Conclusie
Nummer21/01184
eerstemiddel bevat een bewijsklacht. Het
tweedemiddel bevat een klacht over ‘s hofs afwijzing van het verzoek tot het horen van een aantal getuigen. Ik bespreek eerst het tweede middel en vervolgens het eerste middel. Voordat ik de middelen bespreek, geef ik de bewezenverklaring, de bewijsmiddelen, enkele passages uit het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en enkele andere stukken van het geding alsmede de bewijsmotivering van het hof weer.
proces-verbaal Aantreffen hennepkwekerij, (…), afgesloten op 21 maart 2018, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 3] en [verbalisant 1] , beiden brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (…), inhoudende:
proces-verbaal van bevindingen, (…), afgesloten op 10 januari 2018, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (…), inhoudende:
proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 3], (…), afgesloten op 4 januari 2018, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (…), inhoudende:
proces-verbaal van bevindingen, (…), afgesloten op 4 januari 2018, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 2] , brigadier van politie Eenheid Oost-Nederland (…), inhoudende:
’
Onderzoekswensen.
De RHC merkt op dat de overgelegde kopie geen ander bankrekeningnummer vermeldt dan het ING-nummer dat eindigt op [001] , niet te zien is van welk rekeningnummer deze kopie een afschrift is. De kopie zal aan het proces-verbaal van het verhoor worden gehecht. Ik herken mijn rekeningnummer. U, RHC, vraagt mij of ik op 3 januari 2018 € 700,00 heb overgemaakt vanaf mijn rekening. Het kan zijn dat ik zo’n bedrag destijds heb overgemaakt aan mijn vrouw. Dat doe ik wel vaker omdat dat makkelijker is. Zij heeft een rekening bij de SNS-bank.
Transactie 82. 3 januari 2018. Overboeking van 700 euro, naar: [betrokkene 2] //
Omschrijving: […] // IBAN: [002] .
Verzoek horen getuigen
[betrokkene 4]: de verdediging wil de getuige onder ede confronteren met het gegeven dat hij heeft gelogen bij de raadsheer-commissaris. De verdediging wil de getuige vragen waarom hij heeft gelogen over het feit dat hij [betrokkene 2] niet zou kennen, terwijl hij wel een geldbedrag heeft overgeschreven naar de rekening van [betrokkene 2] . Ook is belangrijk om te vragen of hij op een andere wijze geld heeft overgemaakt. Daarnaast wil de verdediging hem confronteren met andere getuigenverklaringen. Tenslotte kan er een foto gemaakt worden van deze getuige die gebruikt kan worden om te tonen aan getuige [betrokkene 3] om daarmee aannemelijk te maken dat niet cliënt maar meneer [betrokkene 4] verantwoordelijk is voor de hennepkwekerij.
[betrokkene 2] en
[betrokkene 1] :
[betrokkene 3] :getuige [betrokkene 3] is de buurvrouw van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] . De verdediging wenst de getuige te vragen in hoeverre zij de woning aan [a-straat 1] in de gaten heeft gehouden, hoe vaak zij thuis was, waarom zij denkt dat cliënt zou hebben getolkt, hoe zeker zij is dat dit geen andere Syrische man betrof en of zij een grijze Hyundai met kenteken [kenteken 1] bij de woning heeft waargenomen. Tot slot wenst de verdediging haar te confronteren met de foto van [betrokkene 4] met de vraag of zij deze persoon heeft gezien en zo ja, hoe vaak, waar en wanneer.
NN ‘storter’ van het geldbedrag € 700,- d.d. 4 oktober 2017: [betrokkene 4] heeft de huur maandelijks aan [betrokkene 2] overgemaakt. De verdediging heeft aangetoond dat het huurbedrag ad € 700,- onder andere op 4 oktober 2017 via [C] naar [betrokkene 2] is overgemaakt en op 3 januari 2018 via de bankrekening van [betrokkene 4] . Om aan te tonen dat [betrokkene 4] de huur betaalde, wenst de verdediging persoon te horen die het huurbedrag op 4 oktober 2017 via [C] naar [betrokkene 2] heeft overgemaakt om te vragen in wiens opdracht deze betaling gebeurde en met welke reden.
[betrokkene 5] , geboren op [geboortedatum] 1977, te bereiken via [e-mailadres]: dit is een aanvullende getuige die niet in de e-mail van 18 februari 2021 staat. Deze getuige blijkt als jurist benaderd te zijn door [betrokkene 2] en [betrokkene 4] om een overeenkomst op te stellen. Dat is uiteindelijk niet gelukt omdat er onenigheid ontstond over wat er in die overeenkomst moest komen te staan. Deze jurist zou kunnen bevestigen dat beide heren bij hem kwamen om een huurovereenkomst vast te leggen over de woning aan de [a-straat 1] . Dit is ook om duidelijk te maken dat cliënt niet betrokken was bij de hennepteelt, maar dat dit anderen zijn geweest.
Bespreking van het tweede middel
tweedemiddel bestaat uit twee deelklachten. De eerste deelklacht houdt in dat het hof het verzoek tot het horen van een aantal getuigen ( [betrokkene 4] , [betrokkene 2] , [betrokkene 1] , [betrokkene 3] , de nog onbekende storter van het huurbedrag ad € 700,- d.d. 4 oktober 2017 en [betrokkene 5] ) op onjuiste, onbegrijpelijke en/of ontoereikende gronden heeft afgewezen. De steller van het middel richt haar pijlen daarbij eerst op de afwijzing van het verzoek tot het horen van getuige [betrokkene 3] . Zij attendeert erop dat de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin tot gevolg heeft dat in gevallen waarin een getuige een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, het belang bij het oproepen en horen van die getuige moet worden voorondersteld. De afwijzing van het verzoek tot het horen van getuige [betrokkene 3] zou in dat licht niet zonder meer begrijpelijk zijn, nu aan dat verzoek ‘mede ten grondslag is gelegd dat de strekking van de eerder door getuige [betrokkene 3] afgelegde en in het dossier gevoegde verklaringen belastend is’ voor de verdachte.
to obtain the attendance and examination of defence witnesses’ en anderzijds het recht ‘
to cross-examine prosecution witnesses’. [4] Het overweegt dat ‘
it is for the domestic courts to assess the relevance of the evidence which defendants seek to adduce’ (par. 43). Het ligt op de weg van de verdediging om een getuigenverzoek te onderbouwen ‘
by explaining why it is important for the witnesses concerned to be heard, and their evidence must be capable of influencing the outcome of a trial or must reasonably be expected to strengthen the position of the defence’. Het EHRM hanteert daarbij een drieledige test:
to cross-examine prosecution witnesses’ is het vertrekpunt anders. Bij deze getuigen is de verdachte ‘
not required to demonstrate the importance of a prosecution witness. In principle, if the prosecution decides that a particular person is a relevant source of information and relies on his or her testimony at the trial, and if the testimony of that witness is used by the court to support a guilty verdict, it must be presumed that his or her personal appearance and questioning are necessary’ (par. 45).
prosecution witnessesen
defence witnesses. Wel wordt een onderscheid gemaakt tussen gronden waarop het verzoek kan worden geweigerd (kortweg: verdedigingsbelang en noodzaakcriterium); de toepasselijkheid van elk van die gronden is (onder meer) afhankelijk van het stadium van de procedure waarin het getuigenverzoek wordt gedaan. Uw Raad heeft in een arrest van 4 juli 2017 aangegeven dat ‘een tot de zittingsrechter gericht verzoek tot het oproepen en het horen van getuigen door de verdediging dient te worden gemotiveerd teneinde de rechter in staat te stellen de relevantie van dat verzoek in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te beoordelen.’ [5] In een arrest van 20 april 2021 heeft Uw Raad deze eis ten dele bijgesteld en is uit de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin afgeleid ‘dat in bepaalde gevallen het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld. Dat is aan de orde als het verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al – in het vooronderzoek of anderszins – een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking.’ [6] Uw Raad wijst er voorts op dat een verzoek tot het oproepen en horen van een getuige die al een belastende verklaring heeft afgelegd, onder meer kan worden geweigerd indien die verklaring ‘betrekking heeft op feiten en omstandigheden die door de verdachte niet worden betwist’.
Bespreking van het eerste middel
eerstemiddel bevat de klacht dat ’s hofs oordeel dat de verdachte opzettelijk hennepplanten heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt niet uit de bewijsmiddelen kan volgen en/of blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting dan wel ontoereikend en/of onbegrijpelijk is gemotiveerd, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte feitelijke uitvoeringshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de hennepkwekerij.
NJ2019/121 m.nt. Kooijmans was de verdachte veroordeeld wegens het gedurende een periode van meer dan acht maanden telen en bewerken van in totaal 288 hennepplanten. De bewijsvoering hield – kort gezegd – in dat de verdachte tijdens het binnentreden in het pand aanwezig was. De verdachte verklaarde dat zijn stiefvader het pand huurde en hem een jaar lang om niet in de woning had laten verblijven. Hij verklaarde voorts dat hij ervan op de hoogte was dat zich in de woning een hennepkwekerij bevond, dat deze kwekerij van zijn stiefvader was en dat hij de planten niet had verzorgd. De verdachte verklaarde voorts dat hij wel eens had geholpen; dat hij wel eens had gepompt en samen met een ander geknipt. En dat het voor hem duidelijk was dat de elektriciteit illegaal werd afgetapt. Uw Raad oordeelde dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kon worden afgeleid ‘dat de verdachte opzettelijk hennepplanten heeft geteeld en bewerkt, en voorts elektriciteit heeft “weggenomen”’.