ECLI:NL:PHR:2023:636

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
21/03574
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit en opzet tot hennepteelt in de woning van de verdachte

In deze zaak is de verdachte, geboren in 1987, veroordeeld door het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. De verdachte werd beschuldigd van het illegaal afnemen van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij die in zijn woning was ingericht. De bewezenverklaring berustte op diverse bewijsmiddelen, waaronder tapgesprekken, observaties en netmetingen door Enexis B.V. die duidden op een illegale elektriciteitsaansluiting. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen verklaard dat hij de hennepkwekerij had 'gebouwd' en dat hij de stroomvoorziening had aangelegd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de elektriciteit had verschaft door middel van verbreking, en dat hij daarmee de diefstal van elektriciteit had gepleegd. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen hennepplanten had geteeld, maar enkel de kwekerij had voorbereid. Het hof verwierp dit verweer en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De zaak heeft geleid tot een veroordeling tot 30 dagen gevangenisstraf, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 140 uren.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/03574

Zitting16 mei 2023
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 18 augustus 2021 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens 1. ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod’ en 2. ‘diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’, veroordeeld tot 30 dagen gevangenisstraf, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede 140 uren taakstraf, subsidiair 70 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de zaken 21/03571 en 21/03573. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten, beiden advocaat te Maastricht, hebben bij schriftuur en aanvullende schriftuur drie middelen van cassatie voorgesteld. [1]
4. Het
eersteen het
tweedemiddel bevatten klachten over de bewijsvoering van feit 2. Voordat ik deze middelen bespreek, geef ik de bewezenverklaring, de bewijsvoering en enkele passages uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep alsmede de ter terechtzitting door de raadsman voorgedragen pleitnota weer.

Bewezenverklaring, bewijsvoering en standpunten verdediging

5. Het hof heeft ten laste van de verdachte onder 2 bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 29 april 2015 tot en met 22 juli 2015 in [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.’
6. De bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
‘1. Het proces-verbaal voorlopige bevindingen [a-straat 1] d.d. 2 september 2015 inclusief de bijgevoegde ‘selectie uitdraai tapgesprekken’ (…), voor zover inhoudende:
(…)
ONDERZOEK TELECOMMUNICATIE [betrokkene 1]
In navolging van een bevel onderzoek telecommunicatie, als bedoeld in artikel 126MN van het Wetboek van Strafvordering, werd de telecommunicatie, gevoerd middels het telefoonnummer 06-[telefoonnummer 1], opgenomen en afgeluisterd. Hierbij werd vastgesteld dat [betrokkene 1] de gebruiker is van het genoemde telefoonnummer.
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
Hey [betrokkene 1] [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: [betrokkene 1]], kan je morgenochtend voor mij ergens stroom afsluiten hier in de buurt?
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
En erna weer aansluiten
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Inhoud SMS:
Dat kan, hoe laat?
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
Bij die vriend van mij in [plaats]. 12.00 uur bij hem zijn en erna weer om 16.00 uur
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
12
uur afsluiten 16.00 uur aansluiten.
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 2]
Inhoud SMS:
Ok.
(…)
Datum: 07-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Inhoud SMS:
Ok, tot morgen dan.
(…)
Datum: 08-06-2015
Gebelde: [telefoonnummer 1]
Samenvatting:
[betrokkene 1] wordt gebeld door NN-man […]. NN-man wil met [betrokkene 1] afspreken bij McDonalds om 12.00 uur. Ze gaan naar die vriend van NN-man. [betrokkene 1] heeft een lift nodig. NN-man vraagt of hij hem moet komen ophalen bij de McDonalds in Heerlen. [betrokkene 1] heeft helemaal geen vervoer. [betrokkene 1] zegt: ‘ken je de [b-straat] in [plaats]'. Man komt hem halen. [betrokkene 1] moet hem het adres sturen. [betrokkene 1] zegt hoe laat over een half uur. NN-man zegt dat die vriend om 2 uur controle krijgt en dat het van te voren moet worden afgesloten en na de controle weer aansluiten.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2015 (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
In het onderzoek Voltage, uitgevoerd door de districtsrecherche Parkstad, wordt onderzoek gedaan naar een zogenaamde facilitator van hennepplantages, zijnde een stroomaanlegger/elektricien, te weten: [betrokkene 1], wonende te [plaats], [c-straat 1].
In het kader van dat onderzoek wordt de GSM van [betrokkene 1], nummer 06-[telefoonnummer 1], getapt. Tijdens telefonische contacten op 7 en 8 juni 2015 tussen bovengenoemd nummer en nummer 06-[telefoonnummer 2] bleek dat [betrokkene 1] werd gevraagd bij een vriend van 06-[telefoonnummer 2] in [plaats] de stroom af te sluiten en die dag ook weer aan te sluiten. [betrokkene 1] zou worden opgehaald.
Door mij werd op 8 juni 12.10 uur postgevat nabij de woning van [betrokkene 1]. Om 12.25 uur die dag zag ik dat [betrokkene 1], kennelijk vanuit zijn woning aan kwam lopen en stilstond op het trottoir kruising [c-straat]-[b-straat] te [plaats].
Ik zag dat direct hierop een witte bestelauto, Renault Kangoo, voorzien van Belgisch kenteken [kenteken], vanuit de [c-straat] aan kwam rijden en bij [betrokkene 1] stopte. Ik zag dat [betrokkene 1] als bijrijder in deze auto stapte. Ik zag dat deze auto toen wegreed. Ik zag dat deze auto even later via de [b-straat], de [d-straat] en de [e-straat] de oprit van de autoweg N281 richting Antwerpen opreed. Deze bevindingen werden door mij telefonisch doorgegeven aan het observatieteam die het desbetreffende voertuig kort hierop oppikte op de autosnelweg A76.
3. Het proces-verbaal van observatie d.d. 12 juni 2015 (…), voor zover inhoudende als waarnemingen van het Team Observatie en Techniek (LB):
(…)
Betreft: observatie
Personalia subject(en): [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1965, nader te noemen [betrokkene 1]. Wij, verbalisanten L109, L115, L135, L138, L160 en L117, werkzaam bij de Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche, verklaren het volgende:
Wij hebben op maandag 8 juni 2015 tussen 12.40 uur en 15.35 uur geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
12.4
uur, verbalisant L115
Ik zag dat de Renault, type Kangoo, kleur wit en voorzien van het Belgische kenteken [kenteken], reed over de Rijksweg A76 ter hoogte van Schinnen. Deze zal verder in dit proces-verbaal Kangoo [kenteken] worden genoemd.
12.56
uur, verbalisant L109
Ik zag dat de Kangoo [kenteken] werd geparkeerd op de [a-straat] te [plaats]. Ik zag dat [betrokkene 1] als passagier uitstapte met een metalen gereedschapskoffer. Ik zag dat de bestuurder een NN man was. De NN man zal verder in dit proces-verbaal NN1 worden genoemd. Ik zag dat [betrokkene 1] en NN1 bij pand [a-straat 1] te [plaats] aanbelden en naar binnen gingen.
4. Een ander geschrift, te weten een rapportage bevindingen netmeting van Enexis d.d. 23 juni 2015 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van Enexis-inspecteur [betrokkene 2]:
(…)
Op verzoek van de politie is er een netmeting verricht op de hoofdkabel [001] van [a-straat] te [plaats].
- Op deze hoofdkabel [001] zijn aangesloten de huisnummers […] tot en met huisnummer […] van de [a-straat] te [plaats].
- Op deze netmeting is duidelijk een inschakelmoment en uitschakelmoment te zien.
- Het tijdstip van inschakelen is 19.20 uur en het tijdstip van uitschakelen is 7.11 uur. (Zie rode lijn).
- Deze steeds weer terugkerende tijdstippen zouden kunnen duiden op de in- en uitschakeling van tijdschakelaren, die dikwijls worden gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht en voeding te voorzien.
(…)
Begindatum: 10 juni 2015
Einddatum: 23 juni 2015
5. Een ander geschrift, te weten een rapportage bevindingen netmeting van Enexis d.d. 17 juli 2015 (…), voor zover inhoudende als bevindingen van Enexis-inspecteur [betrokkene 2]:
(…)
Op verzoek van de politie is er een netmeting verricht op de hoofdkabel [001] van [a-straat] te [plaats].
- Op deze hoofdkabel [001] zijn aangesloten de huisnummers […] tot en met huisnummer […] van de [a-straat] te [plaats].
- Op deze netmeting is duidelijk een inschakelmoment en uitschakelmoment te zien.
- Het tijdstip van inschakelen is 19.20 uur en het tijdstip van uitschakelen is 7.11 uur. (Zie rode lijn).
- Deze steeds weer terugkerende tijdstippen zouden kunnen duiden op de in- en uitschakeling van tijdschakelaren, die dikwijls worden gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht en voeding te voorzien.
(…)
Begindatum: 27 juni 2015
Einddatum: 17 juli 2015
6. Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 augustus 2015 (…) met daarin gerelateerde foto’s (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]:
(…)
Aanleiding onderzoek
Op woensdag 22 juli 2015 omstreeks 08.30 uur stelden wij een onderzoek in op het adres [a-straat 1], [postcode] [plaats], binnen de gemeente [plaats], vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet. Op het genoemde adres staan als volwassenen volgens de GBA ingeschreven:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1987
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboorteland : [geboorteplaats]
Nationaliteit : Nederlandse
BSN : [BSN 1]
en
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboortedatum : [geboortedatum] 1990
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geboorteland : [geboorteplaats]
Nationaliteit : Duitse
BSN : [BSN 2]
(…)
Binnentreden woning
In voornoemde woning werd op woensdag 22 juli 2015, omstreeks 09.00 uur, binnengetreden.
(…)
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst. Het pand betreft een benedenwoning.
Kweekruimte
Na het binnentreden zagen wij het volgende:
In een kamer, aan de achterzijde van de woning, bevond zich een hennepkwekerij zonder hennepplanten (foto’s 5 t/m 20, 25 t/m 33, 35 t/m 38 en 40). Kennelijk waren de hennepplanten reeds geoogst. Na telling zag ik, [verbalisant 2], dat er 157 plantenbakken stonden die gevuld waren met potgrond (foto 35). Ook zag ik dat er nog 11 plantenbakken aanwezig waren die niet gevuld waren. In totaal stonden er 168 plantenbakken. Per m² stonden er 25 plantenbakken. In totaal hingen in de kweekruimte 9 assimilatielampen. In de kweekruimte bevond zich 1 koolstoffilter. (foto’s 14 en 32). De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. De temperatuur in de kweekruimte bedroeg 24,0 graden Celsius.
In de kweekruimte zagen wij resten van hennepblaadjes liggen (zie pijlen op de foto’s 11, 17, 38 en 40). Er was diefstal van stroom. Er was namelijk een illegale aansluiting gemaakt op de onderzijde van de zekeringhouders (foto’s 34 en 39).
Vaststelling hennep
Wij, verbalisanten, constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het resten van hennepplanten waren. Ik, [verbalisant 2], stelde een monster van de aangetroffen resten van hennepblaadjes veilig. Dit monster testte ik met gebruikmaking van de MMC Cannabistest. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor hennep of THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj vermeld op lijst 2 van de Opiumwet. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
(…)
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [betrokkene 3], fraude-inspecteur bij de netwerkbeheerder Enexis B.V., in aanwezigheid van mij, [verbalisant 3]. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat het deksel van de aansluitkast is open geweest. Er was een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders (foto’s 21, 22, 24, 34 en 39).
Als verdachten zijn aangemerkt:
Verdachte 1 : [verdachte]
Reden verdenking : Hij staat op het adres [a-straat 1] te [plaats] ingeschreven, werd in het pand aangetroffen en woont daar.
Verdachte 2 : [medeverdachte]
Reden verdenking : Zij staat op het adres [a-straat 1] te [plaats] ingeschreven, werd in het pand aangetroffen, woont daar en heeft met Enexis B.V. een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar genoemd adres.
7. Een ander geschrift, te weten de aangifte van Enexis B.V. d.d. 28 juli 2015 (…), voor zover inhoudende:
(…)
Pleegplaats : [plaats]
Adres : [a-straat 1]
Postcode : [postcode]
Enexis B.V. heeft met een persoon/bedrijf genaamd [medeverdachte] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Op verzoek van politieambtenaar [verbalisant 2] van korps Eenheid Limburg is op 22 juli 2015 door fraude-inspecteur [betrokkene 3] van Enexis B.V., een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel.
Als in deze aangifte wordt gesproken over hennepplantage en/of hennepplanten, hennepstekjes, hennepstekkerij en/of hennepresten, kan ik mededelen dat voornoemde fraude-inspecteur en politieambtenaar hebben verklaard dat zij dit herkenden aan de hen bekende kleur en vormgeving en dat zij daarbij de hen bekende, typische, geur van hennep roken.
Bij dit onderzoek is het volgende geconstateerd:
De fraude-inspecteur constateerde op 22 juli 2015 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan: Het deksel, van de aansluitkast, is ongeoorloofd open geweest. Hiervoor heeft Enexis geen toestemming verleend.
(…)
Illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders. Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd. De hiervoor genoemde fraudespecialist en de eerder genoemde politieambtenaar hebben aan de hand van indicatoren vastgesteld dat er sprake is geweest van eerdere kweken. Uit het door Enexis B.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel. Dit betekent dat er in deze periode vermoedelijk sprake is van tenminste 1 eerdere kwe(e)k(en). Niemand had het recht of de toestemming van Enexis B.V. om het zegel te verbreken of een wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Enexis B.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
(…)
In bijgevoegd dossier is sprake van één of meer eerdere kweken. Deze eerdere kweken zijn gebaseerd op de indicatoren welke genoemd worden in het document “indicatoren hennepkwekerij”.
(…)
Indicatoren gebruik hennepplantage
Adres : [a-straat 1], [postcode] [plaats]
Bezochte ruimte : Slaapkamer achter klein
Stof op kappen van armatuur van de assimilatielampen : Ja
Droog materiaal, hennep op de grond : Ja
8. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij d.d. 4 augustus 2015 (…) met daarin gerelateerde foto’s (…), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
(…)
Ontnemingsperiode
Van 29 april 2015 tot 22 juli 2015. Deze periode beslaat 12 weken. In de hennepkwekerij werden onder andere twee slakkenhuisventilatoren aangetroffen. Hierop stonden de productiedata 11/15 (foto 43) en 16/15 (Hiervan is geen foto gemaakt). Dit zijn de weken 11 en 16 in 2015. Week 16 is de periode van 13 april 2015 t/m 19 april 2015.
(…)
Aantal kweekruimtes : 1
Vaststelling opbrengst per oogst in de kweekruimte
Aangetroffen planten/potten:
In de kweekruimte stonden minimaal 168 potten. 157 potten waren gevuld met potgrond. 11 potten waren nog leeg. Ik stelde dit vast door de potten te tellen. De oppervlakte van de beplanting in de kweekruimte was 6,8 m2. Per m2 stonden er 25 hennepplanten en/of potten.
(…)
Hennepresten
Verdroogde resten van hennepplanten waren aangetroffen op de vloer achter de toegangsdeur van de ruimte waarin de hennepkwekerij zich bevond en achter de houten lat die gebruikt werd als opstaande rand waarover het grondzeil (folie) lag (zie pijlen op foto’s 11, 17, 38 en 40).
Stof op voorwerpen
Er lag stof op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen.
In de kweekruimte stond een bezem. Kennelijk was hiermee het vervuilde grondzeil (folie) schoongeveegd (foto’s 7 en 8).
Op het grondzeil (folie) waren de afdrukken/indrukken zichtbaar van potten die daar gestaan hadden, terwijl op de opstaande randen van het zeil (folie) geen afdrukken/indrukken van potten zichtbaar waren. Kennelijk hebben daar eerder gevulde potten op het grondzeil (folie) gestaan.
9. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 4 augustus 2021, voor zover inhoudende:
Op vragen van de voorzitter, verklaart de verdachte het volgende
Het klopt dat er op 22 juli 2015 een hennepkwekerij in mijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats] stond. Ik heb die gebouwd.’
Het hof heeft inzake de bewezenverklaring het volgende overwogen:

Algemene overweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bijzondere overweging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte geen hennepplanten heeft geteeld maar zich uitsluitend bezig heeft gehouden met de opbouw van de hennepkwekerij. Dit blijkt ook uit de bevindingen van het observatieteam en de inhoud van de tapgesprekken. De positieve netmetingen die door Enexis zijn verricht, evenals de indicatoren ter plaatse, zijn niet redengevend voor de gevolgtrekking dat sprake is geweest van hennepteelt. Voorts zijn er geen belastende getuigenverklaringen die duiden op de diefstal van stroom. Ook in dat verband zijn de door Enexis verrichte netmetingen niet redengevend, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
De vraag die ter beantwoording voorligt is of in een als hennepkwekerij ingerichte ruimte in de woning van de verdachte aan de [a-straat 1] te [plaats] al dan niet hennepplanten zijn geteeld.
Op grond van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast. Door de politie is onderzoek gedaan naar een facilitator van hennepkwekerijen, te weten [betrokkene 1]. In het kader van dat onderzoek werd onder andere gebruikgemaakt van een telefoontap. Er zijn verschillende telefonische contacten opgemerkt tussen het telefoonnummer van [betrokkene 1] en het telefoonnummer van een onbekende persoon. Naar aanleiding van de inhoud van die contacten is [betrokkene 1] geobserveerd door een observatieteam. Het observatieteam ziet hem binnengaan bij het pand aan de [a-straat 1] te [plaats]. Dit is het pand waar – onder meer – de verdachte stond ingeschreven en woonachtig was. Naar aanleiding van dit een en ander rees het vermoeden dat in dat pand een hennepplantage aanwezig was. In dat verband zijn ook netmetingen uitgevoerd door Enexis B.V., die dat vermoeden bevestigden. Uit die netmetingen bleek dat duidelijke in- en uitschakelmomenten (van tijdschakelaren) aanwezig waren, wat kan duiden op het bestaan van een hennepkwekerij. Uiteindelijk werd op 22 juli 2015 aan de [a-straat 1] binnengetreden. Ter plaatse werd in een kamer aan de achterzijde van de woning een hennepkwekerij aangetroffen zonder hennepplanten. Er stonden in totaal 168 plantenbakken. De hennepplanten waren kennelijk geoogst, nu er ook hennepresten zijn aangetroffen. Ook werd door een fraude-inspecteur van Enexis B.V. geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Er was een illegale aansluiting gemaakt op de onderzijde van de zekeringhouders.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat de door Enexis verrichte netmetingen en de indicatoren ter plaatse, te weten de aanwezigheid van hennepresten en het stof op de assimilatielampen, ieder
op zichzelf beschouwdniet voldoende redengevend zijn voor het oordeel dat sprake is geweest van hennepteelt.
Het hof leidt echter niet – zoals de verdediging dat wel doet – uit de tapgesprekken af dat het afsluiten en vervolgens weer aansluiten van de stroom door [betrokkene 1] slechts diende voor het testen van de stroomvoorziening en dat dat in het kader van de opbouw van een hennepkwekerij gebeurde. Uit de SMS-berichten en het telefoongesprek van 8 juni 2016 blijkt een duidelijke volgorde. De stroom diende eerst te worden afgesloten om deze vervolgens weer aan te sluiten. Daaruit volgt, naar het oordeel van het hof, dat de stroom op het moment dat [betrokkene 1] binnentrad in het pand aan de [a-straat 1], aangesloten was, hetgeen duidt op de aanwezigheid van een hennepkwekerij die op dat moment ‘in bedrijf’ was. Het tijdelijk afsluiten van de stroom sluit naadloos aan op het voorkomen dat tijdens een controle (die blijkens voornoemd telefoongesprek om 14.00 uur zou plaatsvinden) die hennepkwekerij zou worden ontdekt. Vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien met de overige gebezigde bewijsmiddelen, leidt tot de conclusie dat in de woning van de verdachte op 8 juni 2015 een in werking zijnde hennepplantage aanwezig was en dat de verdachte voorafgaand en na die datum hennepplanten heeft geteeld, zoals tenlastegelegd onder 1, en zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit gepaard gaande met verbreking, zoals onder 2 tenlastegelegd.
De door de verdediging aangevoerde omstandigheden, inhoudende dat sprake was van het kopen van verf en verfrollers, dat niet alle plantenbakken gevuld waren en dat sprake was van een nieuw koolstoffilter en een nieuwe ventilator, kunnen – zoals de verdediging terecht stelt – duiden op het voorbereiden van hennepteelt. Echter, deze omstandigheden passen evengoed bij het onderhoud van een teeltlocatie dan wel het voorbereiden van een tweede kweekcyclus.
Het hof verwerpt het verweer.’
7. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 4 augustus 2021 heeft de verdachte aldaar op vragen van de voorzitter onder meer het volgende verklaard:
‘Het klopt dat er op 22 juli 2015 een hennepkwekerij in mijn woning aan de [a-straat 1] te [plaats] stond. Ik heb die gebouwd.
U houdt mij voor dat in een onderzoek naar een zogenaamde facilitator van hennepplantages telefoons zijn afgeluisterd. Uit een sms-bericht is gebleken dat die facilitator een gesprek heeft gevoerd met een onbekende persoon. Die onbekende persoon vraagt hem om te helpen met het af- en aansluiten van stroom bij een vriend in [plaats]. Door de politie is gezien dat die man op 8 juni 2015 bij mij aan de [a-straat 1] te [plaats] aan de deur komt. U vraagt mij of dit klopt en wat hij kwam doen. Ik zeg u daarop dat het klopt dat die man aan de deur kwam. Ik was de hennepkwekerij aan het voorbereiden. Ik had de zekeringen aangebracht. Ik had hem gevraagd de stroom te komen controleren en te kijken of dit goed was aangebracht
U vraagt mij wie de elektriciteit zou aansluiten. Ik zeg u daarop dat hij die dag de elektriciteit heeft aangesloten. Dat is een illegale aansluiting geweest maar daarna is die ook weer uit gezet.
U houdt mij voor dat ik aan de [a-straat 1] te [plaats] woonde en dat de politie daar is binnengetreden gelet op een netmeting van Enexis en mijn antecedenten. De politie heeft gezegd dat zij daar een kwekerij aantroffen maar geen planten. Ze vonden wel 157 plantenbakken met aarde. U vraagt mij of dit klopt. Ik zeg u daarop dat dit klopt. Ik had daar de hennepkwekerij voorbereid. Ik deed het op mijn gemak. Het was namelijk moeilijk om stekjes te krijgen. Ik had daarom ook nog lege potten die nog gevuld moesten worden.
U houdt mij voor dat er ook hennepresten zijn aangetroffen in de vorm van resten van hennepbladeren. Ik zeg u daarop dat dit klopt, maar dat deze afkomstig waren van het zeil en de potten die ik tweedehands heb gehaald. Een van de agenten pakte de blaadjes op en zei tegen mij: “Hiermee ga ik u pakken”. Het filter en de zuiger waren nieuw. Als ik daar had geteeld dan zou dat filter een andere kleur hebben gehad.
(…)
U houdt mij voor dat zich in het dossier meerdere foto’s bevinden, waaronder foto’s van schakeldozen. U vraagt mij of ik die zelf heb geplaatst. Ik zeg u daarop dat ik die inderdaad zelf heb geplaatst.
(…)
U vraagt mij wat er op 8 juni 2015 precies gebeurd is toen die man bij mij aan de deur kwam. Ik zeg u daarop dat hij kwam om de stroom te controleren.
(…)
U vraagt mij of ik de stroom buiten de meter om zelf heb aangelegd of dat die man dit heeft gedaan. Ik zeg u daarop dat die man dat heeft gedaan.’
8. De raadsman van de verdachte heeft op de terechtzitting van 4 augustus 2021 het woord tot verdediging gevoerd overeenkomstig een aan het hof overgelegde pleitnota, die onder meer het volgende inhoudt:
‘FEIT 2
PRIMAIR BEWIJSVERWEER: GEEN BEWIJSBARE DIEFSTAL STROOM IN TLL PERIODE
Cliënt wordt ook ten aanzien van de diefstal stroom een periode verweten.
Evenals bij feit 1 is bepleit gaat het in de hoofdzaak om het vaststellen van de periode diefstal stroom gedurende de ten laste gelegde periode waarvoor wettig en overtuigend bewijs is vereist.
- Geen belastende getuigenverklaringen die duiden op hennepteelt c.q. diefstal stroom in ten laste gelegde periode;
- Netmetingen niet redengevend c.q. niet bruikbaar voor de bewijsvoering.
Ten aanzien ten laste gelegde periode werkt met aannames in plaats van vaststellingen. Niets is vastgesteld.
Wettig en overtuigend bewijs ontbreekt in het geheel.
CONCLUSIE
Vrijspraak.
SUBSIDIAIR BEWIJSVERWEER: GEEN SPRAKE VAN (MEDE)PLEGEN
Cliënte wordt er onder feit 2 van verdacht zich als (mede)pleger schuldig te hebben gemaakt aan - kortgezegd - diefstal stroom middels braak en/of verbreking.
Cliënte betwist uitdrukkelijk iedere vorm van betrokkenheid bij dit feit.
De Hoge Raad is kritisch als het aankomt op de bewijsvraag ter zake van het (mede)plegen van diefstal van stroom bij hennepzaken. Zelfs vastgestelde betrokkenheid bij een hennepkwekerij 'an sich' is daarvoor onvoldoende.
De kwalificatie (mede)plegen diefstal stroom vergt separaat wettig en overtuigend bewijs. Verwezen wordt in dat kader naar een arrest van de Hoge Raad d.d. 20 maart 2018 (ECLI:NL:HR:2018:8).
Ter illustratie:
HR 3 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3218);
HR 3 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:508);
HR 28 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:189);
HR 7 februari 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BU6922);
HR 15 februari 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP0095);
HR 3 juni 2003 (ECLI:NL:HR:2003:AF6529).
Wetenschap c.q. opzet - ook niet in voorwaardelijke zin - kan op basis van het voorgaande niet worden vastgesteld, maar enkel worden verondersteld.
Cliënt gaf in het kader van de opbouw toegang aan een derde tot zijn woning teneinde werkzaamheden voor de kwekerij te (laten) verrichten.
Deze derde had in dat kader toegang tot de woning gekregen en in dat kader ook - zonder specifieke intentie - tot de meterkast waar de illegale aftakking is aangetroffen.
Vergelijkbaar is het arrest van het hof Amsterdam d.d. 19 juni 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2026) waarin het hof het volgende overwoog. Ik citeer:
"Vast staat dat in de woning aan de [adres 2] in Lijnden de stroom voor de hennepkwekerij is verkregen door diefstal. De verdachte heeft, zoals hiervoor is overwogen, een faciliterende rol met betrekking tot de hennepkwekerij vervuld. Daarmee is echter nog niet gegeven dat de verdachte daadwerkelijk bemoeienis had met de diefstal van elektriciteit. Ook uit de omstandigheid dat hij een contract voor de levering van elektriciteit heeft afgesloten kan dit niet rechtstreeks worden afgeleid. Nu overig concreet bewijs voor het tenlastegelegde ontbreekt en de verdachte ontkent dit feit te hebben begaan, dient hij, als bepleit door de raadsman, van feit 2 te worden vrijgesproken."
Een vergelijkbare situatie met cliënt.
Belastende verklaringen zijn er in de zaak van cliënt niet, sporen, op basis waarvan enige betrokkenheid c.q. wetenschap van cliënt bij het onder feit 2 tenlastegelegde blijkt evenmin.
Betrokkenheid bij dit delict kan niet worden vastgesteld.
CONCLUSIE
Vrijspraak.’

De middelen

9. Het
eerstemiddel bevat de klacht dat het hof is afgeweken van een door en namens de verdachte ingenomen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, terwijl het hof niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die daartoe hebben geleid. Aangevoerd wordt dat de verdediging in hoger beroep het standpunt heeft ingenomen dat de verdachte een derde werkzaamheden voor de kwekerij heeft (laten) verrichten, dat deze derde toegang had tot de woning en de meterkast waarin de illegale aftakking heeft plaatsgevonden en dat deze derde (daarmee) verantwoordelijk was voor de diefstal van elektriciteit met verbreking. Het
tweedemiddel bevat de klacht dat de betrokkenheid van de verdachte – als pleger – bij de onder feit 2 bewezenverklaarde diefstal van elektriciteit met verbreking niet uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen volgt, althans dat deze bewezenverklaring niet zonder meer begrijpelijk is. De middelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
10. De bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde houdt in dat de verdachte in de periode van 29 april 2015 tot en met 22 juli 2015 een hoeveelheid elektriciteit heeft weggenomen, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij hij ‘zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’. Onder ‘wegnemen’ van een goed als bedoeld in art. 310 Sr moet worden verstaan het zich verschaffen van de feitelijke heerschappij over het goed dan wel het aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrekken van dat goed. Elektriciteit wordt in deze zin pas ‘weggenomen’ door het verbruik ervan door apparaten of installaties die zijn aangesloten op het elektriciteitsnet. [2] Niet reeds het manipuleren van de meter of het aansluiten van een illegale elektriciteitsvoorziening, maar het verbruiken van de elektriciteit levert dus wegnemen in de zin van art. 310 Sr op.
11. In gevallen waarin het aantreffen van een hennepkwekerij gepaard gaat met het aantreffen van aanwijzingen dat de elektriciteit die wordt gebruikt voor die kwekerij ‘buiten de meter om’ wordt afgenomen, en de verdachte op die grond (ook) de diefstal van elektriciteit wordt verweten, verdient die diefstal volgens Uw Raad ‘zelfstandige aandacht in de bewijsvoering. De betrokkenheid van de verdachte bij de teelt van hennep brengt immers op zichzelf nog niet mee dat hij zich ook schuldig maakt aan het opzettelijk wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit. (…) Dat als algemeen uitgangspunt kan gelden dat een rechthebbende weet wat zich in zijn pand bevindt dan wel wat zich daar afspeelt, volstaat doorgaans niet voor het bewijs van het opzettelijk wegnemen van de elektriciteit. Wel kunnen concrete gedragingen van de verdachte waaruit zijn betrokkenheid bij die teelt blijkt en de omstandigheden waaronder die teelt plaatsvond, meebrengen dat (het niet anders kan zijn dan dat) de verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan het wegnemen van de daarbij gebruikte elektriciteit’. [3] Met Knigge en Bleichrodt meen ik dat indien op grond van wettige bewijsmiddelen als vaststaand kan worden aangenomen dat een illegale elektriciteitsaansluiting de desbetreffende hennepkwekerij van stroom voorziet, terwijl de verdachte de hennepkwekerij alleen heeft opgezet, ingericht en onderhouden, daaruit in de regel kan worden afgeleid dat het niet anders kan zijn dan dat hij ook degene is geweest die de elektriciteit heeft gestolen. [4]
12. Diefstal wordt met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie gestraft als ‘de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht’ door middel van (onder meer) verbreking (art. 311, eerste lid, Sr). In dit geval is volgens de memorie van toelichting sprake van een omstandigheid, `die aan den diefstal een meer gevaarlijk karakter’ geeft’. [5] Dat gevaar gaat volgens de memorie van toelichting uit van ‘de middelen die de schuldige bezigt’. Het is niet geheel duidelijk aan welk gevaar is gedacht; van een verhoging van het risico op confrontatie (dat bij diefstal in een woning en bij diefstal door twee of meer verenigde personen een rol kan hebben gespeeld) behoeft bij het gebruik van deze middelen geen sprake te zijn. Waar het (meer) om lijkt te gaan, is dat door het gebruik van het middel een barrière die tussen de schuldige en het goed staat, wordt genomen. In die lijn past een arrest van Uw Raad waarin de verdachte in een winkel een beveiligingslabel van een trui had verwijderd en deze daarna had gestolen. [6] Het is van algemene bekendheid, zo overwoog Uw Raad, dat beveiligingslabels niet bestemd zijn om te verhinderen dat iemand goederen in de winkel onder zijn bereik brengt, maar om te signaleren dat die goederen zonder betaling uit de winkel worden meegenomen. De veroordeling wegens diefstal met verbreking werd gecasseerd.
13. De verbreking en de diefstal zullen dikwijls betrekkelijk snel op elkaar volgen. Ter illustratie kan worden gewezen op een arrest uit 2005 waarin was bewezenverklaard dat de verdachte twee kentekenplaten had weggenomen die hij ‘onder zijn bereik had gebracht door middel van braak of verbreking, te weten door die kentekenplaten van die (personen)auto af te trekken’. [7] In cassatie werd betoogd dat onder braak of verbreking niet het afbreken of uitbreken van het voorwerp zelf valt. [8] Uw Raad overwoog dat ‘s hofs kennelijke oordeel ‘dat de verdachte door het afbreken van de kentekenplaten van een auto die kentekenplaten onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en vervolgens die kentekenplaten heeft weggenomen’ geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was. De verbreking en de diefstal kunnen in de tijd evenwel ook ver uit elkaar liggen. Dat komt in het bijzonder naar voren bij diefstal van elektriciteit. De verbreking heeft bij de diefstal van elektriciteit (mede) daardoor een meer zelfstandig karakter.
14. Dat bij diefstal van elektriciteit de verbreking een zelfstandig karakter heeft, brengt mee dat de verhouding tussen de deelnemers aan de diefstal met verbreking anders van aard kan zijn. In gevallen waarin de ene deelnemer de braak of verbreking voor zijn rekening neemt en de andere deelnemer de goederen wegneemt, wordt bij autodiefstallen en inbraken al gauw medeplegen aangenomen. Verdeling van bestanddelen is bij medeplegen geen probleem; indien beide medeplegers samen op pad gaan en de taken verdelen is het eerder een aanwijzing van medeplegen. [9] Bij diefstal van elektriciteit kan de verhouding anders zijn. Het is goed mogelijk dat de hennepteler in spe iemand inschakelt om een illegale elektriciteitsaansluiting aan te leggen, en nadien zelf de elektriciteit steelt in het kader van de hennepteelt. Dat is een vorm van samenwerking die op medeplichtigheid duidt. Bij medeplichtigheid is verdeling van bestanddelen evenwel niet mogelijk. [10] Indien niet wordt aangenomen dat de pleger de elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, kunnen de pleger en de medeplichtige slechts wegens (medeplichtigheid aan) diefstal worden bestraft.
15. Voor de vaststelling dat de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking is naar het mij voorkomt evenwel niet vereist dat de schuldige de verbreking eigenhandig voor zijn rekening neemt. De ratio van deze strafverhogingsgrond is, zo bleek, daarin gelegen dat door de schuldige door de verbreking een barrière tussen hem en het goed neemt. Uit die ratio volgt niet dat deze barrière per definitie eigenhandig moet worden geslecht. Het zou in zeker opzicht zelfs haaks staan op deze ratio als van diefstal met verbreking niet zou kunnen worden gesproken als de barrière zo lastig te nemen is dat de dief daar hulp bij moet inroepen.
16. Ook meer algemene gedachtenvorming over (functioneel) daderschap wijst niet in die richting. De Hullu ziet als de kern van functioneel daderschap ‘dat iemand die niet persoonlijk in fysieke zin de delictsgedraging heeft verricht, niettemin als dader kan worden aangemerkt omdat hij voor de gedraging verantwoordelijk is’. [11] Hij meent dat het daarbij in beginsel steeds gaat ‘om een uitbreiding van de mogelijkheden voor aansprakelijkstelling: niet alleen de fysieke, maar óók de functionele dader kan als dader worden aangemerkt’. Dat lijkt mij ook een bruikbaar uitgangspunt in geval van delictsomschrijvingen zoals diefstal met verbreking, die twee delictshandelingen kennen. Beide delictshandelingen kunnen in dat geval in beginsel functioneel worden gepleegd. En de omstandigheid dat de persoon die voor beide gedragingen verantwoordelijk is als (functioneel) pleger wordt aangemerkt, staat er niet aan in de weg dat de fysieke pleger eveneens (op andere grondslag) strafrechtelijk aansprakelijk is.
17. Ik wijs in dit verband op een bekend arrest over een abortus. [12] Ten laste van de verdachte (een gynaecoloog) was bewezenverklaard dat hij de vrucht van het leven had beroofd doordat hij ‘als vrouwenarts die vrouw als patiënt heeft onderzocht’; ‘die vrouw op 24 febr. 1986 als patiënte heeft doen opnemen in het ziekenhuis’, en aan een assistent-arts ‘heeft opgedragen’ de zwangere vrouw middelen toe te dienen ‘zulks teneinde die vrucht vroegtijdig en levenloos ter wereld te doen komen’. De gynaecoloog was als pleger van moord veroordeeld. De Hullu acht het aannemen van functioneel daderschap hier goed mogelijk ‘gelet op de omstandigheden van het geval en de directe hiërarchische relatie tussen gynaecoloog en assistent-arts’. [13] Ook als de hennepteler in spe een ander inschakelt om een illegale elektrische aansluiting te realiseren kan naar het mij voorkomt worden aangenomen dat hij het voor het zeggen heeft bij de verbreking, al is van een in een organisatie verankerd hiërarchisch verband geen sprake. De assistent-arts had in de betreffende casus wellicht net als de gynaecoloog als pleger van moord veroordeeld kunnen worden. Bij een delictsomschrijving als diefstal met verbreking waar de derde alleen de verbreking (fysiek) voor zijn rekening neemt is veroordeling van deze derde als pleger niet mogelijk. Van de derde die de verbreking fysiek uitvoert kan – meen ik – echter wel worden gezegd dat hij ‘behulpzaam’ is bij de diefstal met verbreking, en op die grondslag als medeplichtige aansprakelijk is. Dat verdeling van bestanddelen bij medeplichtigheid niet mogelijk is, betekent niet dat de functionele vervulling van een bestanddeel door de pleger aan strafrechtelijke aansprakelijkheid van de medeplichtige wegens de fysieke vervulling in de weg staat.
18. Uit het voorgaande volgt dat niet elke – mogelijke – betrokkenheid van een derde bij de feitelijke realisatie van de illegale elektriciteitsaansluiting een veroordeling wegens (kort gezegd) diefstal met verbreking van elektriciteit uitsluit. Dat mag wellicht ook worden afgeleid uit een arrest van 9 april 2019. [14] Uw Raad overwoog dat de bewijsmiddelen inhielden ‘dat de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen’ en dat het hof had vastgesteld ‘dat het standpunt van de verdachte, dat erop neerkomt dat niet hij, maar een derde, de hennepkwekerij in zijn woning heeft ingericht en geëxploiteerd, "zelfs het begin van aannemelijkheid ontbeert".’ In dat licht was ’s hofs kennelijk oordeel ‘dat het niet anders kan zijn dan dat het de verdachte is geweest die ten behoeve van het telen van hennep in zijn woning met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid stroom heeft weggenomen door middel van verbreking’ volgens Uw Raad niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. De enkele omstandigheid dat de verdachte blijkens een bewijsmiddel ‘in de maand juli in gezelschap van een andere man bij het pand is gezien maakt dat niet anders’.
19. De aandacht trekt nog dat de bewijsvoering in laatstgenoemd arrest weinig duidelijkheid bood over het tijdstip waarop de zegels van de hoofdaansluitkast waren verbroken en de illegale aansluiting was gerealiseerd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat een getuige de verdachte en een andere man ergens in juli 2013 isolatieplaten naar binnen zag brengen en enkele weken nadien ‘een hoop herrie van werkzaamheden zoals timmeren en boren’ hoorde. De bewezenverklaring besloeg de periode van 1 oktober 2013 tot en met 20 januari 2014. Een tot het bewijs gebezigd proces-verbaal houdt in dat uit een door Liander ingesteld onderzoek blijkt dat in ieder geval in de periode vanaf november 2013 een hennepplantage in het perceel was ingericht. Dat de verbreking in de bewezenverklaarde periode plaatsvond, volgt niet zonneklaar uit de bewijsmiddelen. Uit het arrest blijkt evenwel niet dat het middel over de bewezenverklaarde periode in relatie tot de verbreking klaagde.
20. In de onderhavige zaak blijkt uit een voor het bewijs gebezigd proces-verbaal dat op 22 juli 2015 op het adres [a-straat 1] in [plaats] in een kamer aan de achterzijde van de woning een hennepkwekerij is aangetroffen waar de planten kennelijk waren geoogst. Geconstateerd werd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het deksel van de aansluitkast was open geweest en er was een illegale aansluiting op de onderzijde van de zekeringhouders. Verdachte en [medeverdachte] staan op het betreffende adres ingeschreven (bewijsmiddel 6). Uit de aangifte van Enexis blijkt dat de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage door de manipulatie niet correct via de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Aan de hand van indicatoren is vastgesteld dat er sprake is geweest van eerdere kweken (bewijsmiddel 7). De verdachte heeft verklaard dat hij de hennepkwekerij heeft ‘gebouwd’ (bewijsmiddel 9). Uit netmetingen met begindatum 10 juni 2015 en einddatum 23 juni 2015 respectievelijk 27 juni 2015 en 17 juli 2015 blijkt dat duidelijk een (vast) inschakel- en uitschakelmoment te zien is, dat zou kunnen duiden ‘op de in- en uitschakeling van tijdschakelaren, die dikwijls worden gebruikt om de hennepplanten op gezette tijden van licht en voeding te voorzien’ (bewijsmiddelen 4 en 5). Eén van de slakkenhuisventilatoren die in de hennepkwekerij zijn aangetroffen is geproduceerd in de week van 13 april t/m 19 april 2015 (bewijsmiddel 8). Uit de bewijsmiddelen kan tenslotte worden afgeleid dat (door een onbekende) een ‘facilitator’, [betrokkene 1], is ingeschakeld om op 8 juni 2015 op het adres [a-straat 1] de stroom af te sluiten en (enkele uren later) weer aan te sluiten in verband met een ‘controle’. En dat deze [betrokkene 1] om 12.56 uur op die dag het pand ook daadwerkelijk is binnengegaan (bewijsmiddelen 1, 2 en 3).
21. Het hof overweegt onder meer dat door een fraude-inspecteur van Enexis B.V. is ‘geconstateerd dat de stroom ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen’ en dat ‘een illegale aansluiting (was) gemaakt op de onderzijde van de zekeringhouders’. Het hof leidt vervolgens uit de bewijsmiddelen af dat de stroom op het moment dat [betrokkene 1] in het pand binnentrad, aangesloten was, en dat dit duidt op een hennepkwekerij die op dat moment ‘in bedrijf’ was. Het hof concludeert dat de verdachte voorafgaand en na 8 juni 2015 ‘hennepplanten heeft geteeld, zoals tenlastegelegd onder 1, en zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit gepaard gaande met verbreking, zoals onder 2 tenlastegelegd’.
22. Het hof heeft op grond van de bewijsvoering – meen ik – kunnen oordelen dat de verdachte, zoals bewezenverklaard, in de periode van 29 april 2015 tot en met 22 juli 2015 in [plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V. Dat een hoeveelheid elektriciteit toebehorende aan Enexis is weggenomen heeft het hof in het bijzonder kunnen afleiden uit de inrichting van de kamer aan de achterzijde van de woning, de aanwijzingen van één of meer eerdere kweken, de netmetingen, de illegale aansluiting alsmede de inschakeling van een facilitator om de stroom af te sluiten en later weer aan te sluiten. Dat de verdachte de elektriciteit heeft weggenomen heeft het hof in het bijzonder kunnen afleiden uit de omstandigheid dat de verdachte op het betreffende adres staat ingeschreven, de vaststelling van één of meer eerdere kweken en de (voor het bewijs gebezigde) verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudend dat hij de hennepkwekerij heeft ‘gebouwd’. Uit (in het bijzonder) deze feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de verdachte de kwekerij alleen heeft opgezet, ingericht en onderhouden. Het hof heeft in de bewijsvoering ook (in toereikende mate) zelfstandig aandacht besteed aan de diefstal.
23. Ik wijs er in dat verband nog op dat zich in de onderhavige zaak niet de situatie voordoet dat de verdachte de hennepteelt en de daarmee gepaard gaande diefstal van elektriciteit niet bestrijdt, maar anderen daarvoor verantwoordelijk acht. De verdachte bestrijdt dat de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit hebben plaatsgevonden. De raadsman betoogt in het primaire bewijsverweer (zo begrijp ik), daarop aansluitend, dat geen hennepteelt en diefstal van elektriciteit hebben plaatsgevonden. In het subsidiaire bewijsverweer wordt die positie, zo begrijp ik, verlaten, maar ook in dat verband wordt niet onderbouwd dat anderen verantwoordelijk waren voor de teelt en de diefstal. De raadsman voert alleen aan dat de verdachte ‘in het kader van de opbouw’ aan een derde toegang tot de woning gaf en ‘tot de meterkast waar de illegale aftakking is aangetroffen’. En hij wijst op een arrest waarin is aangenomen dat de verdachte een ‘faciliterende rol met betrekking tot de hennepkwekerij’ zou hebben vervuld, maar laat na te verduidelijken wie de verdachte in de onderhavige zaak dan behulpzaam zou zijn geweest.
24. Ook in het licht van hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd, is de bewezenverklaring voor zover deze de diefstal van elektriciteit betreft kortom toereikend onderbouwd.
25. Het hof heeft op grond van de bewijsvoering naar het mij voorkomt ook kunnen oordelen dat de verdachte zich, zoals bewezenverklaard, (de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en) ‘die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking’. Dat de elektriciteit door middel van verbreking binnen het bereik van de schuldige is gebracht, heeft het hof in het bijzonder kunnen afleiden uit de constateringen dat het deksel van de aansluitkast open is geweest, dat er een illegale aansluiting was op de onderzijde van de zekeringhouders en dat de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage door de manipulatie niet correct via de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Dat de verdachte zelf de elektriciteit door de verbreking binnen zijn bereik heeft gebracht, heeft het hof in het bijzonder kunnen afleiden uit de omstandigheid dat de verdachte op het betreffende adres staat ingeschreven en heeft verklaard dat hij de hennepkwekerij heeft ‘gebouwd’. De mogelijkheid dat de verbreking feitelijk op 8 juni 2015 is uitgevoerd door [betrokkene 1] is door het hof voorts in de bewijsoverwegingen uitgesloten; het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de hennepkwekerij op dat moment al in bedrijf was en dat ook voor die datum van diefstal van elektriciteit met verbreking sprake was. En er zijn geen aanwijzingen dat een ander dan de verdachte vóór 8 juni 2015 de illegale aansluiting heeft gerealiseerd.
26. Ik wijs er daarbij nog op dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook niet ondubbelzinnig heeft gesteld dat de illegale aansluiting door een ander is gerealiseerd. Hij verklaart dat hij de hennepkwekerij heeft ‘gebouwd’. Over de rol van facilitator [betrokkene 1] verklaart de verdachte wisselend. Aanvankelijk geeft hij aan dat hij zelf de zekeringen had aangebracht en aan hem ([betrokkene 1]) had gevraagd ‘de stroom te komen controleren en te kijken of dit goed was aangebracht’. Aansluitend verklaart de verdachte dat ‘hij’ (bedoeld zal zijn [betrokkene 1]) ‘die dag de elektriciteit heeft aangesloten’. Iets later verklaart de verdachte dat hij zelf de schakeldozen heeft geplaatst. Nog weer later verklaart hij op de vraag wie de stroom buiten de meter om heeft aangelegd dat ‘die man’ (ik begrijp [betrokkene 1]) ‘dat heeft gedaan’. Kort daarvoor heeft hij op de vraag wat er op 8 juni 2015 precies is gebeurd ‘toen die man bij mij aan de deur kwam’ geantwoord dat ‘hij kwam om de stroom te controleren’. Mij is niet duidelijk of dit ziet op [betrokkene 1] (dat zou aansluiten bij zijn eerste uitlating over diens rol) dan wel op de controleur in verband met wiens bezoek [betrokkene 1] langs kwam.
27. Ook de raadsman is in het subsidiair bewijsverweer niet helder over wat de ‘derde’ (ik begrijp: [betrokkene 1]) nu precies zou hebben gedaan. Hij spreekt over het geven van ‘toegang aan een derde tot zijn woning teneinde werkzaamheden voor de kwekerij te (laten) verrichten’ en vermeldt daarbij dat deze derde in dat kader ‘ook – zonder specifieke intentie –‘ toegang had ‘tot de meterkast waar de illegale aftakking is aangetroffen’. Anders dan de steller van het middel meen ik dat de raadsman niet heeft aangevoerd dat deze derde ‘verantwoordelijk’ zou zijn voor de diefstal van elektriciteit met verbreking.
28. Inzake het tijdstip waarop de verbrekingshandeling moet hebben plaatsgevonden wijs ik in het bijzonder op de productiedatum van één van de aangetroffen slakkenhuisventilatoren. Tussen 13 april 2015 en 29 april 2015 liggen zestien dagen; het hof heeft naar het mij voorkomt – mede – in het licht van de productiedatum (op zijn vroegst 13 april 2015) kunnen aannemen dat de illegale aansluiting in de bewezenverklaarde periode (beginnend op 29 april 2015) is gerealiseerd. Ik merk daarbij op dat door of namens de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet is aangevoerd dat de illegale aansluiting eerder is gerealiseerd. Voor zover de verdachte heeft willen aanvoeren dat de komst van facilitator [betrokkene 1] verband hield met het realiseren van de illegale aansluiting merk ik op dat 8 juni 2015 midden in de bewezenverklaarde periode viel.
29. Al met al meen ik dat in hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd niet een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt besloten ligt inhoudend dat een derde ‘verantwoordelijk was voor de diefstal van elektriciteit met verbreking’. Ik neem daarbij in aanmerking dat van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt eerst sprake is als een standpunt ‘duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie’ ten overstaan van de feitenrechter naar voren is gebracht. [15] Voor zover in het aangevoerde wel een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in verband met de bewijsvraag zou worden ontwaard, meen ik dat het hof in voldoende mate de redenen opgegeven die hebben geleid tot afwijking van dat standpunt.
30. Het eerste middel faalt.
31. Het hof heeft het bewezenverklaarde voorts uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden. Dat uit de bewijsmiddelen niet precies volgt op welk moment en door wie de verbreking gerealiseerd is, behoeft naar ik meen in het licht van de feiten en omstandigheden die wel uit de bewijsmiddelen volgen niet in de weg te staan aan een bewezenverklaring. Ik wijs daarbij ook op de ratio van de verhoging van het strafmaximum in het geval van verbreking, en op de mogelijkheid om de verbreking functioneel te plegen. De bewezenverklaring is in het licht van de bewijsvoering, in aanmerking genomen hetgeen door en namens de verdachte is aangevoerd, ook niet onbegrijpelijk.
32. Ook het tweede middel faalt.
33. Het
derdemiddel, dat bij aanvullende schriftuur is voorgesteld, bevat de klacht dat de advocaat-generaal bij het hof, die in de onderhavige zaak bevoegdheden heeft uitgeoefend die bij wet aan de advocaat-generaal zijn toegekend, niet juist was beëdigd. Uit de toelichting op het middel kan worden afgeleid dat het zou gaan om dezelfde onvolkomenheden bij de beëdiging als die aan de orde waren in het arrest dat Uw Raad op 21 oktober 2022 naar aanleiding van een vordering tot cassatie in het belang der wet van P-G Bleichrodt heeft gewezen. [16]
34. In dat arrest heeft Uw Raad overwogen dat de omstandigheid ‘dat een advocaat-generaal op de zitting waarbij zijn beëdiging tot rechterlijk ambtenaar aan de orde was, zich heeft bediend van de tekst van de eed of belofte voor een rijksambtenaar in plaats van de tekst van de eed of belofte voor een rechterlijk ambtenaar’, niet tot gevolg heeft ‘dat die advocaat-generaal niet zou kunnen worden aangemerkt als een rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onder b aanhef en onder 6°, Wet RO, en daarom niet zou zijn gerechtigd tot de uitoefening van de hem in de wet opgedragen taken en bevoegdheden als advocaat-generaal’ (rov. 5.10.3). Uit het arrest volgt daarmee dat het middel niet tot cassatie kan leiden.
35. Het derde middel faalt.
36. Alle middelen falen en kunnen met de aan artikel 81, eerste lid, RO ontleende formulering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
37. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.De aanvullende schriftuur is ingediend binnen een nadere termijn die liep tot en met 23 augustus 2022. Deze nadere termijn is op 9 augustus 2022 door de rolraadsheer verleend.
2.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511,
3.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511,
4.A-G Knigge, conclusie voor HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:390, randnummer 3.8 en A-G Bleichrodt, conclusie voor HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511,
5.Zie H.J. Smidt,
6.HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0739,
7.HR 13 september 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8302,
8.Vgl. de conclusie van A-G Vellinga, randnummer 8.
9.Vgl. Hofstee in
10.Vgl. D.H. de Jong, ‘Karakterverschillen tussen medeplegen en medeplichtigheid’, in: E. Gritter (red.),
11.J. de Hullu,
12.HR 29 mei 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC8539,
13.Vgl. ook K. Lindenberg en H.D. Wolswijk,
14.HR 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:554. A-G Bleichrodt was anders uitgekomen omdat het hof niets had overwogen ‘over het bewijs van de ten laste gelegde diefstal door verbreking van elektriciteit’; de bewijsmiddelen bovendien niets inhielden ‘waaruit kan worden afgeleid dat het de verdachte is geweest die de verzegeling van de meterkast heeft verbroken en een illegale aansluiting heeft gemaakt’, en ‘uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte samen met een ander een koelcel en isolatiepanelen dan wel isolatieplaten naar binnen bracht die zijn aangetroffen in de kwekerij’ (randnummers 20 en 21, de conclusie is niet gepubliceerd). Uw Raad verwijst in HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:511,
15.HR 11 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU9130,
16.HR 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438,