ECLI:NL:HR:2014:189

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 januari 2014
Publicatiedatum
28 januari 2014
Zaaknummer
11/05701
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit en beschadiging van een bedrijfspand in het kader van een hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennep, het stelen van elektriciteit en het opzettelijk beschadigen van een bedrijfspand. De feiten vonden plaats tussen 7 september 2009 en 23 maart 2010 in Cruquius, gemeente Haarlemmermeer. De verdachte had in een pand aan de [a-straat 1] een hennepkwekerij opgezet, waar hij 918 hennepplanten teelde. Daarnaast had hij elektriciteit gestolen van Liander N.V. door een illegale aansluiting te maken op de toevoerleiding. Ook had hij het bedrijfspand beschadigd door zonder toestemming verbouwingen uit te voeren en de CV-installatie te verwijderen.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de diefstal van elektriciteit en de beschadiging van het pand niet voldoende gemotiveerd was door het Hof. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak voor wat betreft deze twee tenlastegelegde feiten en de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Hof in stand blijven. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral bij ernstige beschuldigingen zoals diefstal en vernieling.

Uitspraak

28 januari 2014
Strafkamer
nr. 11/05701
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 december 2011, nummer 23/005033-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de beslissing omtrent het onder 3 tenlastegelegde en de strafoplegging betreft, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"feit 1:
hij in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1], 918 hennepplanten;
feit 2:
hij in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, immers is er een illegale aansluiting gemaakt op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast;
feit 3:
hij in de periode van 7 september 2009 tot en met 23 maart 2010 te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk het bedrijfspand aan de [a-straat 1], toebehorende aan [A] B.V., heeft beschadigd, immers
- zijn zonder toestemming van de rechthebbende ruimtes verbouwd en
- is in het pand de CV-installatie verwijderd en
- zijn in het plafond naar de eerste verdieping meerdere gaten geboord en
- zijn elektrakabels in het pand doorgeknipt en
- is het systeemplafond op de begane grond verwijderd."
2.2.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL 1236 2010003115-6 van 7 april 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1], doorgenummerde pagina's 26-30.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 23 maart 2010 omstreeks 8.00 uur is een onderzoek verricht in het pand aan de [a-straat 1] te Cruquius in de gemeente Haarlemmermeer, alwaar een in bedrijf zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen.
Het perceel betreft een bedrijfspand. Nadat de deur werd geopend kwamen wij in de hal. In de gang was een trap naar de bovenverdieping. Ik ben via de trap naar de bovenverdieping gelopen. Aldaar zag ik verschillende luchtslangen liggen. De luchtslangen kwamen vanaf de begane grond en gingen naar het dak.
De deur naar de bedrijfsruimte werd geopend. Vervolgens kwamen we in de bedrijfsruimte. In deze ruimte was een kamer gebouwd met gipsblokken. Deze kamer was onderverdeeld in twee afzonderlijke kamers. In elk van deze kamers was een in werking zijnde hennepkwekerij gevestigd: kweekruimte A en kweekruimte B.
In kweekruimte A stonden 461 potten met aarde, hierin stonden 461 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van ongeveer 60 centimeter. In kweekruimte B stonden 457 potten met aarde, hierin stonden 457 hennepplanten met een gemiddelde hoogte van ongeveer 30 centimeter.
De stroomvoorziening van de kwekerij is onderzocht door een medewerker van een energiebedrijf. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat voor de meter om elektriciteit werd afgenomen.
2. De verklaring van de getuige [getuige], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2011.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In de hennepplantage die is aangetroffen in het pand aan de [a-straat 1] te Cruquius, heb ik in februari 2010 hennepplanten geknipt. Ik ben twee keer in de hennepplantage geweest. Toen ik daar was waren daar meerdere mensen aanwezig. Ik ben daar in het bijzijn van de verdachte aanwezig geweest. Ik heb twee achtereenvolgende dagen hennep geknipt in de plantage. Op uw vraag hoe ik wist in welk pand de hennepplantage was gevestigd, antwoord ik dat ik door iemand in een auto ben opgehaald en met die persoon ben meegereden naar het betreffende pand.
3. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 22 november 2011.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben de persoon geweest over wie de getuige [getuige] ter huidige terechtzitting heeft verklaard dat hij, door hem is opgehaald en met de auto naar het pand aan de [a-straat 1] te Cruquis, is gereden. Ik was de bestuurder van die auto. Twee weken nadat ik de hennepplanten in het pand had geknipt ben ik teruggeweest bij het pand.
4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL 1236 2010003115-37 van 2 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pagina's 54-56.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant/verbalisanten (of één of meer van hen):
Wij verbalisanten hebben het op cd-rom vastgelegde beeldmateriaal bekeken. Met betrekking tot het bedrijfspand [a-straat 1] bleek het volgende.
Op 6 februari 2010 om 16.59.55 uur komt een man uit de loods, doet de deur op slot en stapt als bestuurder in een Volkswagen Jetta. Deze man herkennen wij als zijnde [verdachte].
Op 7 februari 2010 om 8.55.03 uur komt een Volkswagen Jetta aangereden. Twee mannen stappen uit de auto. Man 1 draagt een crèmekleurige jas, man 2 draagt een zwarte jas. Man 1 maakt de deur van het bedrijfspand open. Beide mannen gaan het bedrijfspand in. De Volkswagen rijdt weg, de bestuurder is de enige inzittende van de auto. Op de foto 8.55.32 stapt de bestuurder uit de auto en zegt iets tegen de 2 personen bij de loods. Wij, verbalisanten, herkennen deze persoon als zijnde
[verdachte].
Op de foto 8.57.48 uur komt de Volkswagen Jetta terug en rijdt achteruit de loods in. In de Volkswagen zitten meerdere personen.
Op 6 maart 2010 om 11.52.44 uur komt een man aangelopen en hij opent de deur van het bedrijfspand. De man gaat het bedrijfspand in. Om 12.31.10 komt de man het bedrijfspand uit en loopt weg. Via de reflectie in de ruiten is te zien dat de man in een voertuig stapt. De man herkennen wij, verbalisanten, als zijnde [verdachte].
5. Een geschrift, zijnde een aangifte van 1 april 2010, opgemaakt door [betrokkene 1], technisch administratief medewerkster van Liander N.V., doorgenummerde pagina's 105-107.
Deze aangifte houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Adres: [a-straat 1] te Cruquius. Liander N.V. heeft vanaf 7 september 2009 een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar voornoemd perceel. Op 24 maart 2010 is door een fraudespecialist van Liander N.V. een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van Liander N.V. en die zich bevindt in voornoemd perceel. De fraudespecialist zag dat op de toevoerleiding voor de hoofdaansluitkast een illegale aansluiting was gemaakt. Hij zag namelijk dat de kabel was onderbroken en dat er een extra aansluiting was gemaakt. Voorts zag hij dat deze aansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze van elektriciteit voorzag. Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd. Niemand is gerechtigd de elektriciteit, zijnde eigendom van Liander N.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen.
6. Een proces-verbaal aangifte met nummer PL1236 2010068354-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3], doorgenummerde pagina's 124-126.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 juni 2010 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de aangever [betrokkene 2]:
Ik, [betrokkene 2], doe namens [A] B.V. aangifte van vernieling van het bedrijfspand [a-straat 1] te Cruquius. Ik ben gemachtigd door [A] B.V. om aangifte te doen. Het goed, dat mij geheel in eigendom toebehoort is zonder enig recht of toestemming beschadigd.
Ik ben naar de [a-straat 1] te Cruquius gereden en zag daar dat de gehele begane grond verbouwd was tot een ruimte met twee grote kamers en een kleine kamer. De muren waren opgetrokken met kalksteenblokken. Er zijn in het plafond naar de eerste verdieping toe, ongeveer negen gaten geboord met een doorsnede van ongeveer 30 à 40 centimeter. In het plafond op de eerste verdieping zijn dezelfde gaten geboord. In het hele pand is de c.v.- installatie verwijderd, alle buizen en verwarmingselementen zijn verwijderd. Alle elektra in het hele pand is doorgeknipt. Op de begane grond is het hele systeemplafond verwijderd."
2.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"Door de raadsman van de verdachte is subsidiair het verweer gevoerd dat de verdachte slechts hennepplanten heeft geknipt en dat hij overigens geen rol heeft gespeeld bij de hennepplantage. Volgens de raadsman kan daarom enkel het (medeplegen van) aanwezig hebben van hennep bewezen worden verklaard, en dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem meer of anders ten laste gelegde, in het bijzonder het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Het hof overweegt en beslist als volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij door een persoon genaamd [betrokkene 3] is benaderd om hennepplanten te knippen en dat hij hiermee heeft ingestemd. Voorts houdt zijn verklaring in dat hij een sms-bericht heeft ontvangen met het adres van het pand aan de [a-straat 1] en dat hij zelf in een auto naar dit pand is gereden. Hij heeft twee dagen in het pand hennepplanten geknipt en is daarna nog een keer teruggeweest om zijn jas op te halen, maar heeft overigens geen betrokkenheid bij de hennepplantage, aldus de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte dat hij, buiten de twee dagen hennep knippen en het ophalen van zijn jas, geen betrokkenheid heeft bij de plantage ongeloofwaardig is, en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen van 2 augustus 2010 (proces-verbaal-nummer PL 1236 2010003115-37, dossierpagina 54 e.v.), van de verbalisanten [verbalisant 1] (hoofdagent) en [verbalisant 2] (brigadier) waarin zij relateren wat zij zien op camerabeelden van de buitenkant van het betreffende bedrijfspand (dossierpagina's 57 e.v.) in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen van 1 augustus 2010 van diezelfde verbalisanten (dossierpagina's 99 en 100) kan worden geconstateerd dat de verdachte op 6 februari 2010 de deur van het bedrijfspand op slot heeft gedaan en dat hij deze op 6 maart 2010 zelfstandig heeft geopend. Naar het oordeel van het hof is hierdoor aannemelijk geworden dat de verdachte beschikte over een sleutel van de loods en dat hij zich vrij voelde de loodsdeur zelfstandig te openen en te sluiten, hetgeen duidt op een grotere betrokkenheid dan de verdachte heeft aangegeven. Bovendien heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [betrokkene 3] hem het adres heeft ge-smst, maar dat [betrokkene 3] daarna niet meer bereikbaar was. [betrokkene 3] zou hij, aldus de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, ook daarna nooit meer zijn tegengekomen. Het hof acht het feit dat de verdachte over de sleutel beschikte - zonder dat daarvoor een begin van een verklaring kan worden gevonden in hetgeen door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht - met name hierom van belang omdat hieruit volgt dat verdachte (feitelijk) beschikkingsmacht had over de zich in de loods bevindende hennepplanten. Ook de omstandigheid dat de verdachte op 7 februari 2010 in de ochtend eerst [getuige] met de auto bij de loods afzet, vervolgens alleen in de auto wegrijdt en even later met meerdere, onbekend gebleven personen in de auto achteruit de loods inrijdt (zoals te zien op de foto's op dossierpagina 71 en gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen, nummer PL 1236 2010003115-37, dossierpagina 55), duidt op een grotere betrokkenheid van de verdachte bij de hennepplantage dan uitsluitend als knipper. In het licht van voornoemde omstandigheden in onderling verband beschouwd, past slechts de conclusie dat verdachte ter terechtzitting in appel anders dan door hem verklaard geen openheid van zaken heeft verschaft. Het hof zal die verklaring van de verdachte dan ook terzijde stellen.
Op grond van de stukken in het dossier en het ter terechtzitting verhandelde acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van de in het pand aangetroffen hennep, zoals weergegeven in het onder 1 bewezen verklaarde. Aangezien de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn gepleegd om te komen tot het telen van de onder feit 1 bedoelde hennepplanten, is het hof van oordeel bewezen dat de verdachte schuldig is aan het plegen van deze feiten."

3.Beoordeling van het eerste middel

3.1.
Het middel bevat onder meer de klacht dat het oordeel van het Hof dat de verdachte elektriciteit heeft gestolen, zoals onder 2 is bewezenverklaard, zonder nadere motivering niet begrijpelijk is.
3.2.
De bewezenverklaring onder 2 kan niet worden afgeleid uit de in 2.2.1 en 2.2.2 weergegeven bewijsvoering, zodat de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen is omkleed. De klacht is derhalve gegrond.
3.3.
Het middel kan voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het tweede middel

4.1.
Het middel klaagt over de motivering van het oordeel van het Hof dat de verdachte het in de bewezenverklaring onder 3 genoemde bedrijfspand opzettelijk heeft beschadigd.
4.2.
Het middel is terecht voorgesteld. De bewezenverklaring onder 3 kan niet worden afgeleid uit de in 2.2.1 en 2.2.2 weergegeven bewijsvoering, zodat de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.

5.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 januari 2014.