ECLI:NL:RBNHO:2024:5810

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
15.055693.24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van bedreiging en belediging van ambtenaar in functie met oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 februari 2024 te Schiphol een ambtenaar heeft bedreigd en beledigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de woorden heeft geuit: 'ik ga naar jouw huis en blaas jouw deur op. Ik ga jou kankerhard neuken', wat door de rechtbank als een bedreiging met verkrachting is gekwalificeerd. Daarnaast heeft de verdachte de ambtenaar beledigd door te zeggen: 'jij bent een kankerflikker. Ik ga je neuken'. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen, dat stelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld omdat hij slechts tweemaal was veroordeeld voor misdrijven na zijn laatste ISD-maatregel. De rechtbank oordeelde dat de wet niet vereist dat de veroordelingen na de ISD-maatregel zijn gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke ISD-maatregel, waarbij de verdachte zich moet houden aan verschillende voorwaarden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeltraject. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidivegevaar van de verdachte meegewogen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.055693.24 (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 mei 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1], gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.J.F. Driessen en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met verkrachting en/of met feitenlijke aanranding van de eerbaarheid, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga naar jou huis en blaas jou deur op. Ik ga jou kankerhard neuken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 16 februari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer] (wachtmeester der 1e klass der Koninklijke Marechaussee), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: 'jij bent een kankerflikker. Ik ga je neuken', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. De verdachte heeft zijn woorden niet letterlijk bedoeld. Bovendien zien de woorden “ik ga naar jouw huis en blaas jouw deur op” op een bedreiging met brandstichting, maar dat is niet ten laste gelegd.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde belediging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen.
3.3.2
Nadere bewijsoverwegingen feit 1
Ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde bedreiging overweegt de rechtbank dat voor het aannemen van een bedreiging in strafrechtelijke zin niet de bedoeling van de verdachte bepalend is. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad is voor een veroordeling ter zake van bedreiging onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. [1] Niet is vereist dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk de vrees voor aantasting van de persoonlijke vrijheid is opgewekt. Voldoende is dat de bedreiging in het algemeen geschikt is de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen. [2]
Op grond van de aangifte van verbalisant [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [naam 1] en [slachtoffer] en de verklaring van de verdachte is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft gezegd.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 25 januari 2024 van verbalisant [naam 2] (p. 27 t/m 31, digitaal dossier) blijkt dat de verdachte de laatste vijf jaren veelvuldig negatief in beeld is geweest bij justitie, politie en Koninklijke Marechaussee wegens overlast, bedreiging, belediging, mishandeling en vernieling. In het politiesysteem heeft de verdachte twee gevarenclassificaties op naam staan, te weten vuurwapengevaarlijk (6 maart 2016) en verzetpleger (13 december 2023). De politie Rotterdam heeft een aandachtsvestiging tegen de verdachte opgemaakt naar aanleiding van een confrontatie tussen de politie en de verdachte, waarbij de verdachte hard schreeuwde en de politie uitgedaagde tot een boks duel. Op Schiphol wordt vanwege de risico’s bij het aantreffen van de verdachte direct opgeschaald naar de Koninklijke Marechaussee.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat de verdachte een bekende is van de politie en Koninklijke Marechaussee en dat de verdachte in het verleden meermalen agressief naar politie en Koninklijke Marechaussee is geweest en onvoorspelbaar gedrag heeft vertoond.
In de aangifte heeft [slachtoffer] verklaard dat hij zich bedreigd voelde toen de verdachte de woorden “Ik ga naar jouw huis en blaas jouw deur op. Ik ga jou kankerhard neuken” riep, waarbij hij in de richting keek van [slachtoffer]. Bovendien voelde [slachtoffer] zich aangetast in zijn eerbaarheid.
De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gedane uitlatingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn gedaan dat bij aangever, mede gelet op de justitiële geschiedenis van de verdachte, de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte de daad bij het woord zou voegen. Daaraan doet niet af dat de verdachte zijn uitlatingen kennelijk niet letterlijk bedoelde. Het verweer van de raadsman wordt daarom op dit onderdeel verworpen.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de bedreiging met de woorden “ik ga naar jouw huis en blaas jouw deur op”. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze woorden niet gericht op enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling, met verkrachting of met feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
hij op 16 februari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer [slachtoffer] heeft bedreigd met verkrachting, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “Ik ga jou kankerhard neuken”;
2
hij op 16 februari 2024 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer] (wachtmeester der 1e klasse der Koninklijke Marechaussee), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: “jij bent een kankerflikker. Ik ga je neuken”.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
bedreiging met verkrachting
Ten aanzien van feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezen verklaarde zou ontbreken. Het bewezen verklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd, waaraan de voorwaarden moeten worden gekoppeld die zijn opgenomen in het reclasseringsrapport van 14 mei 2024.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet voldoet aan de criteria voor het opleggen van een ISD-maatregel. Als de rechtbank de verdachte vrijspreekt van feit 1, zoals de raadsman heeft bepleit, is er namelijk geen sprake van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bovendien is niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 38m, eerste lid, sub 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er liggen weliswaar vier recente veroordelingen, maar twee daarvan kunnen niet meetellen omdat die zien op feiten die de verdachte heeft begaan voor het einde van de ISD-maatregel die hem in 2020 is opgelegd.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de geschetste problematiek bij de verdachte bekend is. Hoewel de verdachte slechte ervaringen heeft met een eerder opgelegde ISD-maatregel, ziet hij de waarde van de door de reclassering geboden laatste kans.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een belediging en een bedreiging van een verbalisant, die aan het werk was als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee op Schiphol. Vanwege overlast heeft de verbalisant de verdachte op zijn gedrag aangesproken. De verdachte verkeerde op dat moment onder invloed en heeft zonder dat daarvoor aanleiding was, de verbalisant beledigd en bedreigd.
Dit zijn ernstige feiten, die gevoelens van ongemak en onveiligheid veroorzaken in de samenleving, en meer in het bijzonder bij de verbalisant, die slechts zijn werkzaamheden uitvoerde.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder voor vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting. Verder blijkt dat aan de verdachte zowel in 2016 als in 2020 een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 14 mei 2024 van GGZ Reclassering Fivoor. Hieruit komt naar voren dat de verdachte geen stabiele huisvesting, dagbesteding en inkomen heeft en zich in een crimineel netwerk bevindt. Zijn instabiele maatschappelijke integratie vraagt om verschillende interventies. Gezien het uitgebreide delictverleden en de hoge kans op recidive en letsel kunnen deze interventies het beste in een forensisch kader plaatsvinden. De reclassering heeft de verdachte reeds aangemeld bij [naam 4], een traject waarin slapen en dagbesteding (met het perspectief op een betaalde baan), op een schip worden gecombineerd. Dit is de laatste kans die de reclassering aan de verdachte biedt om te laten zien dat hij zijn leven een andere wending wil en kan geven. De reclassering adviseert de rechtbank bij een veroordeling aan de verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met daaraan gekoppeld de volgende voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
- meewerken aan schuldhulpverlening en
- meewerken aan middelencontrole.
Ter zitting heeft [naam 3], reclasseringswerker, het adviesrapport nader toegelicht en meegedeeld dat de verdachte op 3 juni 2024 geplaatst kan worden bij de [naam 4].
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is zich aan de voorwaarden te houden.
Strafmaat
Nu de rechtbank aan de verdachte de navolgende maatregel zal opleggen, ziet de rechtbank geen aanleiding om naast de maatregel een gevangenisstraf op te leggen.

7.Vrijheidsbenemende / vrijheidsbeperkende maatregel

Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren moet worden opgelegd, nu de verdachte gepleegde bedreiging een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, de verdachte in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen of maatregelen begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen/goederen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank verwerpt het verweer dat zij geen ISD-maatregel kan opleggen omdat de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten slechts tweemaal is veroordeeld voor misdrijven die hij na zijn laatste ISD-maatregel heeft begaan. Ingevolge artikel 38 Sr kan een ISD-maatregel worden opgelegd als de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf is veroordeeld. De wet stelt niet de eis dat de drie veroordelingen misdrijven betreffen die gepleegd moeten zijn na een eerder opgelegde ISD-maatregel.
De rechtbank zal bepalen dat de ISD-maatregel vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat de verdachte er voor het einde van die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan, onder oplegging van de algemene voorwaarden en de door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
De rechtbank acht het opleggen van een voorwaardelijke ISD-maatregel passend en geboden, gelet op het advies van de reclassering. Het recidivegevaar is hoog en de verdachte is niet in staat om zelfstandig zijn leven op de rit te krijgen.
Om de beëindiging van de recidive van de verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij optimaal te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat, mocht het tot tenuitvoerlegging van de maatregel komen, de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd zal worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering zal worden gebracht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 38m, 38n, 38p, 57, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren, met bevel dat deze maatregel
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Stelt als overige voorwaarden betreffende het gedrag dat:
- de verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die GGZ Reclassering Fivoor hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Hij zal zich gedurende de schorsing melden op het adres: [adres 2], zo frequent als GGZ Fivoor gedurende deze periode nodig acht.
- de verdachte zich laat behandelen door Ambulant Centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- de verdachte verblijft bij de [naam 4] of een andere instelling voor beschermd / begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra de veroordeelde de detentie verlaat. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- de verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik in kaart te brengen en indien nodig te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
- de verdachte werkt mee aan financiële ondersteuning door de Materieel Juridische Dienstverlening van Fivoor. De verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.D. Kleijne, voorzitter,
mrs. C.H. de Jonge van Ellemeet en I.M. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2024.
Mrs. Kleijne en Hendriks zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.HR 10 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:24.
2.HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309.