ECLI:NL:HR:2001:AB2946
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Leerplichtwet 1969 en toetsing van bezwaren tegen de richting van het onderwijs
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 oktober 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Breda. De verdachte, een moeder, had een beroep gedaan op de vrijstellingsbepalingen van de Leerplichtwet 1969, omdat zij bezwaren had tegen de richting van het onderwijs in haar woonplaats. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete voor het niet inschrijven van haar kind op school. De Advocaat-Generaal concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de toepassing van artikel 41 van de Leerplichtwet.
De Hoge Raad overwoog dat de bezwaren van de verdachte tegen de richting van het onderwijs niet als 'overwegend' konden worden aangemerkt. De verdachte had onvoldoende onderbouwing gegeven voor haar stelling dat haar bezwaren tegen het onderwijs op alle scholen in de omgeving 'overwegend' waren. De Hoge Raad stelde vast dat de rechtbank de strekking van de Leerplichtwet en de relevante jurisprudentie had miskend door te oordelen dat de rechter het gewicht van de bezwaren van de verdachte mocht beoordelen. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de toetsing van bezwaren tegen de richting van het onderwijs en de voorwaarden waaronder een beroep op vrijstelling kan worden gedaan.