In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] N.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die betrekking heeft op de voorlopige aanslag in de precariobelasting van de gemeente Naarden voor het tijdvak van 1 juni 2012 tot en met 31 december 2012. De uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam volgde op een eerdere vernietiging door de Hoge Raad van een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de zaak was terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling.
De belanghebbende, [X] N.V., heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren heeft een verweerschrift ingediend, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.A. Fierstra als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is in het openbaar uitgesproken op 5 januari 2018.