ECLI:NL:HR:2012:BU6922

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01920
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof inzake diefstal elektriciteit en vervoer hennep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gewezen op 14 april 2010. De verdachte, geboren in 1945 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, is beschuldigd van het medeplegen van diefstal van elektriciteit en het vervoeren van hennep. De Hoge Raad heeft op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 10/01920. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof voor wat betreft de beslissingen over de bewezenverklaring van feit 1, tweede onderdeel, feit 2 en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal van elektriciteit niet voldoende is onderbouwd met de gebezigde bewijsmiddelen. Evenzo geldt dit voor de bewezenverklaring van het vervoeren van hennep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van de bewezenverklaring en de strafoplegging. De zaak is terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. Het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

7 februari 2012
Strafkamer
nr. S 10/01920
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 april 2010, nummer 22/000001-09, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1945, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het Hof, voor zover het betreft de beslissingen over feit 1, tweede onderdeel, feit 2 en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Beoordeling van het eerste en het vierde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het onder 1, tweede cumulatief, bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, meer in het bijzonder het "medeplegen" van de diefstal.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 1, tweede cumulatief, bewezenverklaard dat:
"hij, in de periode van 1 november 2006 tot en met 13 februari 2007 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening elektriciteit heeft weggenomen, toebehorende aan Eneco Netbeheer BV, zulks na het weg te nemen goed onder hun bereik te hebben gebracht door middel van het verbreken van de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv.
3.3. Aangezien de bewezenverklaring van het onder 1, tweede cumulatief, tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte "tezamen en in vereniging met een ander of anderen" met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening elektriciteit heeft weggenomen, niet zonder meer uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, is de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.4. Het middel slaagt in zoverre.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel klaagt dat het onder 2 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
4.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 25 oktober 2006 te 's Gravenzande (gemeente Westland) en De Lier (gemeente Westland), tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk in de uitoefening van een bedrijf heeft vervoerd, 2505 hennepstekken, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II."
4.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsmiddelen in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv.
4.3. Aangezien de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, voor zover behelzende dat de verdachte "tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk hennepstekken heeft vervoerd", niet zonder meer uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, is de uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
4.4. Het middel slaagt.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1, tweede cumulatief, en 2 bewezenverklaarde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en W.F. Groos, in bijzijn van de Waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken op 7 februari 2012.