ECLI:NL:GHDHA:2023:2114
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Internationale rechtsmacht en gezagskwesties in een familierechtelijke procedure met een minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 1 augustus 2022. De vader, die in Nederland woont, verzoekt om eenhoofdig gezag over zijn dochter, die bij de moeder in Polen verblijft. De moeder, die de Poolse nationaliteit heeft, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en betwist de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof onderzoekt de gewone verblijfplaats van de minderjarige en concludeert dat deze op het relevante moment in Nederland was, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is. Het hof wijst het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag af, omdat het belang van de minderjarige vereist dat beide ouders betrokken blijven bij belangrijke beslissingen. De vader had eerder een teruggeleidingsprocedure gestart in Polen, maar het hof oordeelt dat de moeder niet onrechtmatig heeft gehandeld door met de minderjarige naar Polen te verhuizen. De beslissing van de rechtbank in Polen om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder te bepalen, wordt niet als onrechtmatig beschouwd. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten.