3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [eiseres 1] exploiteert een adviesbureau met accountants, fiscalisten en management consultants. Zij heeft vestigingen in diverse plaatsen. [eiseres 1] heeft op of omstreeks 1 december 1997 de aandelen in [A] B.V. verworven. Die vennootschap maakte vanaf dat moment deel uit van de [eiseres 1] -organisatie.
(ii) [verweerder] is op 1 maart 2001 als senior belastingadviseur in dienst getreden bij [A] B.V. In de arbeidsovereenkomst van die datum was een concurrentiebeding opgenomen.
(iii) Per 1 januari 2003 is [verweerder] als senior belastingadviseur in dienst getreden bij [eiseres 1] . In de arbeidsovereenkomst die op 28 januari 2003 door beide partijen is ondertekend en (op alle pagina’s) geparafeerd, is het navolgende bepaald:
"Artikel 5
1. U bent verplicht om overleg te plegen met werkgever alvorens in dienst te treden bij een andere werkgever, waarvan u weet, of waarvan blijkt, dat deze een cliënt is van werkgever of van de met werkgever samenwerkende ondernemingen en personen.
2. Onder het begrip “cliënt” in de zin van dit artikel wordt een ieder verstaan, waaronder gedurende een periode van 24 (vierentwintig) maanden – voorafgaande aan het einde van het dienstverband – één of meerdere keren door werkgever de in artikel 5, lid 2 genoemde werkzaamheden zijn verricht.
3. Bij overtreding van dit verbod verbeurt u een vergoeding van eenmaal de door werkgever aan de desbetreffende cliënt gedeclareerde bedragen over de 12 (twaalf) maanden, onmiddellijk voorafgaande aan het einde van het dienstverband, onverminderd het recht van werkgever op volledige schadevergoeding.
Artikel 8
Deze arbeidsovereenkomst is nader uitgewerkt in de arbeidsvoorwaarden d.d. 01-01-2002, die bij deze overeenkomst zijn gevoegd en daarmee een ondeelbaar geheel vormen. U heeft kennis genomen van het bepaalde in de arbeidsvoorwaarden en verklaart daarmee akkoord te gaan. De inhoud van de arbeidsvoorwaarden wordt geacht onderdeel uit te maken van deze arbeidsovereenkomst.
De aanhangsels op deze arbeidsovereenkomst vormen een onlosmakelijk onderdeel van deze arbeidsovereenkomst."
(iv) In art. 6.1 van het Personeelsreglement van [eiseres 1] van 1 januari 2002, dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is verklaard, is het volgende relatiebeding opgenomen:
“1. De werknemer is verplicht om overleg te plegen met werkgever alvorens in dienst te treden bij een andere werkgever, waarvan hij weet, of waarvan blijkt dat deze een cliënt is van de werkgever of van de met werkgever samenwerkende ondernemingen en personen.
2. Het is de werknemer, behoudens voorafgaande schriftelijk goedkeuring van werkgever, gedurende een periode van 24 maanden, aanvangende op de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst niet toegestaan om, onder eigen naam of onder naam van derden, direct, indirect of alleen, in enige vorm van samenwerking met derde(n) zelfstandig of als ondergeschikte werkzaam of betrokken te zijn bij het verrichten van werkzaamheden op het gebied van de belastingadviespraktijk en/of de accountancy en/of management consultants voor een cliënt van een van de in de groep van werkgever samenwerkende kantoren van accountants, belastingadviseurs, bedrijfsjuristen, arbeidsjuristen en management consultants.
3. Onder het begrip 'cliënt' in de zin van dit artikel wordt een ieder verstaan, waarvoor gedurende een periode van 24 maanden – voorafgaande aan het einde van het dienstverband – één of meerdere keren door werkgever de in lid 2 genoemde werkzaamheden zijn verricht.
4. Bij overtreding van dit verbod verbeurt de werknemer een vergoeding, van eenmaal de door werkgever aan de desbetreffende cliënt gedeclareerde bedragen voor de 12 maanden, onmiddellijk voorafgaande aan het einde van het dienstverband onverminderd het recht van werkgever op volledige schadevergoeding.
5. Ten aanzien van de ten gunste stelling van de boete wijken werkgever en werknemer uitdrukkelijk af van het in de wet bepaalde, in die zin dat elke door de werknemer op basis van dit artikel verschuldigde boete volledig ten gunste van werkgever komt.”
(v) [eiseres 1] heeft per 1 januari 2006 een nieuw personeelsreglement vastgesteld, waarin geen concurrentiebeding is opgenomen. In het kader daarvan is aan [verweerder] een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden, die zou ingaan op 1 januari 2006. In die arbeidsovereenkomst was een concurrentiebeding opgenomen. [verweerder] heeft de hem aangeboden arbeidsovereenkomst niet ondertekend.
(vi) Bij brief van 16 oktober 2006 heeft [verweerder] de arbeids-overeenkomst met [eiseres 1] opgezegd tegen 1 januari 2007. [verweerder] heeft vanaf 1 januari 2007 een eigen onderneming in [vestigingsplaats] , in de nabijheid van de vestiging van [eiseres 1] .
(vii) [eiseres 1] heeft bij brief van 26 oktober 2006 de opzegging bevestigd. Tussen partijen is vervolgens gecorrespondeerd, onder meer over de afwikkeling van het door de werkgeefster ingeroepen relatiebeding.