ECLI:NL:HR:2018:662

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
17/01848
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met onopgehelderde rolverdeling tussen verdachten

In deze zaak gaat het om een poging tot woninginbraak door drie verdachten, waarbij de rolverdeling tussen hen onopgehelderd blijft. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 april 2017 uitspraak deed. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van een woninginbraak op 5 oktober 2013 in Almere. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere arresten over de afbakening van medeplegen en medeplichtigheid. Het Hof oordeelt dat de handelingen van de verdachte en zijn mededaders gezamenlijk zijn ondernomen, wat duidt op bewuste en nauwe samenwerking. De verdachte en twee anderen waren samen aanwezig bij de woning voordat het slot van de voordeur werd geforceerd, en zij vluchtten samen op een scooter na de inbraak. De Hoge Raad concludeert dat het oordeel van het Hof niet onbegrijpelijk is en verwerpt het beroep in cassatie.

Uitspraak

24 april 2018
Strafkamer
nr. S 17/01848
EC/SK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 7 april 2017, nummer 21/001098-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring ten aanzien van het handelen tezamen en in vereniging met anderen (hierna: het medeplegen) niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 05 oktober 2013 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [a-straat] 2) weg te nemen, geld en/of (een) goed(eren), toebehorend aan [betrokkene 1] , en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) (een) schroef/schroeven, geboord in cilindersloten van (een) toegangsdeur(en) van voornoemde woning, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0012 - 0013) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van aangever [betrokkene 1] :
Ik woon samen met mijn vrouw op de [a-straat] 2 te Almere. (...) Zondag 5 oktober 2013 werd ik gebeld door mijn kleinzoon [betrokkene 2] . Hij vertelde dat er was geprobeerd in te breken bij ons thuis. (...) Ik zag dat er een andere cilinder in het slot van de voordeur zat. Ook de cilinder van de deur van de keuken was vervangen, aan de achterzijde. (...) Later hoorde ik dat de bestaande cilinder door de inbrekers uit het slot was geforceerd en dat er door een slotenmaker een nieuwe cilinder was ingezet.
2. Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0084) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als bevindingen van verbalisanten:
Naar aanleiding van een woninginbraak op de [a-straat] 2 te Almere hebben wij op 7 oktober 2013 ter plaatse een onderzoek ingesteld. In de achtertuin troffen wij een gedeelte van een cilinderslot aan. Wij zagen dat in het cilinderslot een donkerkleurige schroef geboord was. Vervolgens zijn wij naar de voorzijde van de woning gelopen. Wij troffen rechts naast de voordeur een zelfde soort cilinderslot aan. Wij zagen dat in dit cilinderslot een zelfde soort schroef geboord zat.
3. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0020 - 0021) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van getuige [betrokkene 3] :
Ik ben woonachtig aan de [a-straat] 3 in Almere. Mijn woning betreft een hoekwoning. Tussen nummer 2 en nummer 3 zit een soort autopoort die toegang geeft tot het hofje. Op zaterdagmorgen 5 oktober 2013, omstreeks 03.05 uur werd ik wakker. (...) Ik zag rechts naast mijn bus een jongen staan. Ik kan deze jongen als volgt omschrijven: man, donkere bovenkleding met capuchon, niet negroïde, blank of lichtgetint, rond de 20 jaar, ongeveer 1.75m lang. Ik zag ook een tweede jongen staan. Ik zag dat die jongen stond aan de andere zijde van de busbaan. Ik zag dat hij keek in de richting van de andere jongen. Ik zag dat hij een donkerkleurige scooter vooruit duwde (...) Tijdens het kijken hoorde ik geluid uit de richting van de autopoort tussen mijn woning en de woning van nummer twee. Het klonk als een zagend vijlend geluid. Ik zag toen dat de jongen die naast de bus stond, richting de woning van nummer 2 liep. Ik hoorde iets vallen. (...) Ik zag de jongen naast de bus niet meer en dacht dat hij toen in de woning van
nummer 2 was. (...) Ik heb vervolgens op zaterdag 5 oktober 2013, om 03.31 uur 112 gebeld. (...) Ik heb vervolgens enkele minuten gewacht en hoorde ineens een scooter aan komen rijden uit de richting waar ik de jongen met de scooter eerder had zien staan. (...) Ik hoorde de scooter onder de autopoort door rijden het hofje in. Ik hoorde kort hierop de scooter met hoge snelheid wegrijden door de autopoort linksaf vermoedelijk de busbaan over. Direct daarop hoorde ik een helikopter geluid. (...) Ik ben vervolgens naar buiten gelopen en liep naar de voordeur van de buren van nummer twee en zag dat de voordeur gesloten was. (...) Ik zag vervolgens dat de cilinder niet meer in de deur zat.
4. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 8 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0027 - 0030) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van getuige [betrokkene 3] :
Ik zag de jongen 1 ongeveer 3 a 4 meter voor mij staan. De jongen 1 stond naast mijn auto, die geparkeerd stond in het parkeervak voor mijn deur. (...) Ik hoorde een zagend/vijlend geluid bij de buren van nr. 2 vandaan komen. Terwijl ik dit hoorde had ik constant zicht op de jongen 1 die naast mijn auto stond en richting de woning van [a-straat] 2 keek. Toen ik iets metaals op de grond hoorde vallen, zag ik dat de jongen hierop reageerde en richting de buren van [a-straat] 2 liep. (...) Ik hoorde één flinke dreun of bonk. Daarna hoorde ik de scooter komen aanrijden. Ik hoorde dat de scooter stopte ter hoogte van de [a-straat] 2. (...) Ik dacht dat de jongens op de scooter gingen zitten en wegreden. (...) Ik denk dat zij 50 meter weg waren, toen ik de politiehelikopter hoorde.
5. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0047) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als bevindingen van verbalisant:
Op zaterdag 5 oktober 2013 heb ik telefonisch contact opgenomen met [betrokkene 4] werkzaam bij KLPD Luchtvaartpolitie. Hij zou nog aanvullende informatie hebben over de inzet van afgelopen nacht. Hij vertelde mij het volgende:
Nadat wij de inbraakmelding doorkregen van de meldkamer op het adres [a-straat] 2 te Almere zijn wij direct die kant opgevlogen en waarbij wij als eerste ter plaatse waren. Aanvliegend naar de woning zagen wij op de warmtebeeldcamera van de politiehelikopter een scooter uit de richting van de [a-straat] komen rijden. Op deze scooter zat een drietal personen. (...) De scooter hield vervolgens stil onder overkapping in de Boonestaakstraat. Wij zagen vervolgens dat er een persoon wegliep naar een woning op de hoek van de [b-straat]. (...) Hierbij hebben wij continue zicht gehouden op de personen onder de overkapping en de persoon die naar de woning liep. (...) Vervolgens kwam er een collega met een hond richting de overkapping lopen en renden de drie personen weg. De derde persoon zagen wij de eerder bezochte tuin, aan de [b-straat], in lopen en de woning binnen gaan.
6. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0107 - 0110) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als bevindingen van verbalisant:
(p. 108) Om 03.41.03 werd de scooter opgepikt door de warmtebroncamera van de helikopter op de kruising van de [a-straat] met de Wim Meuldijklaan. De afstand van de woning aan de [a-straat] 2 tot aan die kruising bedraagt ongeveer 110 meter. Opvallend is dat de scooter de enige warmtebron is in de omgeving.
7. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0033 - 0034) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als verklaring van getuige [betrokkene 5] :
De dag van de inbraak - als u mij zegt dat dat zaterdag 5 oktober 2013 is kan dat kloppen - zag ik omstreeks 02:45 uur mijn buurjongen buiten. Ik weet dat er die nacht een aantal aanhoudingen is geweest. Drie jongens stonden onder een overkapping aan de Boonestaakstraat. Dit was omstreeks 03:30 a 03:45 uur. Toen de politie kwam renden er drie jongens onder de overkapping vandaan. Ik zag dat één van de jongens via de tuin van de [b-straat 1] de woning inrende. Dit is de tuin van de woning van mijn buurjongen. Ik herkende hem direct. Mijn buurjongen woont op de [b-straat 1] .
8. Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2013 (zwarte ordner A, dossierpagina 0044 - 0045) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Op zaterdag 5 oktober 2013 omstreeks 03.28 uur kreeg ik verbalisant de opdracht om te gaan naar de [a-straat] 2 te Almere Buiten. (...) Ik hoorde vervolgens van de heli dat de drie personen onder een viaduct van de Bulletjesstraat en de Boonestaakstraat stonden. (...) Gekomen bij het bedoelde viaduct zag ik verbalisant drie personen staan bij een donkerkleurige scooter. Ik verbalisant zag dat de drie personen op het moment dat ze mij zagen, direct wegrenden in de richting van de [b-straat], zijnde een richting tegenovergesteld aan de richting waaruit ik verbalisant kwam. (...)
Ik verbalisant zag dat de drie verdachten wegrenden in de richting van de [b-straat] en de Maarten Toonderlaan. Ik zag vervolgens dat twee verdachten tegelijk de schuttingpoort in wilde gaan van een woning, gelegen aan de [b-straat]. Tevens zag ik verbalisant dat de derde verdachte een doodlopende steeg in liep aan de rechterzijde van voornoemde tuin. Hierop gelukte het de aldaar aanwezige collega de twee verdachten aan te houden. Ik verbalisant zag dat een verdachte de achtertuin inrende van een woning welke later bleek te behoren bij de [b-straat 1] te Almere. (...) Later bleek mij dat in perceel [b-straat 1] een persoon woonachtig is, zijnde [verdachte] ."
2.2.3.
Het Hof heeft een door de verdediging gevoerd verweer als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsman van verdachte heeft ter zitting van het hof bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
(...)
c. niet is vast te stellen dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de poging tot woninginbraak. Medeplegen is dus niet bewijsbaar.
(...)
ad c
Uit het dossier blijkt dat verdachte en twee andere personen samen bij de [a-straat] aanwezig waren alvorens het slot van de voordeur werd geforceerd. Voorts waren deze personen aanwezig op het moment dat door de getuige de zagende geluiden werden waargenomen. Tevens is komen vast te staan dat de drie personen tezamen op de scooter zijn gevlucht en dat ze vervolgens kort daarop zijn weggerend waarbij uiteindelijk verdachte de woning aan de [b-straat 1] in is gerend. De andere twee personen zijn op dat moment aangehouden. Uit deze wijze van gezamenlijk aankomen, aanwezig zijn bij het forceren van het slot en gezamenlijk vluchten (op één scooter), zoals hierboven uiteengezet, blijkt van bewuste en nauwe samenwerking."
2.3.
In de arresten HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:718, NJ 2015/395 en HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316, NJ 2016/411 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Voorts kan van belang zijn in hoeverre de concrete omstandigheden van het geval door de rechter kunnen worden vastgesteld, in welk verband de procesopstelling van de verdachte een rol kan spelen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1315 en ECLI:NL:HR:2016:1323).
2.4.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof kennelijk geoordeeld dat de handelingen van de verdachte en diens mededaders het karakter droegen van een gezamenlijk ondernomen poging en daarmee van een gezamenlijke uitvoering in de hiervoor onder 2.3 bedoelde zin. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk, gelet op de hiervoor onder 2.2.2 weergegeven bewijsmiddelen en de daarop gebaseerde onder 2.2.3 weergegeven vaststellingen van het Hof dat de verdachte en twee andere personen samen bij de [a-straat] aanwezig waren alvorens het slot van de voordeur werd geforceerd, zij aanwezig waren op het moment dat door de getuige de zagende geluiden werden waargenomen en zij tezamen op de scooter zijn gevlucht en kort daarop, na het verschijnen van de politie, zijn weggerend, waaraan door het Hof de slotsom is verbonden dat uit deze wijze van gezamenlijk aankomen, aanwezig zijn bij het forceren van het slot en gezamenlijk vluchten op één scooter blijkt van bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot de poging tot woninginbraak.
2.5.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 april 2018.