In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, vorderde EZA Verzekeringen B.V. (hierna: EZA) in kort geding dat de voorzieningenrechter [gedaagde] zou gebieden om onmiddellijk te stoppen met onrechtmatig handelen jegens EZA. EZA stelde dat [gedaagde], een voormalige werknemer, onrechtmatige concurrentie had gepleegd door klanten van EZA te benaderen met zijn eigen verzekeringsproducten, wat resulteerde in het overstappen van enkele klanten naar [gedaagde]. De rechtszaak vond plaats op 5 november 2013, en de voorzieningenrechter moest beoordelen of [gedaagde] onrechtmatig had geconcurreerd en of hij zich had gehouden aan een geheimhoudingsbeding.
De feiten wezen uit dat [gedaagde] op 1 september 2009 in dienst trad bij EZA en dat zijn arbeidsovereenkomst op 22 december 2013 eindigde. Tijdens zijn dienstverband had hij toegang tot vertrouwelijke informatie en klanten van EZA. Na zijn vertrek startte hij een eigen onderneming, Focus Verzekeringen, en benaderde hij klanten van EZA. EZA voerde aan dat [gedaagde] zich negatief over hen had uitgelaten en het geheimhoudingsbeding had geschonden. [gedaagde] betwistte deze beschuldigingen en stelde dat hij niet onrechtmatig had gehandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat [gedaagde] niet onrechtmatig had geconcurreerd, omdat hij gebruik had gemaakt van openbaar toegankelijke informatie en dat zijn acties niet als stelselmatig en substantieel konden worden gekwalificeerd. Bovendien werd vastgesteld dat [gedaagde] niet gebonden was aan het geheimhoudingsbeding, omdat dit in de vaststellingsovereenkomst niet expliciet was opgenomen. De vorderingen van EZA werden afgewezen, en EZA werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].