de processen-verbaal doorgeleid naar het Openbaar Ministerie, dat, vaak ook na het verstrijken van geruime tijd, tot vervolging overgaat.
17. Een en ander gaat de komende tijd leiden tot een tsunami aan rechtszaken, waardoor ook het rechterlijk apparaat onnodig wordt belast. Het is daarbij bepaald niet uit te sluiten, dat de Hoge Raad binnenkort wéér zal moeten worden benaderd in een Leerplichtwet-zaak. De (vermijdbare) maatschappelijke kosten zijn al met al onaanvaardbaar hoog. Ik hoop uit het diepst van mijn hart dat daar snel een einde aan komt (definitieve duidelijkheid / wetswijziging / wetsvorming).
Het onderzoek ter terechtzitting naar de drie genoemde criteria
18. Het staat ook vast dat het zowel nationaal als internationaal in het algemeen als onwenselijk wordt beschouwd wanneer de overheid de levensbeschouwingen van zijn burgers aan een al te indringende toets onderwerpt. Desalniettemin neem ik U mee in een concreet, belangrijk, bijzonder, zuiver en betekenisvol onderdeel van de Islam.
19. Mijn cliënten en hun gezin volgen met heel hun wezen de Tasawwuf, het mystieke soefisme, dat letterlijk “zuiver worden” betekent. Het gaat om de mystieke kern, het hart van de Islam. Het is daarmee onlosmakelijk verbonden met de Koran ( Quran) als boek van Goddelijke Openbaring en met de leringen van de Profeet Mohammed. Soefisme is in de eerste plaats een levende innerlijke weg, een vorm van sociaal ingebedde levenskunst, waarin ervaring en inzicht de zoeker leiden en transformeren, naar een verdieping van zijn/haar identiteit als mens, voorbij zijn eigen persoonlijkheid. Via zelfkennis en spirituele zuivering op zoek naar de kennis en liefde voor en uiteindelijk het geschenk van een vereniging met Allah. De Profeet Mohammed:
“WIE ZICH ZELF KENT, KENT ZIJN HEER”.
20. Onderscheiden dient ook te worden de exoterische ( vorm), esoterische ( geestelijke) en mesoterische zijdes. Dat laatste: het zèlf gaan van de weg: de echte innerlijke ervaring/ de praktische weg van levenskunst, inzicht en kennis, Tenslotte zijn wezenlijk: Shari’a ( de algemene leringen), Tariqa ( het pad en de sociale context)) en Haqqiqa ( het zich verenigd weten met Allah). In de Tasawwuf is het ondenkbaar, dat iemand de weg naar het realiseren van zijn/haar spirituele idealen alleen zou gaan, dat geschiedt in een sociale context, vaak onder leiding van een leraar (Sjeikh).. Hier verschijnt ook de discussie over scholen ( die er op dit gebied gewoon niet zijn). Op “het pad door de woestijn” worden de krachten van de ziel steeds meer tot Allah gewend. De Koran (Quran): “OVERAL WAARHEEN IK MIJ WEND, ZIE IK HET GELAAT VAN ALLAH”. En dit alles volgens de - voor elke situatie weer verschillende - bijzondere ( leef ) regels van “ADAB/hoffelijkheid” en volgens de “SUNNAH/soena” ( de Profeet Mohammed als voorbeeld). Het centrale soefi-ritueel heet “DIHKR”, het gebed.(z/Zelf-herinnering): het gebed maakt het hart zuiver. De Tasawwuf wordt dan ook wel de Weg van Liefde, Mededogen en Dienstbaarheid genoemd.
21. De bezwaren van mijn cliënten tegen de Islamitische scholen ( echt de enige die in dit verband in aanmerking zouden komen) zijn dat zij de Tasawwuf in deze door mijn cliënten gevolgde en beleden strikte zuivere vorm absoluut niet volgen en niet praktiseren. Om die redenen druisen deze Islamitische scholen ( die voor mijn cliënten niet Islamitisch zijn ) ook zeer ernstig tegen de leefwijze en de overtuigingen van mijn cliënten en hun familie in.
22. Voorts bestaat er in de overtuiging van mijn cliënten en hun familie geen wezenlijk onderscheid tussen de spirituele en wereldse kanten van het leven. Deze vormen in de overtuiging van mijn cliënten ten aanzien van onderwijs één geheel ( zaakvakken zijn niet te scheiden van geloofsvakken/zaken), omdat immers al het bestaande door Allah is geschapen. In de grondslag van de Islamitische scholen ontbreken het streven en het doel om al deze aspecten van het leven integraal te behandelen, en om de cognitieve én sociale ontwikkeling één geheel te laten zijn met de religieuze en spirituele ontwikkeling van leerlingen. Doordat dit streven en dit doel in de kern en in de grondslag ontbreken, ontbreekt in talloze onderdelen van het onderwijs de Goddelijke basis. Mijn cliënten achten dit in strijd met de kernwaarden van hun religieuze levensovertuiging. In de kern en in de grondslag van de Islamitische scholen ontbreken het streven en het doel tot integratie van de Godsdienst en de zaakvakken. Tevens ontbreekt beleid om slechts trouw volgens de Tasawwuf praktiserende moslims als onderwijzers aan te stellen. Alleen als dat laatste gewaarborgd is, zou een integratie, zoals hiervoor omschreven, haalbaar en realiseerbaar zijn. Nu niet.
23. Mijn cliënten bevestigen nogmaals nadrukkelijk dat zij
geen bezwaren hebben tegen de inrichting van het onderwijs als zodanig. Mijn cliënt heeft geen bedenkingen tegen groepsactiviteiten en bepaalde (les)methoden. Bovendien zijn mijn cliënten evenmin principieel voorstanders van thuisonderwijs boven onderwijs op school. Thuisonderwijs vergt juist zeer aanzienlijke investeringen van mijn cliënten, teneinde aan hun eigen normen en gedachten over de opvoeding en het onderwijs voor [de dochter] te voldoen. Mijn cliënten zijn gelet op hun geloof en overtuiging van harte bereid om die investeringen te plegen. Er is hen ( en hun familie) alles aan gelegen om hun rechte en zuivere pad te blijven volgen.
24. Mijn cliënten hebben hun bedenkingen tegen het onderwijs op scholen in de relevante omgeving in de nadere toelichting op hun kennisgeving concreet en uitvoerig gemotiveerd.
25. Al die bezwaren van mijn cliënten zijn voldoende concreet en voldoende zwaarwegend. Al die bezwaren van mijn cliënt wortelen steeds in de religie van mijn cliënt, de zuivere leer van de Islam en in de Tasawwuf. In het algemene hedendaagse Soennisme, dat op “Islamitische” scholen in de buurt wordt uitgedragen, wordt een veelheid aan regionale variaties en tradities bedreven, die geen deel uitmaken van de leer, zoals die werd doorgegeven door de profeet Mohammed ( en evenmin Volgens de Tasawwuf). Dat blijkt alleen al uit de feest-en gedenkdagen, die worden gevierd op islamitische scholen.. Mijn cliënten verwijzen, om niet in herhalingen te vervallen, naar hetgeen zij hiervoor over hun geloofsovertuiging in relatie tot Islamitische scholen hebben aangevoerd. De richting van de “Islamitische “scholen betreft niet de Tasawwuf. De aspecten van de religie zijn binnen die school (scholen) veranderd, vervangen of gewijzigd. Mijn cliënten en zijn familie hebben ernstig bezwaar tegen deze wijzigingen en “innovaties” omdat daar de volmaaktheid van het Geloof wordt aangetast. Mijn cliënt wijst er in dit verband met de grootst mogelijke klem op, dat als [de dochter] een school bezoekt waarvan mijn cliënten de richting verkeerd achten, de Schepper hem en zijn familie dit, na afloop van hun leven, zeer zwaar zal aanrekenen. Immers, zo is de rotsvaste overtuiging van mijn cliënten en hun familie, zondige Moslims ( ook in deze zin) gaan (ook tijdelijk) naar de Hel.
Vrijspraak volgens Rechtbank Rotterdam, Team Jeugd, parketnummer 10-068739-22, 4 oktober 2022 in een identieke casus met identieke motivering:met als extra toevoeging: “Het is, gezien de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie, niet aan de kantonrechter om het gewicht van de door de verdachte naar voren gebrachte bedenkingen te beoordelen”.
.... verklaart niet bewezen dat de de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan...(alsmede de bijlage vonnis van de Kantonrechter zittingsplaats Breda van 20 maart 2024: vrijspraak met talloze raakvlakken met de onderhavige kwestie).
21. Het staat daarbij ( tenslotte) vast dat de bezwaren van mijn cliënten tegen de neutraliteit, zijnde het niet uitdragen van enige godsdienst of levensovertuiging, als bezwaren tegen de richting van het openbaar onderwijs moeten worden beschouwd.
Mijn cliënten verwijzen op deze plaats naar de inhoud van hun concrete, zwaarwegende en overwegende bezwaren en bedenkingen - op basis van zijn geloofsovertuiging - tegen het onderwijs, zoals dat op scholen op redelijke afstand gegeven kan worden, die zij eerder hebben verwoord en gemotiveerd.
23. In aanvulling daarop wijzen mijn cliënten met nadruk op het navolgende:
1. Openbaar onderwijs draagt de Islamitische religie en de zuivere leer van de vrome voorgangers niet uit. Op een niet Islamitische school ( in de door mij bedoelde zin) zou [de dochter] zich steeds moeten verantwoorden voor namen, woorden, ideeën en opvattingen, die zij van huis uit meekrijgt. Volgens vaste rechtspraak kunnen bedenkingen ook bestaan tegen het ontbreken van enige levensbeschouwelijke of godsdienstige richting van het (openbaar) onderwijs:
2. Van een leerkracht op een “Islamitische” school, waar niet de Tasawwuf wordt gedoceerd, beleden en gepraktiseerd,, kan niet verwacht worden dat deze zijn regels richting kinderen hoeft te verantwoorden. Daarom is het ook wezenlijk, dat onderwijzers op een dergelijke school ook de zuivere leer en de Tasawwuf volgen, onderwijzen , uitdragen en integreren. Dat gebeurt nu niet.
3. Als de kinderen op een “Islamitische” school, die niet de Tasawwuf volgen, iets leren waar de ouders het niet mee eens zijn, dan moeten zij dat weer afleren en dat brengt de kinderen in verwarring. Er wordt dan ook getornd aan het gezag en de deskundigheid van de leerkracht (en het gezag van en de band met de ouders), een situatie die voor niemand wenselijk is, en schadelijk is voor de ontwikkeling van deze kinderen.
4. Het is mede vanwege het voorgaande dat een strikte religieuze levenswijze volgens de Tasawwuf juist niet alleen kan worden aangeleerd buiten schooltijd. De essentie is dat de religie en de Tasawwuf continue en compleet zijn geïntegreerd in leven, school, familie, eten, drinken et cetera. Iets anders is voor mijn cliënten onaanvaardbaar en niet te verteren ( juist ook vanwege het zondige karakter en de zeer ernstige consequenties daarvan), omdat het volledig zou indruisen tegen hun zijn en hun wezen.
5. De ouders zijn de mening toegedaan dat het schadelijk zou zijn voor de geestelijke ontwikkeling van [de dochter] om de religie van het gezin en de verschillende ontwikkelingsgebieden van elkaar te scheiden. Op een school op een onvoldoende Islamitische Tasawwuf(istische) grondslag zou de ontwikkeling op het sociale, het cognitieve, het geestelijke, het morele, het emotionele en het creatieve vlak, welke vlakken in de visie van de ouders onlosmakelijk met religie verbonden zijn, ook daadwerkelijk één geheel vormen.
6. De zwaar gewortelde ontwikkeling van de religie en de Tasawwuf (en de oorspronkelijke grondslagen daarvan) van de ouders van [de dochter] kan alleen worden begrepen en worden overgedragen door volwassenen die deze oer-geloofsovertuiging en tradities uit ervaring consequent kennen en volgen en uitdragen en integreren in hun hele leven.
224. Uit al deze concrete en objectieve feiten (en zwaarwegende bedenkingen), alles tesamen en in onderlinge samenhang bezien, is absoluut niet gebleken, dat de bedenkingen van mijn cliënten
nietde richting van de betreffende relevante scholen betreffen. Het bewijs daarvan ligt volledig op de weg van het OM (en de bewijslast drukt daarbij volledig op het OM). De uitspraak van de Kantonrechter in Amsterdam van 20 februari 2023 (13-320668-22) is in die zin bijzonder, dat de Kantonrechter na de overwegingen ( op pagina 3) over Islamitische scholen ( nogmaals echt de enige die in dit verband terzake doen, nu alle andere 100% zeker nog nooit van de Tasawwuf hebben gehoord), had kunnen stoppen. Mijn cliënten hadden - naar het oordeel van de Kantonrechter - hun bezwaren tegen deze scholen ( toen al) voldoende concreet gemaakt: bij het onderwijs op die scholen is sprake van een met hun geloofsvisie ( geef het een naam) strijdige leerstelligheid vanuit de Islam, dat die voor [de dochter] moeilijk ( wij zeggen: onmogelijk) is te combineren met hetgeen [de dochter] vanuit huis krijgt aangedragen . Punt. Daar komt nog eens bij, dat de Leerplichtambtenaar [naam 1] de dag voor de vorige zitting - 10 april 2024 - per email van 9 april 2024 aan de Advocaat-Generaal mr J. Zondervan heeft bevestigd, dat hij na grondige bestudering van de stukken, tot de conclusie is gekomen, dat de kennisgeving (vrijstelling ) voor [de dochter] ( 16-03-2017) toegekend had moeten worden. Ik kan mij goed herinneren, dat Uw Voorzitter, direct na dit citaat de Advocaat-Generaal adresseerde, met de vraag waar dit dan toe zou moeten leiden volgens het Openbaar Ministerie: vrijspraak, of ontslag van alle rechtsvervolging. De Advocaat-Generaal heeft daar geen uitsluitsel over gegeven. Vervolgens is een nieuwe zitting bepaald, waarop [leerplichtambtenaar naam 1] als getuige zal worden gehoord, alles mede in het licht van de inhoud van zijn email van 9 april 2024, Nota bene: voor het lopende schooljaar is voor zowel [de dochter] (!) als [de zoon] definitieve en onvoorwaardelijke vrijstelling verleend, zulks op basis van de hiervoor zeer uitvoerig uitgewerkte geloofsovertuiging.
Artikel 2 Eerste Protocol Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (20 maart 1952)
30. Cliënt doet ook nadrukkelijk een beroep op dit artikel, dat het (expliciete) recht van de ouders eerbiedigt om zich van dit onderwijs en van dat onderwijs te verzekeren die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische overtuigingen. Fundament voor het Ouderlijk Keuzerecht. Artikel 8 en 14 EVRM spelen mutatis mutandis - en uiterst subsidiair - een eigen rol. Daar hoeven in deze zaak geen aparte juridische bommen over te worden opgezet, maar de gedachten dringen zich op of deze situatie niet ook is beschermd door “familylife “ (waar gelet op de uitgebreide toelichting alleen niet onder valt het recht op huisvesting zelf ) én door het verbod op discriminatie, nu met grote regelmaat in Leerplichtland identieke zaken totaal verschillend worden behandeld.
Thuisonderwijsplan/Keurmerk/Thuisonderwijs/Ontwikkeling [de dochter]
25. De ouders van [de dochter] hebben een gedegen en flexibel plan voor hetgeen zij [de dochter] aanbieden. Desalniettemin nemen zij reguliere lesstof tot uitgangspunt ( alles in het licht van de Tasawwuf) èn laten zij zich adviseren door derden ( onder wie leraren). De ouders van [de dochter] laten haar ook veel ruimte voor haar sociaal-emotionele ontwikkeling, hun lichamelijke ontwikkeling en hun cognitieve ontwikkeling. Daar vaart [de dochter] wel bij.
26. Mijn cliënten verwijzen nogmaals naar de inhoud van het Thuisonderwijs Werkplan 2022-2025 en naar het rapport Keurmerk Thuisonderwijs voor [de dochter] (gevolgd door het Certificaat) en naar de cognitieve, sociale, emotionele én sportieve ontwikkeling, die [de dochter] doormaakt. [de dochter] groeit in een liefdevol, respectvol gezin op ( en leeft volgens de Tasawwuf). Hieruit blijkt ook dat mijn cliënten meer dan voldoende oog hebben voor de persoonlijke ontwikkeling van [de dochter] . [de dochter] komt in geen enkel opzicht ook maar iets tekort. Of: het Gerechtshof Den Haag, 23 maart 2019: “er zijn naar het oordeel van het Hof dan ook geen aanwijzingen dat het ... aan iets ontbreekt in het licht van artikel 29 Internationaal Verdrag van het Kind” (waarna het Hof de zaak “scharniert” om het ontbreken van de “materiële gerechtigheid”). In die zaak duurde het nota bene 11 jaar (!!) voordat er definitieve duidelijkheid kwam. Dat was niet in het belang van het gezin en niet in het belang van de kindjes.
33.
VrijspraakNaar de stellige overtuiging van mijn cliënten is
primair, gelet op al hetgeen zij in het kader van hun aanvraag en hun verdediging hebben aangevoerd, hetgeen aan hem ten laste is gelegd, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.”