ECLI:NL:HR:2005:AT8302

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02495/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van kentekenplaten met braak of verbreking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van kentekenplaten van een auto, waarbij hij deze onder zijn bereik had gebracht door middel van braak of verbreking. De verdachte had op 21 september 2003 in Rotterdam de kentekenplaten van een groene Mazda ontvreemd. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van een tweede tenlastegelegde feit, maar hem wel veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf voor de diefstal van de kentekenplaten. De verdachte stelde cassatie in, waarbij zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt, een middel van cassatie indiende. De Advocaat-Generaal Vellinga concludeerde tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad beoordeelde de klachten van de verdachte, waaronder de stelling dat het Hof een onjuiste uitleg had gegeven aan het begrip 'onder zijn bereik brengen door middel van braak of verbreking'. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat de bewezenverklaring en kwalificatie met betrekking tot de diefstal correct waren. De Hoge Raad constateerde dat de klacht over de uitleg van 'braak' als gevolg van een kennelijke misslag in de bewezenverklaring was opgenomen. De Hoge Raad las de bewezenverklaring en kwalificatie met verbetering van deze misslag, waardoor de klacht feitelijk niet meer aan de orde was.

Uiteindelijk verwierp de Hoge Raad het beroep van de verdachte, omdat er geen gronden aanwezig waren voor cassatie. De uitspraak van het Hof bleef daarmee in stand, en de verdachte moest de opgelegde straf ondergaan.

Uitspraak

13 september 2005
Strafkamer
nr. 02495/04
LR/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 juli 2004, nummer 22/000381-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Rotterdam van 8 januari 2004 - de verdachte vrijgesproken van het bij inleidende dagvaarding onder 2 tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. Voorts heeft het Hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat in de eerste plaats de klacht dat het Hof bij de bewezenverklaring en de kwalificatie is uitgegaan van een onjuiste uitleg van het begrip 'onder zijn bereik brengen door middel van braak of verbreking' in de zin van art. 311, eerste lid aanhef en onder 5º (oud), Sr en dat de bestreden uitspraak in dat opzicht ontoereikend is gemotiveerd.
3.2. Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 21 september 2003 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee kentekenplaten (van een (personen)auto (Mazda, kleur groen, kenteken [AA-00-AA])), toebehorende aan [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, zulks nadat hij, verdachte, die weg te nemen kentekenplaten onder zijn bereik had gebracht door middel van braak of verbreking, te weten door die kentekenplaten van die (personen)auto af te breken."
3.3. Het Hof heeft dit feit gekwalificeerd als "diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking".
3.4. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik heb op 21 september 2003, omstreeks 10.45 uur, mijn auto, groene Mazda, met het kenteken [AA-00-AA], in goede staat achtergelaten op de parkeerplaats op de Laan op Zuid te Rotterdam. Op dat moment was deze auto aan de voorzijde en de achterzijde voorzien van gele kentekenplaten met het kenteken [AA-00-AA]. Omstreeks 17.10 uur werd ik aangesproken door de politie dat mijn kentekenplaten van mijn auto ontvreemd waren. Ik zag dat aan de voorzijde en de achterzijde van mijn auto geen kentekenplaten meer zaten.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
b. een proces-verbaal van politie, voorzover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Vandaag, omstreeks 16.00 uur, ben ik naar een parkeerplaats op de Laan van Zuid te Rotterdam gereden. Aldaar zag ik een groene personenauto staan. Ik heb vervolgens de gele kentekenplaten van de groene personenauto afgebroken en heb deze vervolgens in mijn auto gelegd."
3.5. Het kennelijke oordeel van het Hof dat de verdachte door het afbreken van de kentekenplaten van een auto die kentekenplaten onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en vervolgens die kentekenplaten heeft weggenomen, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting omtrent art. 311, eerste lid aanhef en onder 5º (oud), Sr. Het oordeel van het Hof is evenmin onbegrijpelijk. De eerste klacht faalt dus.
3.6. Voorts bevat het middel de klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan volgen dat sprake is geweest van "braak". Aangenomen moet worden dat het onderdeel "braak of" als gevolg van een kennelijke misslag in de bewezenverklaring en de kwalificatie is opgenomen. De Hoge Raad leest de bewezenverklaring en kwalificatie met verbetering van deze misslag zodat aan de klacht de feitelijke grondslag komt te ontvallen.
3.7. Het middel faalt.
4. Slotsom
Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier M.T.E. van Huut, en uitgesproken op 13 september 2005.