In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) OvRAN is een door accountants opgerichte beroepsvereniging. Zij houdt zich blijkens haar statuten onder meer bezig met het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door adviseurs en accountants. OvRAN vertegenwoordigt accountants, administratieconsulenten bij kleinere organisaties en (financieel) adviseurs, werkzaam in het bedrijfsleven of bij de overheid.
(ii) NBA is een bij Wet op het accountantsberoep (Wab) ingestelde beroepsvereniging en een openbaar lichaam in de zin van art. 134 Grondwet. NBA heeft op grond van art. 3 Wab de volgende taken: bevorderen van een goede beroepsuitoefening van haar leden, behartigen van de gemeenschappelijke belangen van accountants, zorg dragen voor de eer van de stand van de accountants en zorg dragen voor de praktijkopleiding van accountants.
(iii) Blijkens art. 19 lid 2 Wab moet de ledenvergadering van NBA diverse verordeningen vaststellen, waaronder een verordening met betrekking tot gedrags- en beroepsregels ten behoeve van een goede uitoefening van de werkzaamheden van accountants (onder a), behandeling van klachten over accountants (onder c) en de praktijkopleiding en het daarbij behorende examen (onder j).
(iv) Art. 36 Wab bepaalt dat er een accountantsregister bestaat waarin accountants zijn ingeschreven. Zonder de inschrijving in dat register mogen de accountantstitels Registeraccountant (RA) of Accountant-Administratieconsulent (AA) en de benaming accountant niet worden gevoerd (art. 41 lid 2 Wab). Daarnaast bestaat zonder die inschrijving geen bevoegdheid om wettelijke controles te verrichten (art. 27 Wet toezicht accountantsorganisaties). Ingevolge art. 38 lid 1 Wab dient degene die zich in het accountantsregister wil laten inschrijven, daartoe een aanvraag in te dienen bij het bestuur van NBA.
(v) De Wab bepaalt – behoudens een uitzondering die hier geen rol speelt – dat registeraccountants en accountant-administratieconsulenten lid zijn van NBA (art. 2 lid 3 Wab in verbinding met art. 1 Wab).
(vi) De accountant – en daarmee eenieder die lid is van NBA – is op grond van art. 42 Wab onderworpen aan de tuchtrechtspraak op grond van de Wet tuchtrechtspraak accountants.
(vii) OvRAN en haar voorlopers zijn opgericht wegens bij een aantal leden van de (voorlopers van) NBA heersende onvrede over – kort gezegd – de gang van zaken bij de totstandkoming van regelgeving binnen (voorlopers van) NBA. Vanaf 2006 hebben OvRAN en haar voorlopers in verband met deze onvrede zowel bij de bestuursrechter als de (civiele) voorzieningenrechter geprocedeerd tegen (voorlopers van) NBA. In die procedures is onder meer aangevoerd dat het verplichte lidmaatschap van de beroepsvereniging in strijd is met art. 11 EVRM. Dat standpunt is in die procedures niet gevolgd.
(viii) Bij arrest van 20 december 2016 heeft de strafkamer van de Hoge Raad het door het hof in die zaak gegeven oordeel dat NBA geen vereniging is in de zin van art. 11 EVRM, juist geoordeeld, nu NBA blijkens de bepalingen van de Wab een bij wet ingestelde beroepsorganisatie is, die is ingebed in publiekrechtelijke structuren, die administratieve, regelgevende en toezichthoudende bevoegdheden heeft en die doelstellingen nastreeft van algemeen belang.Dit arrest wordt in het navolgende aangeduid als het arrest van 20 december 2016.
2.3.1In deze procedure vordert OvRAN, voor zover in cassatie van belang, te verklaren voor recht (i) dat bepalingen in de Wab die het lidmaatschap van NBA dwingend voorschrijven, onverbindend zijn wegens strijd met art. 11 EVRM en (ii) dat de Staat onrechtmatig handelt jegens OvRAN door de desbetreffende bepalingen in de Wab te handhaven.
2.3.3Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.Daartoe heeft het hof onder meer als volgt overwogen:
“16. (…) [H]et hof [wijst] erop dat de regelgeving omtrent (de uitoefening van) het accountantsberoep in de Wab erop is gericht de kwaliteit van de beroepsgroep te bevorderen en te beschermen. Voor een goed functioneren van de financiële markten en het bedrijfsleven dienen verklaringen van accountants over de financiële gegevens van entiteiten betrouwbaar te zijn. OvRAN is het met het voorgaande eens.
17. Volgens de wetgever is een verplicht lidmaatschap van de beroepsvereniging (NBA) aangewezen ter bewaking en bevordering van de kwaliteit van de beroepsgroep, met uniforme eisen (afhankelijk van de aard van de werkzaamheden). Het gaat hierbij met name om de wettelijke bescherming van de accountantstitel, het in artikel 3 Wab genoemde takenpakket van de NBA en de tuchtrechtspraak waaraan de accountant krachtens artikel 42 Wab is onderworpen.
19. De klachten over schending van artikel 11 EVRM zijn ongegrond. Het hof deelt het oordeel van de rechtbank zoals weergegeven in rechtsoverwegingen 4.11 en 4.12 van het bestreden vonnis en neemt dat oordeel over. De NBA is geen privaatrechtelijke vereniging waarop artikel 11 EVRM ziet. Dit heeft ook de HR uitgemaakt in zijn arrest van 20 december 2016 (…), waarbij in lijn met de jurisprudentie van het EHRM is beslist (…).
20. Zoals ook voortvloeit uit de hiervoor weergegeven feiten, is de NBA (i) een organisatie die is ingebed in de structuren van de Staat, te weten een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 Gw, dat onder toezicht staat van het Ministerie van Financiën, en waarbij voor de vaststelling van een groot aantal verordeningen van de NBA goedkeuring van de minister is vereist en verordeningen en andere besluiten bij koninklijk besluit kunnen worden vernietigd, (ii) een organisatie die administratieve, regulerende en tuchtrechtelijke taken heeft buiten de sfeer van het gewone recht, en (iii) een organisatie die niet alleen het belang van haar leden dient, maar ook het algemeen belang. Aldus is voldaan aan de toepasselijke ‘integratiecriteria’, zoals deze door het EHRM zijn ontwikkeld en ook zijn getoetst door de rechtbank in het thans bestreden vonnis, met verwijzing naar eerdergenoemd arrest van de HR. In dit verband merkt het hof op dat blijkens het arrest van de HR van 20 december 2016, rechtsoverweging 2.4.2, inhoudelijk gezien wel degelijk aan de ‘integratiecriteria’ is getoetst. Voor deze toetsing hoeft de HR het betreffende woord niet te gebruiken.”