ECLI:NL:GHARL:2023:7821

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
200.323.041
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over concurrentiebeding en onrechtmatige concurrentie in de zaak Sun Track B.V. tegen [de werkneemster] en Lena Solar Holding B.V.

In deze zaak heeft Sun Track B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 24 januari 2023 is uitgesproken. Sun Track, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Klaassen, vorderde in kort geding dat [de werkneemster] en Lena Solar Holding B.V. (hierna: [de werkneemster] c.s.) hoofdelijk zouden worden veroordeeld tot afgifte en inzage van bepaalde bescheiden, medewerking aan ontsluiting van data op de laptop van [de werkneemster], en het zich onthouden van inbreuken op een concurrentie- en relatiebeding. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Sun Track afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

In hoger beroep heeft Sun Track de vernietiging van het vonnis gevorderd en toewijzing van haar vorderingen. Het hof heeft geoordeeld dat niet in hoge mate waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [de werkneemster] gebonden is aan de beperkende bedingen in de arbeidsovereenkomst, noch dat zij onrechtmatig handelt door te concurreren met Sun Track. Het hof heeft de vordering van Sun Track op grond van artikel 843a Rv om inzage in bescheiden afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat [de werkneemster] aan beperkende bedingen is gebonden of dat er sprake is van onrechtmatige concurrentie. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en Sun Track veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.323.041
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 10227595
arrest in kort geding van 19 september 2023
in de zaak van
Sun Track B.V.,
die is gevestigd in Breukelen,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Sun Track,
advocaat: mr. A. Klaassen,
tegen

1.[de werkneemster] ,

die woont in [woonplaats1] ,
2.
Lena Solar Holding B.V.,
die is gevestigd in Amsterdam,
en bij de rechtbank optraden als gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie
hierna: [de werkneemster] of gezamenlijk ook [de werkneemster] c.s.,
advocaat: mr. J.A. Macken.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Sun Track heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 24 januari 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
  • het arrest van 25 april 2023
  • het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 31 mei 2023 is gehouden. Aan dit verslag zijn niet de schriftelijke aantekeningen van mr. Klaassen gehecht, nu hij deze niet inzichtelijk en navolgbaar ter zitting heeft voorgedragen. In plaats daarvan is in het verslag opgenomen wat mr. Klaassen mondeling naar voren heeft gebracht op deze zitting.
1.2.
De zaak is na de zitting aangehouden ten behoeve van mediation. Nadien hebben partijen het hof verzocht uitspraak te doen. Het hof heeft daarop bepaald dat arrest wordt gewezen per heden.

2.De kern van de zaak en het oordeel van het hof

2.1.
[de werkneemster] heeft een arbeidsovereenkomst gehad met Sun Track. Volgens Sun Track schendt [de werkneemster] een in een schriftelijke arbeidsovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding dan wel is sprake van onrechtmatige concurrentie door haar. [de werkneemster] betwist dat zij haar handtekening heeft geplaatst op een schriftelijke arbeidsovereenkomst met dergelijke beperkende bedingen en betwist dat zij op onrechtmatige wijze concurreert met Sun Track.
2.2.
Sun Track heeft bij de voorzieningenrechter
in conventiegevorderd dat [de werkneemster] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot: afgifte en inzage van bepaalde bescheiden, medewerking aan ontsluiting van data op de door haar gebruikte laptop van werkgever, teruggave van de ontgrendelde mobiele telefoon, het zich onthouden van iedere inbreuk op het geheimhoudings-, concurrentie- en relatiebeding en ook overigens van iedere betrokkenheid bij de handel in zonnepanelen in algemene zin en van direct of indirect contact met vertegenwoordigers van Haitai Solar waar ook ter wereld alsmede overige (gewezen) relaties van Sun Track, dit alles op straffe van een dwangsom. Daarnaast heeft Sun Track gevorderd dat [de werkneemster] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een voorschot op verbeurde boetebedragen, buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en de volledige dan wel forfaitaire proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen en Sun Track veroordeeld in de proceskosten van [de werkneemster] .
2.3.
[de werkneemster] c.s. heeft bij de voorzieningenrechter
in reconventiegevorderd de opheffing van beslag, een verbod tot het leggen van nieuwe beslagen, de veroordeling van Sun Track tot betaling van (een voorschot op) de kosten van een vergelijkend handschriftonderzoek en de kosten van de gemachtigde, het gebieden van Sun Track om alle op de laptop opgeslagen (privé) bestanden aan haar ter beschikking te stellen en van de laptop te verwijderen met benoeming van een deskundige om de uitvoering daarvan te controleren en bevel aan Sun Track om hieraan medewerking te verlenen en tot slot een veroordeling van Sun Track in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft aan Sun Track verboden om nieuwe beslagen op basis van exact hetzelfde feitencomplex en dezelfde grondslagen te leggen en daarbij de proceskosten gecompenseerd.
2.4.
In hoger beroep vordert Sun Track dat het vonnis wordt vernietigd en dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen en de vorderingen van [de werkneemster] c.s., voor zover aan de orde, alsnog worden afgewezen. Het hoger beroep treft geen doel. Ook het hof is van oordeel dat niet in hoge mate waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [de werkneemster] gebonden is aan de hiervoor genoemde beperkende bedingen dan wel onrechtmatig handelt door te concurreren met Sun Track. Dit oordeel leidt er ook toe dat de vordering van Sun Track op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering om bescheiden af te geven en inzage te verstrekken in – kort gezegd – (delen van) de administratie van [de werkneemster] c.s. in dit kort geding dient te worden afgewezen. Het hof zal zijn oordeel hierna toelichten.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
Bij beantwoording van de vraag of een in kort geding verlangde voorziening, hetzij na toewijzing, hetzij na weigering daarvan, in hoger beroep voor toewijzing in aanmerking komt, dient, zo nodig ambtshalve, mede te worden beoordeeld of de eisende partij ten tijde van arrest van het hof bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. [1] Naar het oordeel van het hof is uit de aard van de vordering in conventie nog steeds sprake van een spoedeisend belang daarbij, zodat aan het vereiste van spoedeisendheid is voldaan.
3.2
In dit kort geding dient het hof een inschatting te maken of met een hoge mate van waarschijnlijkheid in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [de werkneemster] is gebonden aan een concurrentie- en relatiebeding dan wel dat sprake is van onrechtmatige werknemersconcurrentie door [de werkneemster] c.s. jegens Sun Track. Uit de aard betreft dit dus een voorlopig oordeel. Daarbij geldt dat een kortgedingprocedure is gericht op een snelle beslissing, zodat er – een enkele uitzondering daargelaten – geen ruimte is om aan partijen bewijs van hun ingenomen standpunten op te dragen. Dat kan wel in een bodemprocedure aan bod komen.
3.3.
Het hof gaat nu eerst in op de achtergrond van de zaak en legt daarna vanaf overweging 3.12. uit waarom het vindt dat de hiervoor genoemde hoge mate van waarschijnlijkheid niet kan worden aangenomen in dit kort geding.
De achtergrond van de zaak
3.4.
[naam1] (hierna [naam1] ) en [de werkneemster] hebben van april 2018 tot en met januari 2022 een affectieve relatie gehad.
3.5.
Sun Track is opgericht in maart 2019 en houdt zich vooral bezig met de handel in zonnepanelen, die zij vanuit China importeert voor (onder andere) de Europese markt. Volgens een overgelegd uittreksel KvK is [naam1] bestuurder en enig aandeelhouder.
3.6.
Sun Track is met Tangshan Haitai New Energy Technology Co., Ltd. (hierna Haitai), een niet exclusieve distributieovereenkomst met de duur van één jaar overeengekomen die is ondertekend op 28 oktober 2019. Deze distributieovereenkomst is na de genoemde duur niet verlengd.
3.7.
Er heeft een arbeidsovereenkomst bestaan tussen [de werkneemster] en Sun Track.
3.8.
In een door [naam1] namens Sun Track ondertekende werkgeversverklaring van 7 april 2021 is na pagina 2 daarvan een arbeidsovereenkomst gevoegd, waarin wordt vermeld dat [de werkneemster] met ingang van 1 december 2019 bij Sun Track in dienst treedt in de functie van International Sales Manager. In deze arbeidsovereenkomst is opgenomen een geheimhoudingsbeding (artikel 10), een concurrentiebeding gedurende en tot vier jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst (artikel 12) en een relatiebeding gedurende een periode van drie jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst (artikel 13). Deze bedingen worden hierna ook de beperkende bedingen genoemd. Bij overtreding van het concurrentie- en relatiebeding moet volgens artikel 14 van deze arbeidsovereenkomst een boete van € 100.000,- ineens worden betaald, vermeerderd met € 10.000,- voor iedere dag/ieder dagdeel dat de overtreding voortduurt. Op de laatste pagina van de arbeidsovereenkomst wordt vermeld:
“Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Breukelen, op 1 December 2019”. Er zijn twee handtekeningen te zien onder de voorgedrukte tekst ‘Handtekening werknemer’ (waar de voorgedrukte naam van [naam1] bij staat) en ‘Handtekening werkgever’ (waar de voorgedrukte naam van [de werkneemster] bij staat).
3.9.
Uit een uittreksel KvK volgt dat [de werkneemster] per 1 februari 2022 een eenmanszaak is gestart genaamd [naam2] . Per 30 september 2022 heeft [de werkneemster] deze eenmanszaak ondergebracht in Lena Solar Holding B.V.
3.10.
De arbeidsrechtelijke relatie tussen Sun Track en [de werkneemster] is na opzegging daarvan door [de werkneemster] geëindigd op 31 juli 2022.
3.11.
In een verklaring van 5 januari 2023 van Haitai wordt vermeld:
“(…) The distribution agreement between us and (…) Sun Track (…) was signed on October 28, 2019 and it was valid for 1 year, we haven’t renewed any official agreement since then. (…) The (…) agreement was standard one but not exclusivity. (…) We provided same platform, same support to [naam1] and [de werkneemster] , however the actual sales result from [naam1] was a lot less than [de werkneemster] , and it didn’t reach our expectation. And we also clarify that any further purchase activities from [naam1] to us is welcomed. (…)”
De toelichting op het oordeel van het hof
3.12.
Sun Track heeft gesteld dat [de werkneemster] handelt in strijd met de beperkende bedingen in de in 3.8. genoemde arbeidsovereenkomst door tijdens het dienstverband met Sun Track commissiegelden weg te sluizen en na het einde van het dienstverband te concurreren met Sun Track op de markt van zonnepanelen. Althans is dit handelen van [de werkneemster] volgens Sun Track onrechtmatig. Sun Track wil inzage in – kort gezegd – de administratie van [de werkneemster] c.s. om de (financiële) reikwijdte van dit gedrag en de schade daarvan voor Sun Track vast te stellen.
Arbeidsovereenkomst met de beperkende bedingen overeengekomen?
3.13.
De eerste drie grieven van Sun Track zien op de aard van de relatie tussen [naam1] van Sun Track en [de werkneemster] en op de arbeidsovereenkomst in geding. Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
3.14.
Volgens de wet [2] levert een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. De arbeidsovereenkomst waarop Sun Track zich beroept is zo’n onderhandse akte waarop de wet doelt. Tussen partijen is niet in geding dat de als productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde arbeidsovereenkomst waarop Sun Track zich in dit kort geding beroept niet het origineel is maar een scan. [de werkneemster] heeft gemotiveerd en stellig betwist dat zij fysiek haar handtekening(en) heeft geplaatst op dit document. Volgens haar had [naam1] toegang tot documenten waarop haar handtekening(en) waren geplaatst en heeft hij deze handtekeningen gekopieerd en (digitaal) geplakt op elke pagina van de hiervoor genoemde arbeidsovereenkomst. Bij gebrek aan het originele document is dit voor het hof niet na te gaan, maar wel is gebleken dat [naam1] gedurende hun relatie de mogelijkheid tot toegang heeft gehad tot (documenten op) de bij [de werkneemster] in gebruik zijnde laptop en op enig moment deze laptop uit haar woning heeft meegenomen. Het hof kan in dit kort geding dan ook niet vaststellen of [de werkneemster] zelf haar handtekening op de arbeidsovereenkomst heeft geplaatst.
3.15.
Hiervoor is al vermeld dat een kort geding zich niet leent voor nadere bewijslevering. Dit betekent dat in dit kort geding niet is komen vast te staan dat [de werkneemster] de schriftelijke arbeidsovereenkomst met de beperkende bedingen waarop Sun Track zich beroept, heeft ondertekend en daardoor aan die bedingen is gebonden.
3.16.
Dit kan ook niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat partijen wel hebben gesproken over een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Sun Track beroept zich in dit verband op de in eerste aanleg overgelegde uitwisseling van Whatsappberichten die lijken te gaan over een (concept) arbeidsovereenkomst tussen Sun Track en [de werkneemster] waaruit volgens Sun Track kan worden afgeleid dat daadwerkelijk een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen met de daarin opgenomen beperkende bedingen. De enkele omstandigheid dat is gesproken over een schriftelijke arbeidsovereenkomst betekent echter nog niet dat partijen ook daadwerkelijk de arbeidsovereenkomst met de beperkende bedingen waarop Sun Track zich in deze procedure beroept, zijn aangegaan. Ter zitting bij de kantonrechter is erover gezegd dat [de werkneemster] een schriftelijke arbeidsovereenkomst nodig had om een verblijfsvergunning te krijgen. Sun Track ( [naam1] ) heeft op die zitting aangegeven alleen een schriftelijke arbeidsovereenkomst te hebben willen aangaan als daarin beperkende bedingen werden opgenomen. [de werkneemster] heeft echter op die zitting verklaard dat zij niet wilde instemmen met de door Sun Track voorgestelde beperkende bedingen in concept arbeidsovereenkomsten en dat voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning een schriftelijke arbeidsovereenkomst ook niet nodig bleek te zijn. Of dit laatste daadwerkelijk zo is, heeft het hof niet kunnen vaststellen in dit kort geding, maar er is wel een aanwijzing dat [de werkneemster] niet met elk beperkend beding wilde instemmen. Dat leidt het hof af uit de eigen stellingen van Sun Track en de arbeidsovereenkomst waarop zij haar beslagrekest heeft gebaseerd. Die arbeidsovereenkomst is door [de werkneemster] als productie 5 in eerste aanleg overgelegd, met daarin vooral verdergaande beperkingen dan in de schriftelijke arbeidsovereenkomst waarop Sun Track zich nu beroept. Daargelaten dat [de werkneemster] ook het ondertekenen van die arbeidsovereenkomst heeft betwist, heeft Sun Track zelf daarover verklaard dat deze arbeidsovereenkomst achterhaald is omdat [de werkneemster] de daarin opgenomen beperkende bedingen al te beperkend vond. Volgens Sun Track is dat de reden geweest om een andere arbeidsovereenkomst op te maken. Behalve de betwiste handtekening zijn er geen andere aanwijzingen dat [de werkneemster] met de daarin opgenomen beperkingen heeft ingestemd.
3.17.
Bij deze stand van zaken in dit kort geding komt het hof tot het oordeel dat op dit moment niet in hoge mate waarschijnlijk kan worden geacht dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [de werkneemster] gebonden is aan de beperkende bedingen.
Onrechtmatige concurrentie door [de werkneemster] ?
3.18.
De vierde grief van Sun Track ziet op onrechtmatige concurrentie door [de werkneemster] tijdens en na het dienstverband.
Tijdens het dienstverband geldt bij gebreke van een daartoe beperkend beding dat een werknemer uit hoofde van goed werknemerschap [3] dient af te zien van het rechtstreeks in aanzienlijke mate concurreren met diens werkgever. Na het einde van het dienstverband geldt dat het een ex-werknemer, die in zijn handelen niet beperkt wordt door een relatie- of concurrentiebeding, in beginsel vrij staat om zijn voormalige werkgever te beconcurreren, ook wanneer laatstgenoemde daarvan nadeel ondervindt. Behoudens bijzondere omstandigheden is het niet onrechtmatig om in dat verband gebruik te maken van de kennis, ervaring of contacten die de werknemer in de werkzaamheden voor zijn voormalige werkgever heeft opgedaan. Voor de beoordeling van de vraag of zich zodanige bijzondere omstandigheden voordoen dat werknemersconcurrentie onrechtmatig is, zijn in de rechtspraak normen ontwikkeld. [4] Zo moet er sprake zijn van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de ex-werknemer in het kader van de (arbeids)overeenkomst heeft mee helpen opbouwen met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg.
3.19.
Ter onderbouwing van haar stellingen heeft Sun Track in punt 9 van haar inleidende dagvaarding dertien producties van orders en transacties overgelegd, die naar zeggen van Sun Track buiten haar om zijn gesloten door [de werkneemster] , zowel tijdens als na het dienstverband. Volgens Sun Track heeft [de werkneemster] de daarmee gepaard gaande commissiegelden weggesluisd en niet ten goede te laten komen aan Sun Track. [de werkneemster] heeft de door Sun Track overgelegde producties en de daarop gebaseerde stellingen van Sun Track gemotiveerd en onderbouwd betwist.
3.20.
Gelet op die betwisting oordeelt het hof over de verschillende door Sun Track aangedragen bewijzen in dit kort geding als volgt. Daaraan voorafgaande merkt het hof op dat [de werkneemster] net als [naam1] vertegenwoordiger van Haitai in Europa is (geweest) en dat [de werkneemster] tijdens haar dienstverband met Sun Track na het tot stand komen van een contract tot afname tussen Haitai en een Europese afnemer commissiegelden door Haitai aan Sun Track liet overmaken.
- Solaris Pons
3.21.
Producties 7, 10, 15, 16 en 19 bij inleidende dagvaarding hebben betrekking op Solaris Pons. Volgens Sun Track betreffen dit door deze partij geplaatste orders voor het leveren van containers met een maandelijkse commissie van respectievelijk ongeveer € 15.000,- en € 30.000,-, maar Sun Track heeft nagelaten het onderlinge verband tussen deze producties op een voor het hof inzichtelijke wijze te concretiseren. Volgens [de werkneemster] is Solaris Pons geen relatie van Sun Track, althans is geen sprake van het in aanzienlijke mate beconcurreren van Sun Track omdat de orders van Solaris Pons van geringe omvang zijn geweest. [de werkneemster] heeft in verband daarmee geen commissie ontvangen, maar deze werkzaamheden in het kader van relatiebeheer verricht, waarbij Solaris Pons tegenwoordig rechtstreeks met Haitai handelt en voor deze partij niet (langer) wordt bemiddeld, aldus nog steeds [de werkneemster] .
Het hof stelt vast dat uit producties 7, 10 en 15 van Sun Track blijkt van contact tussen [de werkneemster] en Solaris Pons in juli en november 2022 over het leveren van containers met zonnepanelen maar de condities waaronder zijn volgens deze producties nog voorwerp van onderhandeling. Niet blijkt uit deze producties dat er sprake is van daadwerkelijk geplaatste orders waaruit commissiegelden zijn voortgevloeid die ten goede zijn gekomen aan [de werkneemster] terwijl ze ten goede hadden moeten komen aan Sun Track. Producties 16 en 19 van Sun Track betreffen een bericht van 2 juni 2022 van Solaris Pons aan Haitai over haar wens om vijf containers met zonnepanelen per maand van Haitai af te nemen en een sales contract van 26 mei 2022 tussen Solaris Pons en Haitai tot afname van twee containers met zonnepanelen. [de werkneemster] wordt in dit bericht en in het sales contract niet genoemd. Uit een door [de werkneemster] overgelegde e-mail van 29 november 2022 van Solaris Pons volgt dat Solaris Pons voor een andere leverancier dan Haitai heeft gekozen. Gelet op de betwisting door [de werkneemster] heeft Sun Track in dit kort geding onvoldoende inzichtelijk onderbouwd dat een relatie met Solaris Pons al (substantieel) tot het bedrijfsdebiet van Sun Track behoorde en dat [de werkneemster] in verband met de order van 26 mei 2022 commissiegelden heeft ontvangen die ten goede dienen te komen aan Sun Track.
- MSP Solarpower
3.22.
Productie 8 bij inleidende dagvaarding heeft betrekking op MSP Solarpower. Volgens Sun Track betreft het een aanbetaling van deze partij aan Haitai en is daarvoor nooit commissie betaald aan Sun Track. Volgens [de werkneemster] heeft Sun Track onbezoldigd werkzaamheden verricht voor deze partij. Er zijn geen orders meer geplaatst door MSP Solarpower bij Sun Track en/of [de werkneemster] . Ter onderbouwing heeft [de werkneemster] een annuleringsbericht van 3 augustus 2022 van MSP Solarpower overgelegd. Sun Track heeft dit bericht niet weersproken en ook niet nader onderbouwd dat uit door deze partij geplaatste order(s) commissiegelden zijn voortgevloeid die ten goede zijn gekomen aan [de werkneemster] terwijl ze ten goede hadden moeten komen aan Sun Track.
- Sequoia
3.23.
Productie 9 bij inleidende dagvaarding betreft een e-mail van 16 september 2022 en heeft betrekking op Sequoia. Volgens Sun Track betreft het een overzicht van orders waarbij [de werkneemster] betrokken is in het kader van een ‘framework agreement’. Volgens [de werkneemster] zijn bij haar geen orders geplaatst door deze partij omdat Sequoia nog niet de benodigde licentie heeft ontvangen. Er zijn dus geen commissiegelden verkregen en zij wordt slechts in cc op de hoogte gehouden, aldus nog steeds [de werkneemster] .
Het hof stelt vast dat uit productie 9 van Sun Track blijkt dat sprake is van contacten tussen [de werkneemster] via haar Haitai-mailadres en Sequoia over de wens van deze partij voor de levering van aantallen zonnepanelen in Q1 van 2023. Dat daadwerkelijk orders zijn geplaatst waaruit commissiegelden zijn voortgevloeid blijkt niet uit deze e-mail.
- Mano Saulé UAB
3.24.
Producties 13 bij inleidende dagvaarding heeft betrekking op Mano Saulé UAB. Volgens Sun Track betreft het een sales contract uit april 2022 met een klant die eerder via Sun Track zaken deed en is er een commissie van circa € 6.000,- mee gemoeid. Volgens [de werkneemster] zijn de commissiegelden op de gebruikelijke wijze rechtstreeks aan Sun Track voldaan. Zij heeft dit onderbouwd met haar productie 12 in eerste aanleg.
Het hof stelt vast dat uit deze laatstgenoemde productie volgt dat de hieruit voortvloeiende commissiegelden ten goede zijn gekomen aan Sun Track. Het hof leidt dit af uit de in de verschillende producties genoemde contractnummers. Naar het oordeel van het hof heeft Sun Track dan ook onvoldoende onderbouwd dat [de werkneemster] commissiegelden heeft ontvangen die aan Sun Track hadden moeten toekomen.
- ESTG
3.25.
Productie 12 bij inleidende dagvaarding heeft betrekking op ESTG. Volgens Sun Track is ESTG intensief bewerkt voor orders en is in 2022 een overeenkomst met Haitai tot stand gekomen die leidt tot levering vanaf november 2022, met een geschatte commissie van € 25.000,- in 2022 en € 150.000-€ 200.000,- voor 2023. Volgens [de werkneemster] is onduidelijk waarom een totstandkoming van een overeenkomst tussen Haitai en distributiebedrijf ESTG een onrechtmatige handeling van haar zou kunnen zijn en bovendien is ESTG geen relatie van Sun Track, althans was dat niet ten tijde van het dienstverband.
Het hof stelt vast dat uit productie 12 van Sun Track niet het door haar gestelde en evenmin een verband met [de werkneemster] is af te leiden. Voor zover het hof het kan duiden betreft het een aanbieding van Haitai zonnepanelen op de website van ESTG.
- UAB “EST LT” (hierna Uab)
3.26.
Productie 14 bij inleidende dagvaarding heeft betrekking op Uab. Volgens Sun Track betreft het een sales contract uit september 2022 met een klant die eerder via Sun Track zaken deed. Het hof kan uit de betreffende productie niet afleiden wat het verband is met [de werkneemster] nu het een sales contract tussen Uab en Haitai betreft waarin de naam van [de werkneemster] niet wordt genoemd.
- DenG Solar
3.27.
Productie 18 bij inleidende dagvaarding heeft betrekking op DenG Solar. Volgens Sun Track is dit een order voor 12 pallets zonnepanelen waarmee een commissie van circa € 3.000,- is gemoeid. Volgens [de werkneemster] bemiddelt zij niet voor DenG Solar, maar wordt zij door Haitai in de cc van e-mails gezet ter kennisname. Volgens haar is er gelet op de scherp gestelde prijs geen ruimte voor commissiegelden. Bovendien is DenG Solar van leverancier gewisseld en plaatst zij geen orders meer bij Haitai, aldus nog steeds [de werkneemster] .
Het hof stelt vast dat uit productie 18 van Sun Track volgt dat DenG Solar op 24 juni 2022 deze bestelling bij [de werkneemster] heeft gedaan. De e-mail is rechtstreeks en niet als cc aan [de werkneemster] gericht. Het is het hof in dit kort geding echter niet gebleken dat [de werkneemster] in verband hiermee daadwerkelijk zelf commissiegelden heeft ontvangen.
- HT Solar
3.28.
Producties 11 en 17 bij inleidende dagvaarding hebben betrekking op HT Solar. Volgens Sun Track betreft haar productie 11 een order voor 9 containers met commissie van minimaal € 27.000,-.
Het hof stelt vast dat productie 11 van Sun Track een e-mailwisseling in de periode april-juni 2022 betreft tussen [naam3] , European Regional Director van Haitai en [naam4] van Finance & Control van HT Solar Nederland. De e-mailwisseling gaat over de levering en betaling van zonnepanelen. Productie 17 van Sun Track ziet op dezelfde order. Dit volgt uit de contractnummers die in de producties worden genoemd. Uit de door [de werkneemster] als productie 11 in eerste aanleg overgelegde factuur volgt dat de hieruit voortvloeiende commissiegelden ten goede zijn gekomen aan Sun Track. Naar het oordeel van het hof heeft Sun Track dan ook onvoldoende onderbouwd dat [de werkneemster] commissiegelden heeft ontvangen die aan Sun Track hadden moeten toekomen.
3.29.
Tot zover de behandeling van de door Sun Track aangedragen bewijzen. Dat [de werkneemster] op door Sun Track bekostigde beursbezoeken Sun Track onrechtmatig heeft beconcurreerd, heeft Sun Track in het licht van wat hiervoor over de bewijzen is overwogen in dit kort geding onvoldoende onderbouwd. Sun Track heeft ook niet concreet gesteld met welke van de hiervoor genoemde partijen [de werkneemster] op zo’n door Sun Track bekostigde beurs in contact is gekomen. Uit vorenstaande volgt verder dat, zover al sprake is (geweest) van enige concurrentie tijdens dienstverband, deze niet als ‘van aanzienlijke mate’ bestempeld kan worden (zie 3.18.). Evenmin kan in dit kort geding vastgesteld worden dat sprake is van het daardoor stelselmatig en substantieel afbreken van het bedrijfsdebiet van Sun Track.
3.30.
Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat Sun Track dankzij bemiddeling door een relatie van [de werkneemster] in contact is gekomen met leverancier/producent Haitai. Laatstgenoemde is met Sun Track een niet-exclusieve distributieovereenkomst voor de duur van één jaar aangegaan, maar deze overeenkomst is na ommekomst van dat jaar niet verlengd. Gesteld noch gebleken is dat deze overeenkomst door toedoen van [de werkneemster] niet is verlengd. Bij gebreke van bijzondere omstandigheden kan het onderhouden van contact met Haitai door [de werkneemster] in die omstandigheden niet worden gezien als onrechtmatige concurrentie jegens Sun Track. Uit de verklaring van Haitai volgt verder dat het bestaan van contact tussen [de werkneemster] en Haitai ook niet in de weg staat aan het bestaan van contact tussen Sun Track en Haitai. Dat Sun Track de kosten heeft betaald voor een reis naar China om kennis te maken met Haitai brengt geen verandering in het oordeel van het hof hierover.
3.31.
Resumerend stelt het hof op grond van wat hiervoor allemaal is besproken vast dat daaruit in dit kort geding niet blijkt van het stelselmatig wegsluizen van commissiegelden door [de werkneemster] en/of het gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst rechtstreeks in aanzienlijke mate beconcurreren van Sun Track en/of het stelselmatig en substantieel afbreken van het bedrijfsdebiet van Sun Track. Bij deze stand van zaken komt het hof voorlopig tot het oordeel dat op dit moment niet in hoge mate waarschijnlijk kan worden geacht dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat sprake is van onrechtmatige werknemersconcurrentie door [de werkneemster] jegens Sun Track.
Vordering ex artikel 843a Rv3.32. De kantonrechter heeft terecht overwogen dat artikel 843a Rv recht geeft op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden indien is voldaan aan drie cumulatieve voorwaarden, te weten: (1) eiser dient een rechtmatig belang te hebben bij afgifte van de gevraagde bescheiden, (2) het moet gaan om bepaalde bescheiden en (3) het moet gaan om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
Hiervoor is overwogen dat in dit kort geding niet vast is komen te staan dat [de werkneemster] is gebonden aan beperkende bedingen. Evenmin is gebleken dat sprake is van onrechtmatige (werknemers)concurrentie. Omdat daardoor in dit kort geding niet is gebleken van een rechtmatig belang van Sun Track bij afgifte van de gevraagde bescheiden is de eerste voorwaarde niet vervuld. De vordering om afgifte van – kort gezegd – de administratie van [de werkneemster] en/of Lena Solar wordt daarmee een fishing expedition en daarvoor is artikel 843a Rv niet bedoeld. Deze vordering van Sun Track dient daarom te worden afgewezen.
3.33.
De grieven van Sun Track falen en zij zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [5] Omdat het vonnis wordt bekrachtigd, bestaat er geen aanleiding om anders te oordelen over de proceskosten in eerste aanleg.
3.34.
De proceskostenveroordeling in deze uitspraak kan ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 24 januari 2023;
4.2.
veroordeelt Sun Track tot betaling van de volgende proceskosten van [de werkneemster] c.s. in het hoger beroep:
€ 5.689,- aan griffierecht
€ 2.366,- aan salaris van de advocaat van [de werkneemster] (2 procespunten x appeltarief II);
4.3.
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Hoogland, G.A. Diebels en P.L.R. Wefers Bettink en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 september 2023.

Voetnoten

1.HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437.
2.Zie artikel 159 Rv.
3.Zie artikel 7:611 BW.
4.HR 9 december 1955 (Boogaard/Vesta), ECLI:NL:HR:1955:47.
5.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.