IV.
Het eerste middel en de bespreking daarvan
5. Het middel richt zijn pijlen op het oordeel van het hof dat aan alle voorwaarden is voldaan die art. 38m Sr aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt en dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van deze maatregel eist. Daarnaast wordt geklaagd dat het hof ten onrechte in deze zaak bij de oplegging van de ISD-maatregel de veroordelingen die tot de vorige ISD-maatregel hebben geleid heeft meegeteld.
6. Art. 38m luidt voor zover hier relevant:
“1. De rechter kan op vordering van het openbaar ministerie de maatregel opleggen tot plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders, indien:
1°. het door de verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten;
2°. de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld dan wel bij onherroepelijke strafbeschikking een taakstraf is opgelegd, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen en er voorts ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, en
3°. de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eist.
2. De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte.”
7. In de memorie van antwoord (EK) bij de wet strekkende tot invoering van de ISD-maatregel is (onder meer) het volgende opgenomen:
“De stelselmatige dader die na beëindiging van de ISD opnieuw recidiveert, kan opnieuw in aanmerking komen voor de ISD, indien aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 38m, eerste lid, onderdeel 2°, Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen «oude» veroordelingen die in aanmerking zijn genomen bij de veroordeling tot de ISD, en de onherroepelijke veroordeling tot die ISD in aanmerking worden genomen bij de hernieuwde toepassing van die bepaling. Voor de toepassing daarvan is dus niet vereist dat na beëindiging van de ISD eerst weer drie nieuwe veroordelingen moeten plaatsvinden in een periode van vijf jaar voorafgaande aan het nieuwe feit.”
En in de Nota naar aanleiding van het verslag valt in dit verband het volgende te lezen:
“Wanneer een ISD-maatregel is opgelegd en is tenuitvoergelegd, en de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, kan hij andermaal tot een ISD-maatregel worden veroordeeld, als aan de daarvoor geldende vereisten is voldaan. Daarbij kan de eerdere ISD-veroordeling in aanmerking worden genomen. Artikel 38m, eerste lid, onderdeel 2°, staat er naar mijn oordeel niet aan in de weg dat eerdere veroordelingen die bij die eerdere ISD-veroordeling reeds in aanmerking zijn genomen, opnieuw in aanmerking worden genomen. Zulks is niet in strijd met fundamentele rechtsbeginselen. De verdachte pleegt een nieuw strafbaar feit, ondanks een eerdere ISD-veroordeling en eerdere veroordelingen. Als die eerdere veroordelingen vallen binnen de vereiste periode van vijf jaar, is aan het desbetreffende vereiste voldaan. Deze bepaling dwingt niet tot een beperkte uitleg, waarin een ISD-maatregel pas opnieuw zou kunnen worden opgelegd, indien aan het nieuwe feit een periode van vijf jaar is voorafgegaan, waarin naast de eerdere ISD-maatregel ten minste twee nieuwe straffen of maatregelen zijn tenuitvoergelegd. Een moratorium dat het gevolg zou zijn van zo’n beperkte uitleg, zou strijdig zijn met de strekking en de doeleinden van de ISD-maatregel. Het spreekt vanzelf dat het beslissende oordeel over de uitleg van artikel 38m, eerste lid, onderdeel 2°, is opgedragen aan de onafhankelijke rechter.”
8. In dienovereenkomstige zin wordt de ISD-maatregel in de praktijk toegepast. Zie de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers (in het bijzonder de vordering van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders) (2024R002):
"Indien de veroordeelde na de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nogmaals een misdrijf pleegt waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, kan opnieuw een ISD-maatregel worden gevorderd. Eerdere veroordelingen kunnen derhalve vaker meetellen. Wel geldt dan opnieuw de voorwaarde dat veroordelingen dateren van maximaal vijf jaar voorafgaand aan het nieuwe misdrijffeit en deze ook zijn tenuitvoergelegd.
9. Verder dient de rechter die de ISD-maatregel oplegt in de motivering van zijn beslissing er blijk van te geven dat aan alle in art. 38m lid 1 Sr gestelde voorwaarden is voldaan. Meer in het bijzonder moet hij met zoveel woorden tot uitdrukking brengen dat de voorwaarden als bedoeld in dat eerste lid onder 2° en 3° Sr zijn vervuld.
De bespreking van het middel
10. Blijkens de Justitiële Documentatie van de verdachte die het hof bij zijn beslissing heeft betrokken, is eerder, namelijk op 23 juni 2017, door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Zeeland-West-Brabant de ISD-maatregel gelast ten aanzien van de verdachte. Deze maatregel is toen geheel tenuitvoergelegd.Na de tenuitvoerlegging hiervan is de verdachte niet meer opnieuw wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, noch tot een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf (vgl. art. 38m lid 1 onder 2° Sr).
11. Een eerste vraag die voorligt is of de veroordelingen voor feiten naar aanleiding waarvan eerder een ISD-maatregel is opgelegd, later nóg eens bij de oplegging van een tweede (al dan niet voorwaardelijke) ISD-maatregel mogen worden betrokken. Ik meen dat deze vraag zich gelet op de voormelde wetsgeschiedenis bevestigend laat beantwoorden, mits voldaan is aan de in art. 38m lid 1 Sr gestelde voorwaarden, waaronder de vijfjaarstermijn als bedoeld in sub 2°. Dit is blijkens de hiervoor aangehaalde richtlijn tevens staand strafvorderingsbeleid van het openbaar ministerie in geval van een vordering tot oplegging van de ISD-maatregel bij stelselmatige daders, terwijl ook de feitenrechtspraak daarmee in lijn is.In het licht van de hoofddoelstelling van de ISD-maatregel zoals verwoord in art. 38m lid 2 – de maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte – is er evenmin reden om daar anders over te denken. Dat neemt uiteraard niet weg dat de feitenrechter steeds aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval zal moeten afwegen en bepalen welke reactie op de overtreding passend is. Onderdeel van de afweging kan zijn of een nieuwe oplegging van de ISD-maatregel in een specifieke situatie wel zinvol of aangewezen is, mede gelet op de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
12. Voorts wordt (nader in de toelichting op het middel) geklaagd, zij het niet onderbouwd, dat “de stelling van het Hof inhoudende dat de veiligheid van personen of goederen de oplegging van de ISD-maatregel eist reeds onbegrijpelijk [is] nu het Hof deze maatregel voorwaardelijk heeft opgelegd” en “bovendien onbegrijpelijk [is] waarom de voorwaarden zoals opgelegd aan een voorwaardelijke ISD-maatregel gekoppeld dienen te worden en waarom niet met een voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan zoals in eerste en tweede aanleg namens requirant is bepleit.”
13. Ter ’s hofs terechtzitting is door de raadsman het verweer gevoerd dat de verdachte zich moeilijk aan voorwaarden kan houden en de kans dus groot is dat de ISD-maatregel neerkomt op een detentie van twee jaren, reden waarom de raadsman, mede gezien de voorlopige hechtenis die vier maanden heeft geduurd, een gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk heeft bepleit.Het hof heeft tamelijk uitvoerig gemotiveerd waarom de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist en daarin is de verwerping van het verweer van de raadsman genoegzaam te lezen. Uit die motivering kan immers worden afgeleid dat naar het oordeel van het hof de voorwaardelijke ISD-maatregel een steviger stok achter de deur vormt dan een voorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast de verdachte hulpverlening lijkt te accepteren waardoor met een voorwaardelijke ISD-maatregel kan worden volstaan.In dat verband heeft het hof overwogen dat met het accepteren van hulpverlening door de verdachte, de veiligheid van personen en goederen, alsmede de beveiliging van de maatschappij voldoende gewaarborgd wordt geacht. Die uitleg komt mij niet onbegrijpelijk voor, waarbij ik in aanmerking neem dat het de
tenuitvoerleggingvan de maatregel (en niet de maatregel zelf) is die achterwege blijft zolang de verdachte zich aan de gestelde voorwaarden houdt.
14. Het oordeel van het hof dat aan alle voorwaarden als bedoeld in art. 38m Sr is voldaan, is kortom niet onbegrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Dat betekent dat het eerste middel in al zijn onderdelen faalt.