ECLI:NL:HR:2022:72

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
20/02683
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen en aanwezig hebben van hennep in gezamenlijke woning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van medeplegen van het opzettelijk telen van hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en hennep. De hennepkwekerij was aangetroffen op het adres waar de verdachte samen met haar echtgenoot, die ook als medeverdachte werd aangemerkt, en hun kinderen woonde. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere arresten met betrekking tot de afbakening van medeplegen en medeplichtigheid. Het hof had vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat zij maandelijks een aanzienlijk bedrag aan energiekosten betaalde, wat erop wees dat het gezinsinkomen mogelijk was aangevuld met inkomsten uit de kwekerij. De Hoge Raad oordeelde echter dat de omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het telen van hennep. Het hof had de bewezenverklaring van het medeplegen ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar bevestigde wel de bewezenverklaring van het aanwezig hebben van hennepplanten. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling van het medeplegen en de strafoplegging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02683
Datum25 januari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 augustus 2020, nummer 22-003763-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, te dien aanzien tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.1 Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1. zij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 april 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [a-straat 1]) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. zij op 21 april 2016 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 112 hennepplanten en 89 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
2.1.2 Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 4 juli 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nummer PL1500-2016112687-1 (p. 12 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op donderdag 21 april 2016 kwam een melding binnen dat er een brand zou woeden in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]. Dit betreft een tussenwoning.
Op het adres [a-straat 1] te [plaats] staan de volgende personen ingeschreven:
[verdachte] (geb. [geboortedatum] 1975),
[betrokkene 1] (geb. [geboortedatum] 1982),
[betrokkene 2] (geb. [geboortedatum] 2008),
[betrokkene 3] (geb. [geboortedatum] 2012).
In voornoemde woning werd op 21 april 2016 binnengetreden. In de woning bevond zich op de tweede etage (zolder) een hennepkwekerij. De overloop (ruimte C), de kweekruimte (ruimte A) en in de kweekruimte A bevond zich een kast (ruimte B). Uit een ruwe telling bleek dat er ongeveer 98 hennepplanten stonden in de kweekruimte. De grootte van de hennepplanten varieerde van 90 tot 100 cm hoog. Tevens werd er in de ruimte B restafval aangetroffen van hennep van vermoedelijk eerdere kweken. Tevens werd er in ruimte B een plastic doorzichtige doos aangetroffen met een grote hoeveelheid gedroogde henneptoppen. Deze doos met henneptoppen werd inbeslaggenomen en later bleek na weging op een gedigitaliseerde weegschaal dat het gewicht van de gedroogde henneptoppen 89 gram bedroeg.
Ik heb tijdens de ruiming 112 hennepplanten aangetroffen. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Geconstateerd werd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij legaal werd afgenomen.
In de kweekruimte A bevond zich een op kalk gelijkende afzetting op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten.
Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt.
Ik zag niet alleen aan de eerder vermelde verpakkingsresten, stofvorming en hennepresten, dat er eerder geoogst moet zijn geweest. Ik zag ook gebruikerssporen aan de behuizing cq inrichting van de kwekerij.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nummer PL1500-2016112687-25 (p. 128 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 24 augustus 2016 is door mij proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens opgemaakt voor informatie van Energieleverancier LIANDER, afdeling energiefraude.
Uit het overzicht gebruikt van LIANDER, blijkt dat het contract met de energieleverancier, voor de [a-straat 1] te [plaats], per 16-07-2007 is ingegaan en op naam staat van [verdachte].
Er is bij de installatie geen sprake geweest van energiefraude, dus het verbruik van de aangetroffen hennepkwekerij is door de meter geregistreerd. Bij een normaal standaard jaarverbruik met gezinsbewoning (2 kinderen) en tussenwoning wordt door de netbeheerders, leveranciers en consumentenorganisaties ca. 4.500kWh/jaar gehanteerd.
Tijdens het onderzoek in de woning zijn geen specifieke apparatuur zoals (infrarood-)sauna, vrieskisten, Hot-Tub in de tuin o.i.d. aangetroffen, welke het zeer hoge verbruik mede zouden kunnen verklaren.
Over de periode van 17-01-2013 tot 21-04-2016 was het totaal verbruik 72.028kWh, wat een gemiddeld jaarverbruik geeft van 22.162kWh.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nummer PL1500-2016112687-24 (p. 217 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Door de ICOV is hierop de ICOV rapportage vermogen- en inkomsten verstrekt. Gegevens zijn digitaal aangeleverd en nader bekeken. Samengevat blijkt het volgende:
[verdachte] en [betrokkene 1] hebben een geregistreerd partnerschap en zijn beide eigenaar van de woning [a-straat 1] te [plaats].
Op deze woning zit een hypotheekschuld van 259.000,- euro. De hypotheek is gesplitst in een hypotheek van 143.250,- euro en in 115.750,- euro.
- WOZ Waarde van de woning in 2015 bedroeg 209.000,- euro;
- In 2012 is er bij [betrokkene 1] geen eigen vermogen;
- Totaal vermogen uit bankspaargelden van [betrokkene 1] is in 2015 883,- euro;
- In 2013 heeft [betrokkene 1] een netto loon van 12.030,- euro van uitvoeringsinstituut WI;
- Laatst bekende inkomsten in 2015 was 25.010,- euro.
- Totaal vermogen uit bankspaargelden [verdachte]: 604,- euro;
- Loongegevens 2016 [verdachte], nettoloon 9.848,- euro;
- Zorgtoekenning 2016 1.335,- euro;
- Kindgebonden budget 2016, toeslag 1.580,- euro.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2017 van de politie Eenheid Den Haag met nummer PL1500-2016112687-34 (p. 186 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Door mij is een proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking historische gegevens opgemaakt voor informatie van het energiebedrijf NUON. Doel van de aanvraag was om inzicht te krijgen, in alle maandafrekeningen over de periode 16-07-2007 tot 21 april 2016, van de woning [a-straat 1] te [plaats] en tevens inzicht te krijgen in de hoogte van de maandafrekeningen. Aan de hand van het overzicht van de NUON is van alle maandafrekeningen in de periode van 16-07-2007 tot en met april 2016 een berekening gemaakt.
Periode april 2015 tot en met maart 2016;
Deze periode beslaat 12 maanden.
Totaal in rekening gebracht jaarafrekening 2016:
5.328,00,-
Bij te betalen: 210,57 euro.
Totale kosten 2015/2016 elektra: 5.538,57,- euro.
5.538,57,- euro gedeeld door 12 maanden geeft een gemiddeld bedrag van 461,55,- euro per maand in de periode 2015/2016.
Periode april 2016:
In de maand april 2016 werd een bedrag van 476,- euro in rekening gebracht.
5. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 5 juli 2019 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Uiteindelijk ben ik erachter gekomen (hof: de hennepkwekerij) en hebben we flinke ruzie gehad. Ik deed wel de was en de wasmachine stond om de hoek op zolder. Er zat een hele tijd een muziekstudio op zolder. Die heeft [betrokkene 1] (het hof begrijpt: medeverdachte [betrokkene 1]) zelf aangelegd. De stroomrekening was iets van € 400,- per maand. Ik betaalde de (energie)rekeningen.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nummer PL1500-2016112687-29 (p. 143 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 20 december 2016 afgelegde verklaring van de verdachte:
[betrokkene 1] en ik hebben twee kinderen. Ik heb een fulltime baan. Ik moet wel. Ik verdien ongeveer € 2.100,- netto per maand. [betrokkene 1] heeft geen werk. [betrokkene 1] heeft in 2014 een motorongeluk gehad.
Als je de trap op komt dan zie je een muur met een deur. Hierachter stonden de plantjes. Naast deze gesloten ruimte heb je een open ruimte. Dit is een wasruimte. Hier stond de wasmachine. In de gesloten ruimte, kwam ik nooit. Ik was het hier helemaal niet mee eens. Ik wilde dit niet en wilde hier ook niks van weten. Hier hebben wij voor de brand ook flinke ruzie over gehad.
In 2015 hadden we grote geldproblemen en daarom heeft [betrokkene 1] zijn muziekstudio verkocht. [betrokkene 1] had geen inkomen. Hij heeft ook geen uitkering. Ik ben fulltime aan het werk om mijn gezin te onderhouden.
7. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 december 2016 van de politie Eenheid Den Haag met nummer PL1500-2016112687-28 (p. 156 e.v.). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 20 december 2016 afgelegde verklaring van de medeverdachte [betrokkene 1]:
Ik heb een hennepkwekerij in mijn woning gehad. Als je voor de trap staat dan kijk je gelijk tegen een oude muziekstudio hok aan. Deze had ik ingericht als hennepkwekerij. De wasmachine stond vanaf de trap gezien rechts in een open ruimte. Hier stonden ook allemaal dozen met spullen. Er stonden ook spullen met betrekking tot de hennepkwekerij. De kwekerij is november of december 2015 begonnen. Ik verzorgde de kwekerij en ben niet op vakantie geweest. Ik heb een jaar na mijn motorongeluk in 2014 op de bank gelegen en daarna ben ik gaan revalideren. Ik heb geen werk.
Behalve kinderbijslag heb ik geen inkomsten, ook geen loon.”
2.1.3 Het hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring verder het volgende overwogen:
“Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op 21 april 2016 is aan de [a-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij in totaal 112 hennepplanten en 89 gram gedroogde henneptoppen zijn aangetroffen. Op dit adres woont de verdachte, samen met haar echtgenoot, tevens medeverdachte, en hun twee kinderen.
Het staat vast dat de medeverdachte echtgenoot van verdachte het initiatief heeft genomen tot deze hennepkwekerij. Hij heeft de kwekerij opgezet, in stand gehouden en de nodige kweekhandelingen verricht. De kwekerij bevond zich op de zolder van hun gezinswoning. Deze zolder was eerst ingeruimd als een muziekstudio van de echtgenoot van verdachte, maar deze had hij ergens in 2015 verkocht. Naast deze studio/ruimte stonden droogrekken (voor de hennep) en stond de wasmachine; verdachte gebruikte deze wasmachine regelmatig. Ook staat vast dat de verdachte wist dat zich in deze ruimte een hennepkwekerij bevond, ze hadden er -naar beider zeggen- ook ruzie over gehad.
In de tenlastegelegde pleegperiode zat de echtgenoot van verdachte ziek thuis. Dit als gevolg van een ernstig motorongeluk in 2014. De echtgenoot had echter geen uitkering en verder ook geen andere bron van inkomsten (meer). Verdachte was met haar full-time baan toen de enige kostwinner van het jonge gezin. Haar netto maandinkomen bedroeg toen ongeveer € 2.100.
De stroom voor de hennepkwekerij werd op legale wijze, via de meter dus, afgenomen. Het gemeten stroomverbruik van het huishouden was dan ook bijzonder hoog. Per maand moest om die reden een voorschot van ruim € 450,-- worden betaald. Uit onderzoek is gebleken dat het leeuwendeel van de maandelijkse energienota betrekking moet hebben gehad op het draaiende houden van de hennepkwekerij.
Het was de verdachte die dit maandelijks betaalde aan het nutsbedrijf. Dat aandeel bedroeg dus bijna een kwart van het gezinsinkomen. Na aftrek van de nodige vaste lasten, zoals bijvoorbeeld de hypotheek en verzekeringen, blijft er aldus bijzonder weinig over om het hele gezin van te onderhouden. Dat maakt dat het er voor gehouden moet worden dat het gezinsinkomen aangevuld moet zijn geweest met een andere inkomstenbron.
Die inkomsten kwamen naar het oordeel van het hof uit de kwekerij.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat
binnen de tenlastegelegdepleegperiode eenmaal is geoogst. De opbrengsten daarvan zijn naar het oordeel van het hof, het gezinsbudget -en daarmee dus ook de verdachte- ten goede gekomen.
Uit dit alles volgt dat de verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij. De te beantwoorden vraag is hoe deze betrokkenheid moet worden geduid.
Vooropgesteld: niet kan worden vastgesteld dat de verdachte feitelijke uitvoeringshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de hennepkwekerij (en de aangetroffen gedroogde hennep). Tussen de verdachte en haar uitvoerende echtgenoot -hij zette de kwekerij op en verzorgde de planten- bestond echter, mede gelet op de onderlinge rolverdeling daarin, wel een nauwe en bewuste samenwerking. Het hof acht de door de verdachte aan die samenwerking geleverde bijdrage essentieel, omdat zonder de door haar als enige gedane energiebetalingen -welke betalingen bijna één vierde van het legale door haar verdiende gezinsinkomen bedroegen- geen kwekerij kan ‘draaien’. De verdachte wist bovendien van de hoed en de rand en heeft gedeeld in c.q. geprofiteerd van de opbrengst van die kwekerij. De omstandigheid dat de verdachte de planten niet zelf heeft verzorgd of op enig moment ruzie met haar echtgenoot had over de kwekerij maakt dat niet anders.
Mede bezien in het licht van de hierboven geschetste omstandigheden acht het hof de kwalificatie medepleger als bedoeld in artikel 47 Sr dan ook gerechtvaardigd. Al het bovenstaande leidt tot de slotsom dat de verdachte (samen met haar echtgenoot) medepleger is geweest ten aanzien van de hennepkwekerij (feit 1 primair) en, daarmee ook van de in de gezinswoning aangetroffen (gedroogde) hennep (feit 2).”

3.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel

3.1
Het eerste cassatiemiddel klaagt onder meer dat het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen van het telen van hennep niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid. Het tweede cassatiemiddel klaagt dat het onder 2 bewezenverklaarde medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en hennep niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.2
In zijn arresten van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718 en 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, heeft de Hoge Raad enige algemene beschouwingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
3.3.1
Het hof heeft aan de bewezenverklaring van het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep in het bijzonder ten grondslag gelegd dat (i) de hennepkwekerij is aangetroffen op het adres waar de verdachte tezamen met haar echtgenoot – de medeverdachte – en hun kinderen woont, (ii) de verdachte wist dat de medeverdachte in de studioruimte op de zolder van de gezamenlijke woning een hennepkwekerij had opgezet, (iii) de verdachte maandelijks een voorschot van ruim € 450 op de energienota voldeed, (iv) het leeuwendeel van deze energiekosten betrekking moet hebben gehad op het in werking zijn van de hennepkwekerij, en (v) het ervoor moet worden gehouden dat – gelet op de energiekosten en de vaste lasten – het gezinsinkomen aangevuld moet zijn geweest uit een andere inkomstenbron, namelijk de inkomsten uit de kwekerij. Deze omstandigheden zijn echter niet zonder meer voldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met de medeverdachte die was gericht op het opzettelijk telen van hennep, nu deze omstandigheden in de kern niet meer inhouden dan dat de verdachte aan een ander middelen heeft verschaft voor het telen van hennepplanten in de gezamenlijke woning, hetgeen op het eerste gezicht duidt op gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht, en dat zij heeft geprofiteerd van de inkomsten uit de kwekerij. Het oordeel van het hof is daarom ontoereikend gemotiveerd.
3.3.2
Het eerste cassatiemiddel is in zoverre terecht voorgesteld. Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van dit cassatiemiddel niet nodig.
3.4.1
Het oordeel van het hof dat de verdachte de hennepplanten tezamen en in vereniging met een ander aanwezig heeft gehad, is - gelet op de vaststellingen van het hof - wel toereikend gemotiveerd.
3.4.2
Het tweede cassatiemiddel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
25 januari 2022.