Conclusie
1.[verzoeker 1] (hierna: [verzoeker 1] ),
[verzoeker 2](hierna:
[verzoeker 2]),
1.[de moeder] (hierna: moeder),
[verweerster 1](hierna:
[verweerster 1]),
[verweerder 2](hierna:
[verweerder 2]),
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten en procesverloop
de bestreden beschikking) van het gerechtshof Den Haag (hierna:
het hof) [1] :
de kantonrechter) een verzoek ingediend tot instelling van een bewind over de goederen van moeder en tot instelling van een mentorschap ten behoeve van haar.
de beschikkingen) heeft de kantonrechter:
p.i.), zijn [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (tijdig) in cassatie gekomen van de beschikking van 20 december 2023, alsmede van een (als bijlage 4 bij de procesinleiding gevoegde) als ‘rolbeslissing’ aangeduide e-mail van 31 oktober 2023 van de griffie van het hof. Van het voorbehoud tot aanvulling is geen gebruik gemaakt. In hun verweerschrift hebben moeder, [verweerster 1] en [verweerder 2] geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
3.Bespreking van het cassatiemiddel
onderdeel 1klagen [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , samengevat, dat het hof is uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting door moeder, [verweerster 1] en [verweerder 2] (en hun advocaat) tijdens de mondelinge behandeling te horen via een videoverbinding, althans dat het onbegrijpelijk is dat het hof dit heeft toegestaan, gelet op de bezwaren van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] (p.i., nr. 4). Het onderdeel werkt die klachten als volgt uit.
Tijdelijke wet COVID-19) [9] , welk artikel per 1 juni 2023 is vervallen [10] , een mondelinge behandeling te houden waaraan door een deel van de partijen via videoverbinding wordt deelgenomen, zonder dat dit berust op de instemming van alle partijen. In dat verband zal eerst worden bezien wat de wet en de wetgeschiedenis vermelden over (de vorm van) de mondelinge behandeling in de procedures die hier aan de orde zijn.
Spoedwet-KEI). [14] Volgens de memorie van toelichting is in art. 87-90 Rv de inhoud van de uiteindelijk niet ingevoerde art. 30k-30n KEI-Rv [15] (op enkele terminologische aanpassingen na) zo letterlijk mogelijk overgenomen. De idee is daarbij, aldus de toelichting, dat door het incorporeren van deze procesvernieuwingen rechters, partijen en hun advocaten profiteren van de versterkte regiefunctie van de rechter en de uitgebreidere mogelijkheden voor de mondelinge behandeling. [16] Nu de artikelen een weerslag zijn van bepalingen over de mondelinge behandeling onder KEI-Rv, blijft ook de toelichting bij die wetgevingsoperatie van belang.
in beginselplaats in fysieke aanwezigheid van
alle betrokkenen, hoewel ‘de wet niet in de weg staat aan een zitting die via een videoconferentie plaatsvindt’, zo valt te lezen. [17] In de toelichting treft men voorts nog de volgende passage:
Dijkhuizen [verweerster 1] the Netherlands, no. 61591/16, § 53, 8 June 2021;
Bivolaru [verweerster 1] Romania(no. 2), no. 66580/12, § 138, 2 October 2018);
Ichetovkina and Others [verweerster 1] Russia, nos. 12584/05 and 5 others, § 37, 4 July 2017;
Yevdokimov and Others [verweerster 1] Russia, nos. 27236/05 and 10 others, §§ 41-43, 16 February 2016; and
Marcello Viola [verweerster 1] Italy, no. 45106/04, §§ 67 and 73-74, ECHR 2006‑XI (extracts)).” [26]
nietvia video deelnemen ook volgens het EHRM het uitgangspunt is. [28]
nietfysiek aanwezige partij zich beklaagt over zijn deelname via video-verbinding zonder instemming. Het onderhavige geval wordt er echter door gekenmerkt dat juist de fysiek aanwezige partij zich beklaagt over fysieke afwezigheid van de andere. Daar waar (onder omstandigheden) deelname via video-verbinding mogelijk is van een partij zonder dat dat deze daarmee heeft ingestemd, valt niet in te zien waarom wel steeds instemming van de fysiek aanwezige partij benodigd zou zijn.
buiten twijfel’ stellen dat de mondelinge behandeling ook plaats kan vinden wanneer een fysieke zitting niet mogelijk is in verband met COVID-19 (zie hiervoor onder 3.14). Daarbij verwijst die toelichting naar de Algemene regeling zaaksbehandeling Rechtspraak, die was opgesteld in verband met de uitbraak van COVID-19. In de op dat moment geldende versie van die regeling werd aangegeven dat een zaak mondeling behandeld kon worden door middel van een telefonische (beeld)verbinding, in welk geval het de procespartijen en overige procesdeelnemers niet was toegestaan om naar het gerechtsgebouw te komen. [29] Daaruit lijkt veeleer te volgen dat de wetgever de mogelijkheid van een reeds bestaande praktijk heeft willen
bevestigenen dergelijke beslissingen in ieder geval in algemene zin toelaatbaar heeft geacht wanneer zij nodig waren in verband met de COVID-pandemie. [30]
doorgaans’ gebeurde met instemming van alle betrokkenen (zie hiervoor onder 3.14). Ook daaruit volgt dus niet dat volgens hem die instemming steeds nodig zou zijn geweest. [31] De wetgever lijkt in de toelichting bovendien voornamelijk het oog te hebben op situaties waarin een fysieke zitting in het geheel niet mogelijk is (vanwege de uitbraak van COVID-19) en minder stil te staan bij situaties als de onderhavige, waarin in feite wel een fysieke mondelinge behandeling plaatsvindt, maar één van de partijen deelneemt via video-conferentie. [32]
uitgangspuntdat een mondelinge behandeling betekent: een
fysiekemondelinge behandeling in aanwezigheid van
allebetrokkenen. Ook dat volgt immers duidelijk uit de toelichting op de KEI-wetgeving. Bovendien verlangen zowel het EHRM als uw Raad (zij het in de context van een Wvggz-zaak) voor een
uitzonderingop dit uitgangspunt een gevalsafhankelijke toetsing van het legitiem doel en het gewaarborgd zijn van een eerlijk proces, welke uitzondering volgens uw Raad ook dient te worden
gemotiveerd(zie hiervoor onder 3.18 en voetnoot 27). Een motiveringsplicht past bij ook bij de constructie van uitzondering-op-hoofdregel. Daardoor is, anders dan het verweerschrift in cassatie meent, ook geen sprake van een processuele beslissing die geen motivering behoeft (zie verweerschrift onder 22).
de factoten laste gebracht van de wel fysiek aanwezige partij.
motiverenwaarom wordt afgeweken van de hoofdregel van fysieke aanwezigheid en het gangbare middel van uitstel niet volstaat. Ook kan in dergelijke procedures niet worden gezegd dat de wel fysiek aanwezige partij niet in zijn belang kan zijn geschaad als de wederpartij weliswaar niet geheel afwezig is, maar – ondanks dat een persoonlijke verschijning tot uitgangspunt strekt – via een videoverbinding deelneemt. [47]
rechtsklachten in onderdeel 1(p.i., nrs. 5-7) falen. Deze nemen immers tot uitgangspunt dat het hof niet tot de beslissing kon komen dat moeder, [verweerster 1] , [verweerder 2] (en hun advocaat) via videoverbinding aan de mondelinge behandeling zouden deelnemen, zulks op de grond dat daarvoor zonder instemming van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een wettelijke basis ontbreekt. Uit het voorgaande volgt dat die klachten berusten op een onjuiste rechtsopvatting.
motiveringsklacht in onderdeel 1(p.i., nr. 8) slaagt naar mijn mening wel. Door zowel [verzoeker 1] als [verzoeker 2] zijn tegen video-deelname door moeder, [verweerster 1] en [verweerder 2] bezwaren geuit. Deze zagen op de familieverhoudingen en het belang van fysieke aanwezigheid van moeder, zowel in verband met de beoordeling van haar gesteldheid als met het oog op de in een digitale setting te verwachten beïnvloeding van moeder door [verweerster 1] Door het hof is daarop bij e-mail slechts meegedeeld dat de voorzitter akkoord heeft gegeven op het verzoek tot het digitaal bijwonen van de zitting. Ambtshalve navraag bij de griffie van het hof heeft geen motivering van die beslissing opgeleverd. Uit de bestreden beschikking valt evenmin af te leiden op welke gronden het hof de video-deelname toelaatbaar heeft geacht. Daarbij is mijns inziens ook van belang dat uit het verzoek namens moeder, [verweerster 1] en [verweerder 2] (bijlage 1 bij p.i.), waarop het hof respondeert, blijkt dat de aanleiding voor dat verzoek was dat een eerder gedaan verzoek om uitstel kort daarvoor juist niet was toegewezen. [48]
onderdelen 2 en 3zijn ingesteld onder de voorwaarde dat onderdeel 1 faalt. Nu die voorwaarde niet in vervulling is gegaan, behoeven deze onderdelen geen bespreking.