Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Ambtshalve beoordeling van de beschikking van de rechtbank
3.Beslissing
17 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de klager, die in verband met verdenking van bezit van kinderporno en dierenporno twee mobiele telefoons in beslag had genomen. De klager was eerder veroordeeld door de rechtbank op 25 juni 2020, en dit vonnis werd onherroepelijk op 9 juli 2020. Op 13 april 2021 diende de klager een klaagschrift in op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoons. De rechtbank Gelderland verklaarde het klaagschrift ongegrond, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank een belangrijke juridische fout had gemaakt.
De Hoge Raad stelde vast dat de rechtbank had miskend dat een klaagschrift op basis van artikel 552a Sv niet-ontvankelijk is als het wordt ingediend meer dan drie maanden na het einde van de vervolgde zaak. Aangezien de zaak tegen de klager op 9 juli 2020 was geëindigd en het klaagschrift pas op 13 april 2021 was ingediend, had de rechtbank het klaagschrift niet-ontvankelijk moeten verklaren. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het klaagschrift alsnog niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de Hoge Raad deed wat de rechtbank had behoren te doen.