ECLI:NL:HR:2022:709

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
21/02472
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de ontvankelijkheid van een klaagschrift inzake inbeslagname van mobiele telefoons in een strafzaak

In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de klager, die in verband met verdenking van bezit van kinderporno en dierenporno twee mobiele telefoons in beslag had genomen. De klager was eerder veroordeeld door de rechtbank op 25 juni 2020, en dit vonnis werd onherroepelijk op 9 juli 2020. Op 13 april 2021 diende de klager een klaagschrift in op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoons. De rechtbank Gelderland verklaarde het klaagschrift ongegrond, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank een belangrijke juridische fout had gemaakt.

De Hoge Raad stelde vast dat de rechtbank had miskend dat een klaagschrift op basis van artikel 552a Sv niet-ontvankelijk is als het wordt ingediend meer dan drie maanden na het einde van de vervolgde zaak. Aangezien de zaak tegen de klager op 9 juli 2020 was geëindigd en het klaagschrift pas op 13 april 2021 was ingediend, had de rechtbank het klaagschrift niet-ontvankelijk moeten verklaren. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het klaagschrift alsnog niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de Hoge Raad deed wat de rechtbank had behoren te doen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02472 B
Datum17 mei 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland van 17 mei 2021, nummer RK 21-5087, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft D. Duijvelshoff, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden beschikking zal vernietigen en de klager niet-ontvankelijk zal verklaren in het beklag.

2.Ambtshalve beoordeling van de beschikking van de rechtbank

2.1
In deze cassatieprocedure kan van het volgende worden uitgegaan. Onder de klager zijn twee mobiele telefoons inbeslaggenomen. Tegen de klager is een vervolging ingesteld. De klager is bij vonnis van de rechtbank van 25 juni 2020 veroordeeld. Volgens door de advocaat-generaal ingewonnen inlichtingen is tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld. Daardoor is het vonnis op 9 juli 2020 onherroepelijk geworden. Uit de beschikking van de rechtbank blijkt dat op 13 april 2021 namens de klager op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een klaagschrift is ingediend. De rechtbank heeft het klaagschrift van de klager dat strekt tot teruggave aan hem van twee onder hem in beslag genomen telefoons, ongegrond verklaard.
2.2
Artikel 552a lid 3 Sv luidt:
“Het klaagschrift of het verzoek wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen of de kennisneming of ontoegankelijkmaking van de gegevens of het bevel, bedoeld in de artikelen 125k en 125p, ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift of het verzoek is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.”
2.3
De rechtbank heeft miskend dat, in het geval dat vervolging is ingesteld, een op grond van artikel 552a Sv ingediend klaagschrift niet-ontvankelijk is als het wordt ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sinds de vervolgde zaak tot een einde is gekomen. Nu de zaak tegen de klager is geëindigd op 9 juli 2020 en het klaagschrift is ingediend op 13 april 2021, had de rechtbank het klaagschrift niet-ontvankelijk moeten verklaren. De Hoge Raad zal doen wat de rechtbank had moeten doen.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- verklaart het klaagschrift alsnog niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 mei 2022.