Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellant 2] ,
READEN INFRA B.V.,
READEN INVESTMENT LTD.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Addendum to the LOI’ is bepaald: “
For each loan a separate document (loan agreement) will be provided”. De curator heeft een vijftal
loan agreements(hierna: de
loan agreements) overgelegd, waaruit blijkt dat de investeringen – in de vorm van geldleningen – aan Nedfiber zijn verstrekt door Readen Investment.
loan agreementsvolgens de administratie van Nedfiber een bedrag van € 968.957,-.
4.Eerste aanleg
primair: [appellant 1] en [appellant 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de curator van het gehele faillissementstekort, begroot op een bedrag van € 1.535.000,-, te vermeerderen met de op 30 november 2015 nog niet bekende (boedel)vorderingen, met subsidiaire vorderingen als vermeld in het petitum onder 3;
subsidiair aan vordering 1(…);
ook subsidiair: Readen Infra te veroordelen tot betaling aan de curator van de waarde van de netwerken, begroot op € 827.457,-, indien deze niet aan de boedel kunnen worden teruggeleverd. Indien en voor zover na teruglevering van de netwerken blijkt dat de waarde daarvan is gedaald tot een bedrag beneden de waarde van de netwerken in april 2015, begroot op € 827.457,-, althans beneden de koopsom van de netwerken van € 490.000,-, vordert de curator bij wijze van schadevergoeding nader op te maken bij staat van Readen Infra betaling van het verschil tussen de waarde van de netwerken op het moment van teruglevering en de waarde van de netwerken in april 2015, zoals begroot, althans de koopsom van € 490.000,-;
uiterst subsidiair: alle gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan de curator van een bedrag van € 490.000,-;
5.De verstekprocedure
1 tot en met 6komt de curator op tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant 1] en [appellant 2] niet aansprakelijk zijn voor het faillissementstekort op grond van artikel 2:248 lid 2 of lid 1 BW. Met de grieven
7 en 8komt hij op tegen het oordeel van de rechtbank dat de schuldeisers van Nedfiber niet zijn benadeeld door de verkoop van de netwerken aan Readen Infra. De grieven
9 tot en met 11zijn onder meer gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat er geen grond is voor aansprakelijkheid van [appellant 1] en [appellant 2] op grond van artikel 2:9 BW en/of artikel 6:162 BW omdat hen in de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijt kan worden gemaakt van het staken van de activiteiten van Nedfiber en de verkoop van de netwerken aan Readen Infra. De grieven
12 en 13hebben betrekking op het oordeel van de rechtbank over rente en kosten.
1 tot en met 6heeft het hof geoordeeld dat deze falen en dat [appellant 1] en [appellant 2] dus niet aansprakelijk zijn voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 lid 1 en 2 BW.
grieven 7 en 8slagen en dat de curator op juiste gronden de vernietiging heeft ingeroepen van de verkoop van de netwerken aan Readen Infra met verrekening van de koopprijs. Het hof had eerder al overwogen het betoog van de curator te volgen dat € 827.457,- een realistische marktwaarde vertegenwoordigde. De prijs van € 490.000,- was naar het oordeel van het hof dus een te lage prijs. Het hof heeft voorts overwogen dat onvoldoende is gebleken dat sprake is van (een plicht tot vestiging van) een hypotheekrecht ten gunste van Readen Investment, zodat de verkoop voor een te lage prijs aan Readen Infra onder verrekening met een vordering van Readen Investment onverplichte rechtshandelingen zijn ten aanzien waarvan de wetenschap van benadeling van andere schuldeisers wordt vermoed te bestaan. Het hof heeft Readen Infra – nu zij de netwerken inmiddels had doorverkocht – veroordeeld de waarde daarvan (ten titel van schadevergoeding) aan de curator te betalen, welke het hof heeft vastgesteld op een bedrag van € 827.457,-. Het hof heeft Readen Infra veroordeeld tot betaling aan de curator van dit bedrag (vermeerderd met wettelijke rente).
7.Beoordeling van het verzet
B. de aansprakelijkheid van Readen Investment op grond van onrechtmatige daad wegens haar betrokkenheid bij de sub A vermelde rechtshandelingen.
loan agreementshet recht van Hong Kong van toepassing is en deze een forumkeuze voor de rechtbank in Hong Kong bevatten – de vernietigingsactie van de curator onderworpen is aan het recht van Hong Kong en dat ook de curator daarbij gebonden is aan deze forumkeuze. Het zou bij de beoordeling van het beroep op vernietiging van de curator gaan om rechtshandelingen voortvloeiende uit de
loan agreements, aldus Readen Infra en Readen Investment
.Dit betoog faalt.
loan agreementsen Readen Infra en Readen Investment hebben dit ook niet (nader) onderbouwd. Het betreft verder rechtshandelingen tussen in Nederland gevestigde rechtspersonen ten aanzien van de verkoop van in Nederland gelegen glasvezelnetwerken en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen, waarbij niet is gebleken van een keuze voor een ander toepasselijk recht dan voor Nederlands recht. Het hof gaat dus uit van Nederlands recht als het recht dat toepasselijk is op de rechtshandelingen.
loan agreements, maar – wat er ook zij van een dergelijke verplichting en van het daarop toepasselijke recht (Nederlands recht of het recht van Hong Kong zoals Readen Infra en Readen Investment stellen) – deze maakt de rechtshandelingen zelf niet nog tot verplichte rechtshandelingen, zodat dit verweer faalt.
Bosselaar q.q./Interniber).
management unitvan Readen Industries Ltd. was. Verder staat in dit document dat RHC (via Readen Industries Ltd.) de aandelen hield in Readen Real Estate, die op haar beurt aandelen hield in onder andere Nedfiber (51%). Ook Readen Investment wordt hierin genoemd, als vennootschap die RHC (indirect)
owns or controls.Een en ander staat eveneens in het jaarverslag 2013-2014 van RHC, op pag. 12/13 (productie 29 bij conclusie van repliek). Readen Investments wordt een van ‘
our various companies’ genoemd, ‘
a Hong Kong based entity serves as the venture capitalist of the organization.’
boedelvan Nedfiber, maar een préfaillissementsvordering op
Nedfiberheeft. Daarmee is in dit opzicht dus niet voldaan aan de door art. 53 Fw voor verrekening gestelde voorwaarden (vgl. HR 14 januari 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4521 inzake
Peeters qq./Gatzen).
€ 9.783,04.
€ 10.572,00(tarief VII, 2 punten)
€ 11.895,04.
€ 1.321,50.