Conclusie
advocaat: mr J.H.M. van Swaaij
1.Inleiding en samenvatting
2.Feiten
3.Procesverloop
4.Juridisch kader
[…] /Vesta. [14]
[…] /Vesta-criterium.
[…] /Vesta-criterium gebruikt. Het hof heeft in rov. 3.7 – in cassatie onbestreden – bij de beoordeling voorop gesteld dat het [sr.] en [jr.] bij gebrek aan een concurrentie- en relatiebeding in beginsel vrijstaat om met Agib als ex-werkgever te concurreren, ook als Agib daarvan nadeel ondervindt. Daarvan is, naar het oordeel van het hof, sprake als het gaat om het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van Agib dat [sr.] en [jr.] hebben helpen opbouwen met hulpmiddelen die zij daarvoor vertrouwelijk van Agib ter beschikking kregen. Het hof voegt daar vervolgens nog aan toe dat ook omstandigheden als concurrentie tijdens het dienstverband, het doen van schadelijke mededelingen of bewuste misleiding van klanten van ex-werkgever kunnen een rol spelen bij de beoordeling of concurrentie onrechtmatig is.
[…] /Vesta-criterium zoals dat in de literatuur en feitenrechtspraak is afgeleid uit het desbetreffende arrest.
[…] /Vestaging het om een geschil tussen verzekeringsmaatschappij Vesta en ex-werknemer […] . Nadat […] zelf ontslag had genomen, heeft hij verzekerden van Vesta benaderd en geprobeerd hen over te halen hun lopende verzekering bij Vesta op te zeggen en over te stappen naar een andere verzekeringsmaatschappij. Vesta vorderde in kort geding een verbod tegen dit ‘uitspannen’ dat door het hof werd toegewezen. Naar het voorlopige oordeel van het hof was sprake van een onrechtmatige daad:
losvan de vroegere dienstbetrekking onrechtmatig zouden zijn (zoals het doen van onrechtmatige mededelingen). Deze klacht werd door de Hoge Raad verworpen:
[…] /Vesta. [16] Hij merkt over het arrest onder andere het volgende op:
tegen beloningin dienst van de werkgever relaties met een
duurzaam karakterheeft ontwikkeld, die hij na einde dienstverband
stelselmatigvan zijn voormalig werkgever probeert af te nemen, en dat uitgerekend
met behulp van de speciale kennis en gegevens, die hij van of bij de werkgever had verkregen voor de opbouw van diens debiet.” [17]
[…] /Vesta, naar zijn mening, als basisvereiste stelt dat de ex-werknemer de mogelijkheid heeft om de voormalige werkgever gericht in diens bedrijfsdebiet te beconcurreren ontleent aan in de vorige dienstbetrekking verworven vertrouwelijke kennis. [18]
[…] /Vesta-criterium oordelen. De dreiging van een tweespalt in de rechtspraak die hierdoor dreigt te ontstaan, achten zij ongewenst. Volgens hen zou het sterk toe te juichen zijn als de Hoge Raad zijn licht weer eens zou kunnen laten schijnen over de vraag onder welke voorwaarden een werknemer zonder concurrentiebeding zijn voormalige werkgever onrechtmatig beconcurreert. [25]
[…] /Vesta-criterium: sprake moet zijn van (i) het stelselmatig afbreken van (ii) het duurzame debiet van de voormalig werkgever dat de werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst heeft helpen opbouwen, (iii) met de hulpmiddelen die de werknemer daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg (zie onder 4.5). Dit criterium volgt echter in het geheel niet uit het arrest
[…] /Vesta. Uit dit arrest kan slechts worden afgeleid dat ook zonder concurrentiebeding sprake kan zijn van onrechtmatige handelingen jegens een voormalig werkgever wegens strijd met de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm van art. 6:162 lid 2 BW, en dat daarvoor niet is vereist dat de desbetreffende handelingen ook onrechtmatig zijn als wordt geabstraheerd van de vroegere arbeidsovereenkomst.
(ii) de geografische reikwijdte verplicht moet worden geëxpliciteerd;
(iii) ook bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voortaan het zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelang voor een concurrentiebeding moet worden gemotiveerd; [43] en
(iv) een verplichte vergoeding voor de werknemer wordt ingesteld indien de werkgever de werknemer na einde dienstverband aan het concurrentiebeding wil houden.
5.Bespreking van het cassatiemiddel
adat het oordeel van het hof in de laatste twee zinnen van rov. 3.14 onjuist, onbegrijpelijk en of ontoereikend gemotiveerd is. In voornoemde zinnen overweegt het hof (voor de leesbaarheid citeer ik ook de derde laatste zin):
onrechtmatigewerknemersconcurrentie.
Naar het oordeel van het hof gaat het hier om (commerciële) gegevens waarvan de verkopers van Agib uit de aard op de hoogte zijn. Het gaat immers om gegevens van klanten die verkopers regelmatig bezoeken. Zeker bij een lang dienstverband als dat van [sr.] , is inherent aan zijn functie dat hij de (verkoop)gegevens van de klanten die hij voor Agib bezocht kent, dat hij weet in welke volgorde hij de klanten bezocht en dat hij met die klanten een band opbouwde. Maar dat is veeleer kennis die ‘in het hoofd’ van de [sr.] en de andere verkopers zit (eventueel te beschermen door concurrentie- of relatiebeding) dan een bedrijfsgeheim. Dit geldt in het bijzonder nu de klanten geen contractuele band met Agib hebben. Agib stelt niet dat [sr.] het klantenbestand heeft gebruikt voor zijn onderneming ( [sr.] heeft zijn telefoon met die gegevens ingeleverd) en de contactgegevens van klanten zijn openbaar. Het enkele feit dat Agib de verkopers, zoals zij stelt, efficiënte vaste routes laat rijden, maakt bovendien niet dat die routes een bedrijfsgeheim of een specifieke vertrouwelijke werkwijze zouden vormen. Datzelfde geldt voor de manier waarop Agib de belevering organiseert door van tevoren aan de klanten te vragen welke producten zij nodig hebben.Agib stelt dat de bedrijfssoftware met historische verkoopgegevens steeds wordt bijgewerkt, maar gesteld noch gebleken is dat [eisers] de beschikking heeft gekregen over die software, respectievelijk die aanwendt voor de concurrerende activiteiten. Agib stelt tot slot zelf dat zij geen aanwijzing heeft dat [eisers] de condities van Agib bij de leveranciers kennen en dat het [verweerster 1] in eerste instantie niet lukte om dezelfde merken als Agib voert in te kopen. Dat duidt erop dat ook ten aanzien van de inkoop geen gebruik is gemaakt van specifieke geheime informatie van Agib. Dat mogelijk vergelijkbare prijzen worden gebruikt lijkt dan ook veeleer ingegeven door de marges die leveranciers hanteren, zoals [eisers] ook stelt.”
Grief 8: Stelplicht en bewijslast.
Lid van het hof: