ECLI:NL:HR:2017:3202

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
16/00287
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het telen en aanwezig hebben van hennepplanten in een woning

In deze zaak gaat het om de verdachte die in haar woning een hennepkwekerij had. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van het opzettelijk telen van hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten over de motiveringsplicht van de rechter bij het vaststellen van medeplegen. De Hoge Raad oordeelt dat de omstandigheden in de bewijsoverweging niet voldoende zijn om aan te nemen dat de verdachte het opzettelijk telen van hennepplanten heeft medegepleegd. De verdachte heeft weliswaar middelen en gelegenheid verschaft, maar dit duidt meer op medeplichtigheid dan op medeplegen. Het Hof had echter voldoende gemotiveerd dat de verdachte de hennepplanten tezamen en in vereniging met een ander aanwezig heeft gehad. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof voor wat betreft het eerste feit en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/00287
TBO/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 5 januari 2016, nummer 22/002075-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.D. Maessen, advocaat te Sittard, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de beslissingen ter zake van feit 1 en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel klaagt dat het onder 1 en onder 2 bewezenverklaarde medeplegen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"1. zij in de periode van 30 maart 2011 tot en met 16 augustus 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [a-straat]) een groot aantal hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. zij op 17 augustus 2011 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [a-straat]) een hoeveelheid van ongeveer 1595 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Als geschrift een "proces-verbaal van bevindingen van onderzoek hennepkwekerij" d.d. 17 augustus 2011 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. 2011244122. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 1-9):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Datum onderzoek: 17 augustus 2011
Adres onderzoek: [a-straat]
In het pand werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
Plaats hennepkwekerij: slaapkamer.
Chemische test: vanuit willekeurige plaatsen in de kweekruimte werden twee monsters genomen. Deze twee monsters werden getest met behulp van de MMC-test Cannabis. De uitgevoerde chemische test toonde de aanwezigheid van cannabis aan.
In de droogruimte was 1595 gram hennep aanwezig.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 augustus 2011 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17J0 2011244122-4. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van eigen waarneming en ondervinding van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 17 augustus 2011 hebben wij een onderzoek ingesteld naar een mogelijke hennepkwekerij aan de [a-straat] te Rotterdam.
Op aanbellen werd er opengedaan door een vrouw die ons later opgaf te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] en wonende aan de [a-straat] te Rotterdam.
Hierop hebben wij de vrouw meegedeeld dat wij het vermoeden hadden dat er een hennepkwekerij in de woning aanwezig was en hebben wij de vrouw gevraagd of wij haar woning mochten betreden. Wij hoorden vervolgens dat de vrouw zei: "oké, kom maar verder". Wij zijn naar de tweede verdieping gelopen. Aldaar zagen en voelden wij dat er een afgesloten ruimte was, naast de kinderkamer. Wij zagen dat de ruimte was afgesloten middels een cilinderslot. Tevens voelden wij dat het op de tweede verdieping een stuk warmer was dan in de rest van de woning en hoorden in de afgesloten ruimte een brommend geluid, kennelijk afkomstig van een afzuiger, dan wel een ventilator. Hierop aan [verdachte] de sleutel van deze ruimte gevraagd. Wij zagen en hoorden vervolgens dat [verdachte] naar boven kwam lopen en zagen dat zij de sleutel van de ruimte achter een schilderij vandaan haalde. Voorts gaf [verdachte] deze sleutel aan mij, verbalisant [verbalisant 1]. Vervolgens hebben wij de ruimte geopend. Wij zagen dat er in deze ruimte een in werking zijnde hennepkwekerij stond. Tevens zagen wij zogenaamde droogrekken welke vol lagen met henneptoppen. De vrouw gaf aan dat zij haar vriend zou bellen die ook in de woning woont. Op 17 augustus 2011 omstreeks 10.25 uur zagen wij een manspersoon de woning in komen. Hij gaf op te zijn [medeverdachte], geboren [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] en wonende [a-straat] te Rotterdam.
3. Een geschrift, zijnde een rapportage diefstal energie, d.d. 19 augustus 2011, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2] en voor ontvangst ondertekend door de opsporingsambtenaar [verbalisant 3]. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Pleegadres: [a-straat]
Plaats: Rotterdam
In een kamer van dat pand werd een hennepkwekerij aangetroffen. Door Stedin Netbeheer B.V. wordt een periode van in werking zijnde hennepkwekerij aangehouden van 140 dagen, te weten de periode vanaf 30 maart 2011 tot en met 17 augustus 2011.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 augustus 2011 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17J0 2011244122-11. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 18 augustus 2011 afgelegde verklaring van de verdachte:
V: Waar woont u?
A: [a-straat] te Rotterdam.
V: Van wie heeft u het pand gekocht?
A: Atta makelaars.
V: Met wie woont u samen?
A: Met [medeverdachte] en met onze kleine.
V: Sinds wanneer woont u hier?
A: 2006.
V: Wie hebben er allemaal een sleutel van de woning?
A: Ik en mijn vriend.
V: Wie heeft de hennepkwekerij opgebouwd?
A: Mijn vriend was er mee bezig. Hij zei tegen mij dat wij het beter zouden hebben.
V: Wat bedoel je met "dat wij het beter zouden hebben"?
A: Wij zaten op dat moment een beetje in de knoop met de financiën.
V: Wanneer is de hennepkwekerij opgebouwd?
A: Hij is ongeveer 3 of 4 maanden geleden begonnen met dingen opbouwen.
V: Hoe is je vriend aan de spullen gekomen om de hennepkwekerij op te bouwen?
A: Tweedehands.
V: Hoe kwam u (het hof begrijpt: hij) aan het geld om deze spullen te kopen?
A: Ik denk gewoon van het salaris wat hij over had.
V: Wat hij over had?
A: Ja, wij doen alles samen. Dus wij voegen ons geld samen en misschien hield hij daar wel wat aan over.
V: Hoeveel salaris werd er samen gevoegd dan?
A: Alles werd samen gevoegd en wat er over bleef na de vaste lasten werd dan eten van gehaald en zo. Dat ging in een potje en daar leefden wij verder van.
V: Maar wist je dat het strafbaar was?
A: Ja, dat wist ik wel.
V: Komen er wel eens andere mensen in de woning als jullie er niet zijn?
A: Nee, nooit als wij er niet zijn.
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 augustus 2011 van de politie Rotterdam-Rijnmond met nr. PL17J0 2011244122-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 17 augustus 2011 afgelegde verklaring van [medeverdachte]:
V: Waar woont u?
A: [a-straat] te Rotterdam.
V: Met wie woont u samen?
A: Samen met mijn vrouw en mijn kind.
V: Hoe bent u aan het pand gekomen?
A: Het huis staat op haar naam.
V: Wat betaalt u aan gas en licht?
A: Ik laat mijn vrouw alles doen.
V: Op wiens naam staat het contract voor het gas en licht?
A: Op mijn vrouw haar naam. Alles staat op haar naam.
V: Wie hebben er allemaal een sleutel van de woning?
A: Ik en mijn vrouw.
V: Wie heeft de hennepkwekerij opgebouwd?
A: Ik heb het zelf gedaan. Ik heb via internet wat spullen gekocht en heb het toen zelf in elkaar gezet.
V: Hoe bent u aan de spullen gekomen om de hennepkwekerij op te bouwen?
A: Via internet bestellen...tweedehands.
V: Hoe kwam u aan het geld om deze spullen te kopen?
A: Van mijn salaris.
V: Hoe bent u aan deze hennepstekjes gekomen?
A: Ik heb gewoon zaadjes in de aarde gedaan en gewacht tot ze eruit kwamen.
V: Waar heeft u de hennep laten drogen?
A: Gewoon in diezelfde kamer.
V: Ik durf te beweren dat het niet je eerste oogst was...
A: Ja, het kan zijn dat het iets langer dan 2,5 maand was."
2.2.3.
Het Hof heeft met betrekking tot de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Op 17 augustus 2011 is in een met cilinderslot afgesloten ruimte in de woning aan de [a-straat] te Rotterdam een hennepkwekerij aangetroffen. De verdachte was enig eigenaar van deze woning. Zij had zowel formele als feitelijke zeggenschap omtrent hetgeen in het pand plaatsvond. De verdachte woonde in het pand samen met degene die heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het opzettelijk telen en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, te weten haar toenmalige partner medeverdachte [medeverdachte], met wie zij in dat pand ook samen een jong kind had, welk kind sliep in de kamer naast de ruimte waar de kwekerij werd aangetroffen. De verdachte had feitelijke toegang tot de afgesloten ruimte, aangezien zij ervan op de hoogte was dat de sleutel die toegang tot de ruimte verschafte achter een schilderij verborgen lag. Verdachte heeft voorts toegegeven dat zij ervan op de hoogte was dat er in de woning een hennepkwekerij aanwezig was. De medeverdachte had haar te kennen gegeven dat zij en de medeverdachte daar financieel beter van zouden worden. De kwekerij is blijkens haar verklaring bij de politie kennelijk gefinancierd uit het geld dat gezamenlijk werd beheerd door de verdachte en de medeverdachte.
Het hof is gelet op de geschetste feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte als medepleger van de tenlastegelegde feiten kan worden beschouwd, nu zij 1) kennis droeg van de aanwezigheid van de hennepplantage in haar eigen woning, 2) aan het opbouwen en de exploitatie van de kwekerij geen einde heeft gemaakt, terwijl dat als enig eigenaar van de woning waarin de kwekerij zich bevond zonder meer in haar macht lag, 3) toe te staan dat de kwekerij werd gefinancierd uit gemeenschappelijke gelden en 4) van de (eventuele) opbrengsten feitelijk profiteerde dan wel zou profiteren. Door zich aldus te gedragen is sprake geweest van een dusdanig nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte, gericht op de totstandbrenging van het tenlastegelegde, dat van medeplegen kan worden gesproken."
2.3.
In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
2.4.
Het middel klaagt in de eerste plaats over het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen van het telen van hennepplanten.
2.5.
Blijkens zijn hiervoor onder 2.2.3 weergegeven overweging heeft het Hof voor zijn oordeel dat sprake is van het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen van het opzettelijk telen van hennepplanten in het bijzonder in aanmerking genomen dat (i) de verdachte wist dat de hennepplantage in haar woning aanwezig was, (ii) zij aan de opbouw en exploitatie van de kwekerij geen einde heeft gemaakt hoewel dat als enig eigenaar van de woning in haar macht lag, (iii) zij heeft toegestaan dat de kwekerij werd gefinancierd uit gemeenschappelijke gelden en (iv) zij profiteerde of zou profiteren van de opbrengsten van de kwekerij. Deze omstandigheden zijn niet zonder meer voldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte het opzettelijk telen van hennepplanten heeft medegepleegd nu zij in de kern niet meer inhouden dan dat de verdachte aan een ander gelegenheid en middelen heeft verschaft voor het telen van hennepplanten in haar woning, hetgeen op het eerste gezicht duidt op gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht, en dat zij heeft geprofiteerd of zou profiteren van de opbrengst van dat telen. De bewezenverklaring is derhalve in zoverre ontoereikend gemotiveerd.
2.6.
Voor zover het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, is het terecht voorgesteld.
2.7.
Het middel klaagt voorts over het onder 2 bewezenverklaarde medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep.
2.8.
Deze klacht faalt. Het oordeel van het Hof dat de verdachte de hennepplanten tezamen en in vereniging met een ander aanwezig heeft gehad, is gelet op hetgeen het Hof blijkens de bewijsvoering heeft vastgesteld, toereikend gemotiveerd.
2.9.
Voor zover het middel klaagt over de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, faalt het.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het eerste middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.