Conclusie
Nummer22/00934
Inleiding
Het eerste middel
Het tweede middel
eerste deelklachthoudt in dat het oordeel van het hof dat de verklaring van de verdachte ‘niet verifieerbaar’ en ‘hoogst onwaarschijnlijk’ is, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting en/of onbegrijpelijk is. De
tweede deelklachthoudt in dat de bewezenverklaring – mede in het licht van hetgeen door de verdediging als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt is aangevoerd – ontoereikend is gemotiveerd, voor zover bewezen is verklaard dat de voorwerpen “afkomstig waren uit enig misdrijf”.
Het derde middel
de auditu-verklaring van [betrokkene 3] , zoals die is neergelegd in de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] , onvoldoende steun biedt aan de verklaring van de aangeefster dat zij is bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Daaraan leggen zij ten grondslag dat “alleen bepaalde vormen van bedreiging strafbaar zijn gesteld” en dat “uit de bewijsvoering niet kan blijken wat de bedreiging die [betrokkene 3] zegt te hebben gehoord heeft ingehouden”.