ECLI:NL:PHR:2024:1418

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
23/00280
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet in de context van een hennepkwekerij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch de verdachte veroordeeld voor medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. De verdachte was betrokken bij een hennepkwekerij die in de woning van haar medeverdachte werd aangetroffen. De bewezenverklaring steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de medeverdachte en de aanwezigheid van hennepresten in de woning. Het hof overwoog dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat zij in de tenlastegelegde periode de energiekosten en hypotheekrente betaalde. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid bij de hennepteelt en stelde dat de kwekerij door derden werd beheerd. Het hof verwierp deze verklaring als ongeloofwaardig en concludeerde dat de verdachte een substantiële bijdrage had geleverd aan de hennepteelt door de medeverdachte. De zaak heeft geleid tot een cassatieberoep, waarbij de verdediging aanvoerde dat de bewezenverklaring ontoereikend was gemotiveerd. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en terugwijzing naar het hof voor herbehandeling. De zaak illustreert de complexiteit van bewijsvoering in zaken van hennepteelt en de vereisten voor het aannemen van medeplegen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer23/00280

Zitting5 november 2024
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft de verdachte bij arrest van 24 januari 2023 wegens ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 110 uren, subsidiair 55 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaken 23/00281 P, 23/00422 en 23/00423 P. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. E.E.W.J. Maessen, advocaat in Maastricht, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Beide middelen betreffen de bewijsvoering.
Bewezenverklaring, bewijsmiddelen, bewijsoverwegingen, proces-verbaal van de zitting in hoger beroep
5. Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
‘zij in de periode van 1 augustus 2018 tot en met 03 januari 2019 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.’
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):

1. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 30 maart 2019 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(…)
Op het adres [a-straat 1] [plaats] , staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam : [betrokkene 1]
Voornamen : [betrokkene 1]
Geboren : [geboortedatum] 1992
Op 3 januari 2019 bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. De kweekruimte was ingericht in een voormalige (slaap)kamer. In de kamer stond een kweektent met 143 plantenpotten. In de potten staken nog afgeknipte hennepplanten. De geknipte planten lagen nog in de kweektent naast de potten. In het midden van de ruimte stond een weegschaal. Tevens lagen er op de vloer in een openstaande doos en in een droognet nog enkele henneptoppen. De toppen hadden bij elkaar een nettogewicht van 70 gram.
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur bij netwerkbeheerder Essent. Hierbij werd geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij legaal werd afgenomen.
(…)
In de gang tussen de kweekruimte en de woonkamer stonden diverse afvalzakken met hennepafval. Om de woning en de woonkamer te betreden moest men langs deze afvalzakken lopen. In de woonkamer stonden enkele toebehoren voor de teelt van hennep. Dit betroffen groeimiddelen en een box-ventilator. Op het balkon stonden twee zakken met hennepafval.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 januari 2019 (…), voor zover inhoudende weergave van het verhoor van medeverdachte [betrokkene 1] :
(…)
De vragen die aan de verdachte werden gesteld zijn in dit proces-verbaal aangegeven middels de letter ‘V’.
De antwoorden die de verdachte op deze vragen gaf zijn in dit proces-verbaal aangegeven middels de letter ‘A’.
(…)
V: De woning waarin u woont, is deze uw eigendom of wordt deze gehuurd?
A: Dat is mijn eigendom. Ik heb de woning in augustus 2016 gekocht.
(…)
V: Wat is de reden dat u een hennepplantage heeft.
A: Ik heb schulden.
(…)
V: In de hennepkwekerij werd een paar roze slippers, maat 38
(het hof merkt op dat dit kennelijk een vergissing van de verhorend verbalisant is geweest, gelet op bewijsmiddel 3 hierna)aangetroffen. Ik laat u nu de foto’s
(het hof begrijpt de foto’s 16 en 17 op pg. 61)zien.
A: Dat zijn waarschijnlijk de slippers van mijn vriendin
(het hof begrijpt: medeverdachte [verdachte] ).
V: Hoe vaak verblijft je vriendin bij jou?
A: Zij is veelvuldig bij mij.
3. De eigen waarneming van het hofdat op de foto’s 16 en 17 (…) twee slippers zijn te zien die van onder en boven besmeurd zijn met hennepresten welke slippers, blijkens het bijschrift bij foto 16, maat 37 hebben en in de kwekerij lagen.
4. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 10 januari 2019 (…), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [verdachte] :
(…)
Vragen aan de verdachte worden voorafgegaan met de letter ‘V'.
De antwoorden van de verdachte worden voorafgegaan met de letter ‘A’.
V: Hoe lang hebben jullie een relatie?
A: Wij hebben een relatie van 4 jaar.
(…)
A: Ik houd zijn administratie bij.
(…)
V: Op welke wijze wordt de hypotheek betaald?
A: De laatste 7 à 8 maanden betaal ik zijn hypotheek.
V: Wie is contractant bij het energiebedrijf?
A: Ik.
V: Wie betaalt de energiekosten?
A: Door mij.
(…)
A: Sinds 2016 betaal ik de energiekosten.
(…)
V: Wat heeft [betrokkene 1] jou verteld?
A: Ik wist wel wat er in die ruimte
(het hof begrijpt: de ruimte met de hennepkwekerij)stond. Het geld komt voornamelijk van mij af.
V: Wat is jouw schoenmaat?
A: 37 a 38.
5. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 27 maart 2019 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(…)
Hennepafval was aangetroffen in afvalzakken in de gang tussen de kweekruimte en de woonkamer. Ook lagen er afvalzakken met hennepresten (plantresten, potgrond en wortelresten) op het balkon. De resten in de zakken op het balkon waren zichtbaar ouder dan de resten in de woning.
In de kweekruimte waren knipschaartjes aangetroffen. Op deze knipschaartje bevonden zich hennepresten.
6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2019 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(…)
Op 3 januari 2019 ontvingen wij een melding van een waarneembare hennepgeur, waarna door ons een hennepkwekerij werd ontmanteld op het adres [a-straat 1] te [plaats] . Volgens bevraging van GBA bleek op dat adres 1 persoon ingeschreven te staan. Dit was verdachte [betrokkene 1] . Verdachte [betrokkene 1] was tijdens de instap aanwezig in de woning. Een omwonende in het appartementencomplex verklaarde dat er een man en vrouw op het adres woonden.
Tijdens het onderzoek in de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] kregen wij de indruk dat [verdachte] ook op dit adres woonde. Wij troffen onder andere de volgende dingen aan:
- damesparfum;
- make-up;
- meerdere vrouwelijke kledingstukken, schoeisel en sieraden;
- vrouwelijke toiletartikelen zoals maandverband;
- meerdere (dames)handtassen, en
- een bankpas op naam van [verdachte] .
Verklaring verdachte [verdachte] :
refereerde in haar verhoor steeds naar het adres [a-straat 1] , als “thuis en bij ons thuis”.
7. De verklaring van de medeverdachte [betrokkene 1] , afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 10 januari 2023, voor zover inhoudende:
Er zijn vijf oogsten geweest in mijn appartement aan de [a-straat 1] in [plaats] . Er was geen andere slaapkamer dan die waarin de hennepkwekerij was. Er was in het appartement alleen nog een woonkamer.’
7. Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen (met weglating van verwijzingen):
‘De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde en heeft daartoe in de kern aangevoerd dat de verdachte weliswaar wist dat er een hennepkwekerij in de voormalig slaapkamer was, maar dat zij daar niets mee te maken had en ook nooit in de kwekerij is geweest. Ook verbleef zij slechts enkele dagen per week in de woning van [betrokkene 1] en sliep daar nooit. Om die reden kan er geen sprake zijn van enige strafrechtelijke betrokkenheid bij hennepteelt of bij het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt van het navolgende:
- op 3 januari 2019 is in de woning van de medeverdachte aan de [a-straat 1] te [plaats] een kweekruimte aangetroffen in een voormalig (slaap)kamer. Daarin stond een kweektent met 143 plantenpotten met afgeknipte hennepplanten en in een droognet en in een openstaande doos een hoeveelheid van ongeveer 70 gram henneptoppen. De elektriciteit voor de hennepkwekerij werd legaal afgenomen;
- de woning bestond naast de voormalige (slaap)kamer slechts uit 1 andere kamer;
- de woning werd (vrijwel) dagelijks door de verdachte en de medeverdachte bewoond. Dit volgt onder meer uit de verklaring van de medeverdachte dat de verdachte veelvuldig bij hem verbleef, de omstandigheid dat de verdachte in haar verklaring bij de politie, wanneer zij over de woning verklaarde, sprak over “thuis” en “bij ons thuis” en ook uit een verklaring van een omwonende dat in de woning een man en een vrouw woonden. Dat de verdachte kennelijk niet in de woning sliep maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders;
- de medeverdachte heeft verklaard dat hij een hennepkwekerij in de woning had omdat hij schulden had en dat er 5 oogsten zijn geweest, hetgeen bevestiging vindt in de rapportage elektriciteitsverbruik opgesteld door Enexis Netbeheer (…);
- de verdachte heeft verklaard dat zij wist van de hennepkwekerij;
- het energiecontract stond op naam van de verdachte. De energiekosten werden sinds 2016 door haar betaald. Zij betaalde in de tenlastegelegde periode ook de hypotheekrente;
- ook in andere ruimtes in de woning werden aan hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen. In de gang voor de kwekerij stonden acht afvalzakken gevuld met onder andere gebruikte teelaarde en wortelresten en in de woonkamer werden groeimiddelen en een box-ventilator aangetroffen. Ook op het balkon stonden twee afvalzakken met hennepafval. Dergelijk gebruik van andere ruimtes dan waarin zich de kwekerij bevond, duidt er op dat feitelijk de gehele woning ten dienste stond van de hennepkwekerij;
- de resten in de zakken op het balkon waren zichtbaar ouder dan de resten in de woning, zodat deze zakken er geruime tijd moeten hebben gestaan (uitgaande van 10 weken per oogst);
- in de hennepkwekerij werden slippers aangetroffen die waren besmeurd met hennepresten, waarvan de schoenmaat overeenkwam met de schoenmaat van de verdachte en waarvan de medeverdachte verklaard heeft dat dat waarschijnlijk de slippers van de verdachte zijn.
Het hof is van oordeel dat vorenstaande feiten en omstandigheden redengevend kunnen zijn voor een bewezenverklaring van het door de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte telen van hennepplanten in de tenlastegelegde periode. Van de verdachte mag een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht. Die verklaring heeft de verdachte niet gegeven.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft weliswaar erkend dat ze wist dat er een hennepkwekerij in de voormalig slaapkamer was, maar ook dat die door de medeverdachte daartoe ter beschikking was gesteld aan derden. Over die derden heeft de verdachte op de vraag van de politie of ruimtes of delen van de woning werden verhuurd aan derden slechts verklaard dat
bij ons thuis(griffier: onderstreping hof)een paar jongens zijn geweest die ze 1 à 2 keer heeft gezien, maar daarna niet meer. Het hof gaat aan deze verklaring als volstrekt ongeloofwaardig voorbij. De hennepkwekerij is opgebouwd, waartoe veel materialen de woning zijn binnengebracht en gedurende enige tijd werkzaamheden zijn verricht, de hennepplanten zijn (gedurende de gehele bewezenverklaarde periode, uitgaande van de verklaring van de medeverdachte dat er 5 cycli zijn geweest) geplaatst, verzorgd, geoogst en ter plaatse zijn de henneptoppen geknipt, terwijl ook teelaarde moet zijn aangevoerd. Indien dat alles door derden zou zijn gebeurd, moet de verdachte daar minst genomen iets (en meer dan het 1 à 2 keer zien van een paar jongens) van mee hebben gekregen.
De vraag die dan ter beantwoording voorligt is of de verdachte in strijd met de waarheid over die derden verklaart (of anders gezegd: ze weet daar meer van dan ze toegeeft) of dat die derden niet bestaan. Het hof beantwoordt die laatste vraag bevestigend. Behoudens de verklaring van de medeverdachte over het bestaan van die derden komt uit het verhandelde ter terechtzitting geen enkele aanwijzing naar voren die de verklaring van de verdachte over de twee onbekend gebleven mannen ondersteunt.
Het hof acht de verklaring van de medeverdachte evenwel niet aannemelijk geworden. Die medeverdachte heeft immers deels wisselende verklaringen (…) afgelegd. Hij heeft bij de politie verklaard dat twee mannen alles hebben geregeld en dat hij bij elke oogst € 1.500,- tot € 2.000,- zou ontvangen. Die mannen verzorgden de planten en zij hebben mensen geregeld voor het knippen daarvan. De eerste oogst was mislukt en de tweede oogst was eind december 2018. Hij heeft geen vergoeding voor het ter beschikking stellen van een kamer in zijn woning ontvangen.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de medeverdachte verklaard dat de hennepkwekerij van twee Albanezen, was, van wie één kleiner en dikker was dan de ander. Nadere identificerende gegevens heeft de verdachte niet verstrekt. De verdachte heeft verder verklaard dat de hennepkwekerij ongeveer een jaar actief is geweest en dat er 5 keer is geoogst. De verdachte zou hiervoor van de mannen in totaal een bedrag van € 9.500,- hebben ontvangen.
Voorts heeft de medeverdachte geen enkele informatie verstrekt over de twee mannen waarover hij spreekt in relatie tot de hennepkwekerij. Zijn verklaring over die mannen is derhalve niet verifieerbaar.
Tot slot acht het hof bij de beoordeling in deze van belang dat voor de aanwezigheid van de met hennepresten besmeurde slippers in de kwekerij, waarvan de schoenmaat gelijk is aan die van de verdachte en die volgens de medeverdachte waarschijnlijk van de verdachte zijn, geen enkele aannemelijke verklaring is gegeven. Die aanwezigheid past evenwel naadloos bij directe betrokkenheid van de medeverdachte bij de hennepteelt.
Het hof komt dan ook tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
Het verweer wordt verworpen.’
8. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehouden op 10 januari 2023 houdt onder meer het volgende in:
‘De verdachte verklaart desgevraagd als volgt:
Ik ben de laatste tijd niet meer zo veel bij de medeverdachte [betrokkene 1] thuis geweest. Eerder was ik er wel veel omdat [betrokkene 1] ernstig ziek was. De familie van [betrokkene 1] was het niet eens met onze relatie waardoor ze [betrokkene 1] het huis uit hebben gezet. Daarna is de ellende begonnen. Wij waren bang om het hele verhaal te vertellen. De politie is bij de woning geweest en kort daarna is [betrokkene 1] ernstig ziek geworden. Dit was nog in zijn oude woning. Ik betaalde eerder de energierekening van de woning. [betrokkene 1] betaalde de hypotheek.
U, voorzitter, vraagt mij hoe dat zat op het moment dat de woning werd betreden en de hennepkwekerij is ontdekt. Op dat moment betaalde [betrokkene 1] zelf en soms hielp ik met de betalingen. Er was geen regeling omtrent terugbetaling van de bedragen omdat ik het heb betaald uit liefde voor [betrokkene 1] . Ik wilde dat hij minder stress had. Mijn vader steunde mij en ik kon altijd bij hem aankloppen als ik iets te kort kwam. U, voorzitter, vraagt mij of ik de administratie bij hield. We keken samen naar wat we nodig hadden, mijn vader maakte dat over naar mij en ik maakte de hypotheek over, dit betrof een bedrag van € 389,00. [betrokkene 1] had ook schulden die hij in termijn moest afbetalen. De elektriciteit- en gasrekening betaalde ik via mijn eigen bank. Ook betaalde ik af en toe de boodschappen voor [betrokkene 1] , nu hij dat zelf niet meer kon betalen aangezien hij onder bewind stond.
U, voorzitter, vraagt mij of ik op enig moment een opmerking heb gemaakt over de hennepkwekerij in de woning. We hebben ruzie gehad en vier weken lang is het contact tussen ons verbroken. Ik was op de hoogte van het feit dat de hennepkwekerij in de woning zat, maar verder heb ik er niets mee te maken gehad. Ik ben nooit in de betreffende ruimte geweest. De politie heeft geen DNA afgenomen in de hennepkwekerij, dan hadden ze kunnen zien dat ik nooit in die ruimte ben geweest.
U, voorzitter, vraagt mij hoe groot het appartement was waar [betrokkene 1] woonde en waar ik vaak kwam. De woonkamer was niet groot en direct achter de woonkamer was de slaapkamer. Aan de zijkant zat nog een klein kamertje. In totaal waren er drie kamers.
U, voorzitter, vraagt mij of de kamer met daarin de hennepkwekerij was afgesloten. Deze kamer had een deur met een slot erop. Dit betrof een normaal slot met een sleutel.
U, voorzitter, vraagt mij of ik de kamer waarin de hennepkwekerij zich bevond wel eens betrad om te kijken. Nee.
U, voorzitter, houdt mij voor dat uit het dossier volgt dat in de woonkamer en op het balkon vuilniszakken stonden met hennepresten. Ik heb daar niets mee te maken gehad. Toen de politie in de woning kwam was ik al enkele dagen niet meer in de woning geweest. Ik heb de politie op dat moment gevraagd wat er aan de hand was. Ik wist dat [betrokkene 1] in de woning was en ik heb daarom tegen de politie gelogen.
U, voorzitter, vraagt mij of ik de woning aan de [a-straat 1] beschouwde als de woning van [betrokkene 1] en van mij samen. Ik kwam daar die betreffende periode regelmatig. Ik was verantwoordelijk voor [betrokkene 1] , hij had geen contact met zijn familie. Het was echter niet mijn woning, ik heb daar ook slechts een of twee keer geslapen aangezien er geen bed in de woning was.
De raadsman reageert daarop als volgt:
De verdachte was drie of vier keer per week in de woning maar zij sliep daar niet.
De verdachte verklaart als volgt:
U, voorzitter, vraagt mij of ik op de hoogte was van de risico’s van een hennepkwekerij. Ik dacht er niet bij na en was er ook niet mee bezig.
U, voorzitter, vraagt mij of mijn vader op de hoogte was van de hennepkwekerij in de woning. Nee, hij was er niet van op de hoogte.
U, voorzitter, vraagt mij of ik een voorschot betaalde voor de elektriciteit van € 100,-. Dat zou kunnen.
U, voorzitter, vraagt mij wie de navordering heeft betaald van Enexis B.V. nadat de hennepkwekerij was ontdekt. Dat is via de bewindvoerder van [betrokkene 1] gegaan. Het betrof volgens mij een bedrag van € 6.000,-.
U, voorzitter, vraagt mij of ik met [betrokkene 1] heb gesproken over de opbrengsten van de hennepkwekerij. Nee.
U, voorzitter, vraagt mij of ik heb gesproken met [betrokkene 1] over de mensen die in de woning kwamen voor de hennepkwekerij. [betrokkene 1] had destijds veel schulden en al zijn opbrengsten gingen naar het afbetalen van deze schulden. Ik heb nooit gevraagd naar een bedrag. Ik werkte zelf en had inkomen uit mijn werk of via mijn vader.
U, voorzitter, vraagt mij of mijn auto in beslag is genomen. Dat klopt. Mijn vader heeft die auto gekocht en ik vind het heel erg dat deze in beslag is genomen. Ik gebruikte de auto vaak.
De oudste raadsheer vraagt mij wat ik heb besproken over de hennepkwekerij met [betrokkene 1] . Niet veel. Hij heeft mensen leren kennen en zijn huis ter beschikking gesteld. Ik heb wel een maand lang weinig tot geen contact gehad met [betrokkene 1] . Daarna heeft hij zijn plan over de hennepkwekerij aan mij verteld.
De oudste raadsheer houdt mij vol dat de hennepplanten geruime tijd in de woning zijn geweest. Dat klopt, ik wist ook dat het strafbaar was maar ik was machteloos. [betrokkene 1] was erg ziek en ik zag hoeveel schulden hij had. Zijn familie had hem uit huis gezet. Ik wist niet wat ik er nog aan kon doen.
De advocaat-generaal vraagt mij sinds wanneer de hennepkwekerij in de woning zat. Ik denk sinds het einde van 2018, of begin 2018. Ik weet het niet zeker meer.
De advocaat-generaal vraagt mij hoe lang de hennepkwekerij in de woning heeft gezeten. Zeker wel een jaar.
De advocaat-generaal vraagt mij welke schoenmaat ik heb. Ik heb maat 37.
De advocaat-generaal vraagt mij welke schoenmaat [betrokkene 1] heeft. Hij heeft maat 42.
De advocaat-generaal houdt mij voor dat er slippers zijn aangetroffen in de hennepkwekerij in maat 38. Ik heb deze slippers op het politiebureau gezien en ik heb mijn DNA afgegeven. De politie heeft echter geen DNA gecontroleerd op de aangetroffen slippers.
De advocaat-generaal vraagt mij hoe de slipper in de hennepkwekerij terecht is gekomen. Er zijn mensen in de woning geweest om de hennep te knippen. Het zou kunnen dat de slippers daardoor in de hennepkwekerij terecht zijn gekomen. Ik zou willen dat de politie DNA had gecontroleerd op de slippers. Ik ben niet in de hennepkwekerij geweest.
De advocaat-generaal houdt mij voor dat ik had kunnen bedenken dat het illegale activiteiten betroffen en dat ik de stroom betaalde voor de hennepkwekerij. Ik dacht er op dat moment niet aan, dat was een domme fout.
De advocaat-generaal houdt mij voor dat de hennepkwekerij er volgens mijn verklaring heden ter terechtzitting een jaar heeft gezeten en dat ik veel tijd heb gehad om daarover na te denken. Het was een domme fout, het had altijd kunnen gebeuren dat de politie de hennepkwekerij zou ontdekken. Sinds 2016 betaalde ik al meerdere kosten voor de woning dus het was niet alleen ten tijde van de hennepkwekerij. Eind 2016 is [betrokkene 1] ziek geworden. In 2017 is hij geopereerd en daarna volgden elk jaar twee operaties. Ik had mijn eigen leven daarnaast. Op dat moment was ik dus niet bezig met de mogelijke gevolgen van de hennepkwekerij. Ik was bezig met de gezondheid van [betrokkene 1] . Ik was de enige die voor hem kon zorgen. Het is dom dat ik de rekeningen betaalde en dat ze op mijn naam stonden. De energierekening zou eigenlijk op de naam van [betrokkene 1] komen te staan, maar via mij zouden we korting krijgen waardoor we mijn account hebben gebruikt.’

Het eerste middel

9. Het eerste middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd, omdat uit de bewijsmiddelen en -overwegingen van het hof niet kan volgen dat de verdachte het opzettelijk telen van hennep heeft medegepleegd. De steller van het middel wijst erop dat het hof de verklaring van de verdachte, inhoudende dat de hennep door derden werd geteeld, als ongeloofwaardig terzijde heeft geschoven, maar dat daarmee nog niet is gezegd dat zij als medepleger van het kweken van hennep in de woning van de medeverdachte kan worden aangemerkt.
10. Uit de rechtspraak van Uw Raad blijkt dat voor medeplegen vereist is dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De kwalificatie medeplegen is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [1] Verder kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen. [2]
11. Uit deze overwegingen blijkt het belang van een precieze bewijsvoering. [3] Daaruit moet duidelijk naar voren komen wat de gedragingen van de verdachte onderscheidt van medeplichtigheidsgedragingen. [4] Bij strafbare feiten die verband houden met hennep kan verder de specifieke delictsgedraging relevant zijn voor de beantwoording van de vraag of de kwalificatie medeplegen gerechtvaardigd is. [5] Zo kan onder omstandigheden een bijdrage van de verdachte ontoereikend zijn voor het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep, maar wel voldoende opleveren voor medeplegen van het opzettelijk ‘aanwezig hebben’ van hennep. [6]
12. Een arrest van Uw Raad van 19 december 2017 betrof een zaak waarin het hof aan zijn oordeel dat sprake was van het medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten ten grondslag had gelegd dat (i) de verdachte wist dat in haar woning een hennepplantage aanwezig was, (ii) zij aan de opbouw en exploitatie daarvan geen einde had gemaakt hoewel dat als enig eigenaar van de woning in haar macht lag, (iii) zij had toegestaan dat de kwekerij werd gefinancierd uit gemeenschappelijke gelden en (iv) zij profiteerde of zou profiteren van de opbrengsten van de kwekerij. Naar het oordeel van Uw Raad waren deze omstandigheden niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte het opzettelijk telen van hennep had medegepleegd. [7]
13. Een arrest van 25 januari 2022 betrof een zaak waarin het hof aan de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep in het bijzonder ten grondslag had gelegd dat (i) de hennepkwekerij was aangetroffen op het adres waar de verdachte tezamen met haar echtgenoot (de medeverdachte) en hun kinderen woonde, (ii) de verdachte wist dat de medeverdachte in een ruimte op de zolder van de gezamenlijke woning een hennepkwekerij had opgezet, (iii) de verdachte maandelijks een voorschot van ruim € 450 op de energienota voldeed, (iv) het leeuwendeel van deze energiekosten betrekking moest hebben gehad op het in werking zijn van de hennepkwekerij, en (v) het gezinsinkomen aangevuld moest zijn geweest met de inkomsten uit de kwekerij. In deze zaak oordeelde Uw Raad eveneens dat deze omstandigheden niet zonder meer voldoende waren voor het oordeel dat sprake was geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte (haar echtgenoot) die was gericht op het telen van hennep. [8]
14. Een arrest van 28 maart 2023 betrof een zaak waarin het hof aan zijn oordeel dat sprake was van het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep in het bijzonder ten grondslag had gelegd dat (i) de hennepkwekerij was aangetroffen in de woning waarin de verdachte en de medeverdachte feitelijk verbleven, (ii) de verdachte en de medeverdachte beiden konden beschikken over de hennepkwekerij en (iii) het hof de verklaring van de verdachte dat zij niet wist om welke spullen het ging, niet aannemelijk vond. Ook in dit geval casseerde Uw Raad, nu deze omstandigheden niet zonder meer voldoende waren om tot het oordeel te komen dat van een ‘nauwe en bewuste samenwerking’ door de verdachte en de medeverdachte sprake was geweest die was gericht op het opzettelijk telen van hennep. Dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had afgelegd over haar ‘rol bij de kwekerij’ maakte dat niet anders. [9]
15. Anders was het oordeel van Uw Raad in een arrest van 9 januari 2024. [10] Uw Raad leidde uit de bewijsvoering van het hof af ‘dat de gedragingen van de verdachte niet beperkt zijn gebleven tot het verschaffen van gelegenheid voor het telen van hennepplanten onder meer door haar echtgenoot gedurende twee maanden, soms wel drie of vier keer per week’ te vervoeren naar de hennepkwekerij. Uit die bewijsvoering volgde volgens Uw Raad ‘namelijk ook dat in de woning hennepplanten werden gekweekt om daarmee geld te verdienen voor het aflossen van schulden van de verdachte en haar echtgenoot, en dat de taken tussen de verdachte en haar echtgenoot daarbij zo waren verdeeld dat – terwijl haar echtgenoot het telen voor zijn rekening nam – de verdachte aanwezig was in die woning om daar dagelijkse dingen te doen en zo de indruk te wekken dat de woning alleen voor bewoning werd gebruikt en daarmee tevens te voorkomen dat haar echtgenoot zou worden aangehouden’. Het oordeel van het hof dat de verdachte ‘met al deze gedragingen’ het opzettelijk telen van hennepplanten had medegepleegd, was toereikend gemotiveerd. [11]
16. In hoeverre bij onduidelijkheid inzake de bijdrage van de verdachte toch medeplegen kan worden aangenomen, is in het bijzonder aan de orde geweest in de rechtspraak van Uw Raad betreffende diefstal in vereniging. Daaruit volgt dat het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte in specifieke gevallen een rol kan spelen bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen bewezen kan worden. Dat geldt in de eerste plaats voor de situatie dat met betrekking tot de toedracht van een diefstal kan worden vastgesteld dat deze door ‘verenigde personen’ is begaan, maar niet direct door wie precies, terwijl de betrokkene kort na de diefstal met een ander of anderen wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid daarbij duiden. Het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte kan eveneens van belang zijn in een geval waarin niet is vastgesteld dat een diefstal door medeplegers is begaan, maar dat zich wel kenmerkt door de omstandigheid dat de verdachte kort na de diefstal met een ander of anderen wordt aangetroffen in omstandigheden die op betrokkenheid bij die diefstal duiden, terwijl er geen contra-indicaties met betrekking tot het medeplegen door de verdachte bestaan. [12] Dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd, kan echter niet meebrengen dat in gevallen waarin duidelijk is geworden wat de rol van de verdachte was, en de vastgestelde gedragingen op medeplichtigheid duiden, desalniettemin medeplegen wordt aangenomen. [13]
17. De genoemde rechtsregels bieden niet altijd uitkomst in gevallen waarin de diefstal in een poging is blijven steken. Ook in die gevallen is evenwel niet vereist dat volledige duidelijkheid ontstaat over de bijdrage van de betrokkenen. Een arrest van 24 april 2018 betrof een poging tot diefstal door drie personen, waarbij onduidelijk was gebleven welk van de drie welke rol had vervuld. [14] Uw Raad overwoog dat het hof kennelijk had geoordeeld ‘dat de handelingen van de verdachte en diens mededaders het karakter droegen van een gezamenlijk ondernomen poging en daarmee van een gezamenlijke uitvoering’. Dat oordeel was in het licht van de vaststellingen van het hof niet onbegrijpelijk.
18. In beginsel kan de rechter ook in zaken omtrent hennepteelt waarin de bijdrage van de verdachte onduidelijk is gebleven, betekenis toekennen aan het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte voor een – in het licht van het tenlastegelegde medeplegen van het opzettelijk telen van hennep – relevante omstandigheid. Daarbij kan het zich met de medeverdachte bevinden in het pand waar de hennep gekweekt wordt, een sterke aanwijzing tegen de verdachte opleveren, net als het samen op pad gaan bij een diefstal. Dat geldt evenwel in veel mindere mate indien het om een woning gaat die de verdachte en de medeverdachte samen bewonen, omdat de aanwezigheid in de woning in dat geval ook door enkel de woonbestemming verklaard kan worden.
19. In de onderhavige zaak heeft het hof geoordeeld dat de volgende feiten en omstandigheden ‘redengevend kunnen zijn’ voor een bewezenverklaring van het door de verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachte telen van hennepplanten in de tenlastegelegde periode:
- de hennepkwekerij is aangetroffen in een voormalige (slaap)kamer in de woning van de medeverdachte;
- de woning waarin de kwekerij werd aangetroffen bestond naast de voormalige (slaap)kamer uit slechts één andere kamer;
- de woning werd (vrijwel) dagelijks door de verdachte en de medeverdachte bewoond;
- de medeverdachte heeft verklaard dat hij de kwekerij had en deze is begonnen omdat hij schulden had en dat er vijf oogsten zijn geweest;
- de verdachte heeft verklaard dat zij wist van de hennepkwekerij;
- het energiecontract stond op naam van de verdachte; zij betaalde in de tenlastegelegde periode de energiekosten en de hypotheekrente;
- in andere ruimtes van de woning (gang, woonkamer, balkon) werden aan hennepteelt gerelateerde goederen aangetroffen; dat duidt er volgens het hof op dat feitelijk de gehele woning ten dienste stond van de hennepkwekerij;
- er hebben geruime tijd vuilniszakken met hennepafval op het balkon gestaan;
- in de kwekerij zijn met hennepresten besmeurde slippers met de schoenmaat van de verdachte aangetroffen, waarvan de medeverdachte heeft verklaard dat dat waarschijnlijk de slippers van de verdachte zijn.
20. Verder heeft het hof de procesopstelling van de verdachte in zijn oordeel betrokken door te overwegen dat van de verdachte een verklaring mag worden verlangd die de redengevendheid van de genoemde feiten en omstandigheden ontzenuwt, en dat de verdachte die verklaring niet heeft gegeven. Het hof is daarbij ingegaan op de verklaring van verdachte, inhoudend dat de slaapkamer door de medeverdachte ten behoeve van het telen van hennep aan derden ter beschikking was gesteld. Aan haar verklaring dat ‘bij ons thuis’ een paar jongens zijn geweest die zij 1 à 2 keer heeft gezien, gaat het hof ‘als volstrekt ongeloofwaardig voorbij’. Indien het opbouwen en onderhouden van de hennepkwekerij door derden zou zijn gebeurd, moet de verdachte daar volgens het hof ‘minst genomen iets (en meer dan het 1 à 2 keer zien van een paar jongens) van mee hebben gekregen’. Het hof acht ook van belang dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de met hennepresten besmeurde slippers in de kwekerij. Het hof overweegt dat die aanwezigheid ‘naadloos past bij directe betrokkenheid van de medeverdachte’ (
BFK: ik begrijp: de verdachte) bij de hennepteelt.
21. De feiten en omstandigheden die het hof ten grondslag heeft gelegd aan zijn oordeel dat de verdachte de hennepteelt heeft medegepleegd, houden onder meer in dat het energiecontract op naam van de verdachte stond, dat zij in de tenlastegelegde periode de energiekosten en de hypotheekrente heeft betaald en dat zij wist van de hennepkwekerij. Deze omstandigheden zijn op zichzelf genomen niet voldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met de medeverdachte die was gericht op het opzettelijk telen van hennep, nu zij in de kern niet meer inhouden dan dat de verdachte aan een ander middelen (en gelegenheid) heeft verschaft voor het telen van hennep. Dat duidt op het eerste gezicht op gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht.
22. Het hof heeft aan de bewezenverklaring voorts ten grondslag gelegd dat de woning (vrijwel) dagelijks door de verdachte en de medeverdachte werd bewoond, dat in andere ruimtes van de woning aan hennepteelt gerelateerde goederen werden aangetroffen en dat dit erop duidt ‘dat feitelijk de gehele woning ten dienste stond van de hennepkwekerij’. Ook deze aanvullende feiten en omstandigheden brengen naar het mij voorkomt niet mee dat de bewezenverklaring van medeplegen toereikend gemotiveerd is. Dat ‘feitelijk de gehele woning ten dienste stond van de hennepkwekerij’, zoals het hof vaststelt, sluit niet uit dat de verdachte in de woning kwam omdat zij (zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard) bezig was ‘met de gezondheid van [betrokkene 1] ’ en ‘de enige (was) die voor hem kon zorgen’. Het hof heeft niet vastgesteld dat de verdachte in de woning aanwezig was om de indruk te wekken dat deze alleen voor bewoning werd gebruikt, of dat haar aanwezigheid aldaar anderszins een bijdrage leverde aan de hennepteelt.
23. Dat de verdachte naar het oordeel van het hof in strijd met de waarheid heeft verklaard dat de hennepkwekerij door de medeverdachte ter beschikking is gesteld aan derden, brengt voorts niet mee dat de verdachte de redengevendheid van feiten en omstandigheden die specifiek op medeplegen door de verdachte wijzen niet heeft ontzenuwd. Dat de kwekerij niet door derden is opgebouwd en onderhouden, sluit het scenario waarin de medeverdachte opzettelijk hennep heeft geteeld en de verdachte daaraan medeplichtig is geweest (door het energiecontract op haar naam te zetten en de energiekosten en hypotheekrente te betalen) niet uit.
24. Anders dan in de genoemde arresten van 19 december 2017, 25 januari 2022 en 28 maart 2023 zijn in deze zaak ook met hennepresten besmeurde slippers in de maat van de verdachte in de hennepkwekerij aangetroffen. Dat is een omstandigheid waaruit het hof conclusies van feitelijke aard had kunnen trekken, die in cassatie slechts op hun begrijpelijkheid worden getoetst. In de bewijsoverwegingen ontbreken dergelijke gevolgtrekkingen evenwel. Het hof heeft uit de maat van de slippers en de verklaring van de medeverdachte niet met zoveel woorden afgeleid dat het om de slippers van de verdachte gaat en het heeft uit de hennepresten aan de slippers niet afgeleid dat de verdachte daadwerkelijk bij het verzorgen, oogsten en/of opruimen van hennepplanten betrokken is geweest. Het hof heeft overwogen dat de aanwezigheid van de slippers naadloos past ‘bij directe betrokkenheid van de medeverdachte bij de hennepteelt’, maar dat betekent nog niet dat de aanwezigheid van de slippers en de hennepresten aan die slippers niet ook bij andere scenario’s kunnen passen.
25. Het hof heeft aldus ook niet uit (via feitelijke gevolgtrekkingen vastgestelde) gedragingen van de verdachte afgeleid dat daadwerkelijk van een voldoende substantiële bijdrage aan een nauwe en bewuste samenwerking sprake was. Ik neem daarbij in aanmerking dat het hof ook heeft overwogen dat de medeverdachte heeft verklaard ‘dat hij een hennepkwekerij in de woning had omdat hij schulden had’, en dat ‘directe betrokkenheid’ van de verdachte bij de hennepteelt ook kan bestaan in het daarbij behulpzaam zijn, wat een vorm van medeplichtigheid is (art. 48 Sr). Andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met de medeverdachte die was gericht op het opzettelijk telen van hennep, heeft het hof niet vastgesteld.
26. Het middel slaagt.

Het tweede middel

27. Het tweede middel bevat de klacht dat het hof mede op basis van de verklaring van een anonieme getuige heeft bewezenverklaard dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander hennep heeft geteeld, zonder het gebruik van dit bewijsmiddel nader te motiveren.
28. Een schriftelijk bescheid houdende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, kan – tenzij sprake is van een proces-verbaal als bedoeld in art. 344a, tweede lid, Sv - alleen meewerken tot het bewijs indien de bewezenverklaring ‘in belangrijke mate’ steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal en door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven om deze anoniem gebleven persoon te (doen) ondervragen (art. 344a, derde lid, Sv). Het gebruik van een dergelijk schriftelijk bescheid voor het bewijs moet – op straffe van nietigheid – van een bijzondere motivering worden voorzien. [15] De rechter moet vermelden dat aan de hiervoor genoemde eisen is voldaan en zal er daarnaast blijk van moeten geven zelfstandig de betrouwbaarheid van de anonieme verklaring te hebben onderzocht. [16]
29. Het begrip ‘een persoon wiens identiteit niet blijkt’ wordt restrictief uitgelegd. [17] Uit rechtspraak van Uw Raad volgt dat personen wier persoonsgegevens niet (volledig) zijn vermeld in het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, maar van wie vaststaat dat zij wel ‘zodanig kunnen worden geïndividualiseerd dat de verdediging desgewenst hun verhoor als getuige door de rechter-commissaris of ter terechtzitting kan verzoeken’ niet als zodanig kunnen worden aangemerkt. [18] Het komt dus aan op de vraag of de identiteit van de persoon die heeft verklaard, achterhaald kan worden. [19]
30. In de onderhavige zaak heeft het hof een proces-verbaal van bevindingen voor het bewijs gebruikt dat is opgesteld door [verbalisant 1] (bewijsmiddel 6). Het bevat, naast de door de verbalisant waargenomen en ondervonden feiten en omstandigheden, een mededeling van een omwonende in het appartementencomplex aan de [a-straat 1] te [plaats] , inhoudende dat ‘er een man en vrouw op het adres woonden’. De desbetreffende omwonende wordt niet bij naam genoemd. Het hof heeft deze mededeling in de bewijsoverwegingen herhaald ter onderbouwing van de vaststelling dat de betreffende woning ‘(vrijwel) dagelijks door de verdachte en de medeverdachte (werd) bewoond’.
31. Het hof heeft de mededeling van de omwonende kennelijk niet opgevat als een verklaring van ‘een persoon wiens identiteit niet blijkt’. Dat is niet onbegrijpelijk, nu de mededeling dat er een man en een vrouw op het adres woonden is gedaan door een ‘omwonende in het appartementencomplex’. Om die reden kan worden aangenomen dat de identiteit van de omwonende kan worden achterhaald. [20] Tot een nadere motivering van het gebruik van bewijsmiddel 6 was het hof dan ook niet gehouden.
32. Het middel faalt.

Slotsom

33. Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt.
34. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
35. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474,
2.HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315,
3.Vgl. J. de Hullu en P.H.P.H.M.C. van Kempen,
4.Vgl. N. Seijlhouwer-de Visser, ‘De strafrechtelijke aansprakelijkheid van de eigenaar of huurder van een henneppand’,
5.Zie De Hullu en Van Kempen,
6.Vgl. T. Blom,
7.HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3202,
8.HR 25 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:72, rov. 3.3.1.
9.HR 28 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:461, rov. 2.4.1. Ook in HR 14 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2967 en HR 16 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:243 slaagde de bewijsklacht inzake medeplegen. In het laatste arrest was een vingerafdruk van de verdachte op verpakkingsmateriaal aangetroffen. Seijlhouwer-De Visser,
10.HR 9 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:3.
11.Een veroordeling wegens medeplegen van het opzettelijk telen van hennep bleef bijvoorbeeld ook in stand in HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:776; HR 29 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:789,
12.Vgl. HR 28 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:3022,
13.Vgl. HR 22 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:289,
14.HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:662,
15.Art. 360, eerste en vierde lid, Sv, dat ingevolge art. 415, eerste lid, Sv in hoger beroep van overeenkomstige toepassing is.
16.Vgl. HR 11 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1460,
17.Vgl. B.F. Keulen en G. Knigge,
18.Vgl. HR 4 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1195,
19.Vgl. Dubelaar,
20.Vgl. HR 9 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:208.