2.2.2Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal d.d. 22 november 2014 (als bijlage op pagina’s 150 t/m 152 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2015186508 Z), voor zover inhoudende, als relaas en/of bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven:
De bevindingen uit het opsporingsonderzoek merken de volgende perso(o)n(en) als verdachte(n) aan:
Naam verdachte : [verdachte]
Voorna(a)m(en) : [verdachte]
Geboortedatum/plaats : [geboortedatum]-1971 te Nederland
Wonende : [a-straat 1] te [plaats]
Op zaterdag 22 november 2014, werd, onder leiding van rechter commissaris van Doorn belast met de behandeling van strafzaken in het arrondissement Midden Nederland, een doorzoeking ter inbeslagneming verricht op grond van de Wet Wapens en Munitie en de Opiumwet in pand, zijnde een woning gelegen [a-straat 1] te [plaats] . Hiertoe werd het pand om 00.07 uur betreden.
In beslag genomen goederen
Wasruimte: Onder in de wasmand onder wasgoed in zwarte Shoebaloo tas:
In plastic verpakt geld in coupures van 20, 50, 100, 200 en 500 euro. Gebundeld in stapels van naar schatting 100 biljetten.
1 pakket van 100 bb van 500 euro, 1 pakket van 100 bb van 200 euro, 1 pakket van 100 bb van 100 euro, 2 pakketten van 100 bb van 50 euro, 1 pakket van 100 bb van 20 euro, 3 bundels van 5 x 100 bb van 50 euro waarbij in een van de pakketten ook biljetten van 100 euro zaten, 1 bundel van 5 x 100 bb van 20 euro.
Opmerking hof: Abusievelijk is in het arrest van 20 januari 2021 (op pagina 4, laatste alinea) vermeld dat een contant geldbedrag van € 166.870,- op 21 november 2014 in de woning van verdachte is aangetroffen.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte op 25 november 2014 (als bijlage op pagina’s 39 tot en met 42 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2015186508 Z), voor zover inhoudende, als verklaring van verdachte [verdachte] , zakelijk weergegeven:
A: Het geld wat er in de wasmand lag dat was van hem.
7. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal witwassen (als bijlage op pagina’s 1 t/m 17 van het proces-verbaal, genummerd PL0900-2014330464), voor zover inhoudende, als relaas en/of bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], zakelijk weergegeven:
3 VOORWERPEN VAN WITWASSEN
Tijdens de doorzoeking van de [a-straat 1] te [plaats] is er contant geld in beslag genomen, namelijk:
• € 157.550,- (goednummer: 1302958) contant geld verpakt in plastic aangetroffen in wasmand onder wasgoed in een zwarte tas van Shoebaloo.”
2.2.3Het hof heeft over de bewezenverklaring verder onder meer het volgende overwogen:
“Witwasvermoeden
Het hof stelt op basis van het dossier vast dat de politie op 21 november 2014, in de woning waar verdachte op dat moment verbleef, een contant geldbedrag van € 166.870,- heeft aangetroffen. Een groot deel van dit geldbedrag, te weten € 145.000,-, is aangetroffen in een wasmand. Dit geldbedrag bestond onder meer uit coupures van 500 euro biljetten, die sinds 2002 niet meer worden uitgegeven door De Nederlandse Bank. Uit onderzoek van de politie bleek voorts dat verdachte over een beperkt legaal inkomen beschikt(e).
Gelet op deze bevindingen is het hof van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Nu geen direct bewijs voor een brondelict aanwezig is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld.
Verklaring verdachte
Verdachte is gedurende het politieonderzoek meerdere keren door de politie gehoord. Tijdens deze verhoren heeft verdachte (uiteindelijk) – in grote lijnen – verklaard dat (een groot gedeelte van) het aangetroffen geld van [betrokkene 1] is en dat hij dit van [betrokkene 1] in bewaring heeft gekregen. Deze verklaring is voldoende concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte heeft de politie [betrokkene 1] als getuige gehoord. [betrokkene 1] heeft de door verdachte afgelegde verklaring bevestigd en, ter onderbouwing van die verklaring, een aantal stukken overgelegd. Hij heeft daarnaast – in grote lijnen – verklaard dat hij het bij verdachte aangetroffen geldbedrag in het verleden aan [betrokkene 2] heeft geleend en (inmiddels) heeft teruggekregen.
Gedurende het politieonderzoek en de behandeling van de zaak in eerste aanleg en in hoger beroep zijn door de verdediging, ter onderbouwing van die verklaring, verschillende stukken ingebracht. Tevens zijn in de behandeling in hoger beroep [betrokkene 1] en vervolgens ook [betrokkene 2] (opnieuw) door de raadsheer-commissaris als getuige gehoord. Ook bij die verhoren zijn door de getuigen nadere stukken ingebracht.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de verklaring van verdachte over de herkomst van het bij hem aangetroffen geldbedrag niet aannemelijk is geworden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Zoals reeds overwogen is verdachte meerdere keren door de politie gehoord en bevraagd naar de herkomst van het in de wasmand in zijn woning aangetroffen geldbedrag. Verdachte heeft hierover aanvankelijk gezwegen en vervolgens gefaseerd en wisselend verklaard. Zo verklaarde verdachte bij zijn tweede verhoor dat het grote geldbedrag van iemand uit Marokko is en dat hij dat voor hem bewaart. Het gaat om een bedrag van € 125.000,- of € 135.000,-. Bij zijn derde verhoor verklaarde verdachte dat het geld in de wasmand van die persoon uit Marokko is en dat het € 135.000,-, € 145.000,- of € 155.000,- was. Pas tijdens het vierde en laatste verhoor heeft verdachte verklaard dat de persoon uit Marokko [betrokkene 1] betreft.
Ook [betrokkene 1] heeft bij de politie wisselend verklaard als het gaat om de vraag welk geldbedrag hij nu precies aan verdachte in bewaring heeft gegeven. Zo heeft hij bij zijn verhoor op 13 november 2015 aanvankelijk verklaard dat hij vaak geld bij verdachte heeft achtergelaten. Het gaat dan om bedragen van € 4.000,-, € 10.000,- of € 20.000,-. Later verklaart hij dat hij iemand in Duitsland een geldbedrag van € 138.000,- heeft geleend. Hij heeft hierbij een document overgelegd, gedateerd 14 februari 2007, waaruit volgt dat [betrokkene 1] een geldbedrag van € 138.000,- heeft geleend aan [betrokkene 2]. Het geld dat hij van [betrokkene 2] heeft teruggekregen, zou bij verdachte liggen. Vervolgens verklaart [betrokkene 1] dat het bij verdachte aangetroffen geld van hem is, en dat het gaat om € 145.000,-. Dit bedrag bestaat uit het geld dat hij aan die persoon uit Duitsland had geleend, plus € 36.000,-. Weer later verklaart hij dat het geldbedrag van € 138.000,- bij verdachte lag, dat hij later nog eens € 30.000,- heeft aangewend om spullen voor zijn bedrijf te kopen, en dat hij wat hij daarvan overhield ook aan verdachte heeft gegeven.
In dit verband is voorts opmerkelijk dat gedurende het politieonderzoek namens verdachte een klaagschrift is ingediend met het verzoek tot opheffing van het beslag op diverse goederen. In dit klaagschrift wordt vermeld dat een geldbedrag van € 45.000,- toebehoort aan de vennootschap [A] Sarl, gevestigd te Marokko. De eigenaar van deze vennootschap betreft [betrokkene 1]. Bij het klaagschrift is een document gevoegd, waarin [betrokkene 1] verklaart aan verdachte een geldbedrag van € 45.000,- in bewaring te hebben gegeven als werkkapitaal. Hiermee geconfronteerd verklaarde [betrokkene 1] dat het ging om een bedrag van € 145.000,-. Volgens [betrokkene 1] heeft zijn secretaresse het verkeerd opgeschreven en hij heeft de verklaring getekend zonder op te letten. De verklaring is overigens ongedateerd.
[betrokkene 1] heeft voorts een aantal (andere) stukken overgelegd, waaruit onder meer blijkt dat verdachte zijn belangen met betrekking tot het werkkapitaal in Nederland behartigt. Opvallend is dat de naam van [betrokkene 1] in die verklaring meermalen foutief is gespeld.
De verklaring van [betrokkene 1] bevat tevens een aantal tegenstrijdigheden waar het gaat om de vraag waarom hij het bij verdachte aangetroffen geldbedrag aan verdachte in bewaring heeft gegeven. Zo heeft hij aanvankelijk verklaard dat hij de helft van het teruggekregen geld aan verdachte had gegeven en met de andere helft van het geld een auto heeft gekocht. Verderop in het verhoor en geconfronteerd met de vraag waarom [betrokkene 1] met € 30.000,- naar Nederland zou reizen als verdachte al € 138.000,- voor hem in bewaring zou houden, verklaarde hij dat hij (alleen) van plan was een auto te kopen. Deze verklaring heeft hij bij de raadsheer-commissaris herhaald.
[betrokkene 1] is door de politie bevraagd naar de door hem aan [betrokkene 2] verstrekte lening. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn over deze lening gedurende de behandeling in hoger beroep tevens door de raadsheer-commissaris gehoord. De door hen over deze lening afgelegde verklaringen bevat een groot aantal discrepanties, waaronder:
- [betrokkene 1] heeft bij de politie verklaard dat hij het geld aan [betrokkene 2] heeft geleend, omdat [betrokkene 2] in (geld)nood zat. Bij de raadsheer-commissaris heeft [betrokkene 1] hierover verklaard dat [betrokkene 2] een lening aan de bank moest terugbetalen en niet genoeg geld had. Anders dan [betrokkene 1] heeft [betrokkene 2] hierover bij de raadsheer-commissaris verklaard dat hij het geldbedrag heeft gebruikt om zijn onderneming op te starten. Weer later verklaarde hij dat hij het geld heeft besteed aan de aankoop van een huis.
- [betrokkene 1] heeft bij de politie verklaard dat [betrokkene 2] het geleende bedrag in twee termijnen aan hem heeft terugbetaald. Het eerste deel kreeg hij terug in 2012, het tweede deel in 2014. Hij heeft het geldbedrag cash aan [betrokkene 2] gegeven en het ook cash teruggekregen. Bij de raadsheer-commissaris heeft [betrokkene 1] deze verklaring herhaald: [betrokkene 2] heeft hem in 2012 een bedrag van € 72.000,- teruggegeven, en het overige bedrag in 2014. [betrokkene 2] verklaarde hierover bij de raadsheer-commissaris juist dat hij het bedrag van € 138.000,- in contant geld en in goederen aan [betrokkene 1] heeft terugbetaald. (Een deel van) de goederen die [betrokkene 2] hem leverde, hoefde [betrokkene 1] niet te betalen, omdat [betrokkene 2] hem nog geld verschuldigd was. Hij heeft hier geen facturen van. Later verklaarde [betrokkene 2] dat hij het geldbedrag van € 138.000,- heeft bewaard en dat [betrokkene 1] zo nu en dan langs kwam en bedragen mee nam die hij nodig had.
Gelet op al deze tegenstrijdigheden acht het hof de verklaring dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag van € 145.000,- afkomstig is uit een door [betrokkene 1] aan [betrokkene 2] verstrekte lening niet geloofwaardig. Daarmee is die verklaring onvoldoende aannemelijk geworden en is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van criminele herkomst is. Verdachte heeft dit contante geldbedrag, dat – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig was, verworven en voorhanden gehad.”