Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
28 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1980, was beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof had de verwerping van het betrouwbaarheidsverweer van de verdachte mede gebaseerd op een getuigenverklaring die was afgelegd bij de rechter-commissaris, maar niet in het dossier was opgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat, zelfs als het hof met deze verklaring rekening had gehouden, dit niet tot cassatie zou leiden vanwege de ondergeschikte betekenis van deze verwijzing voor het oordeel over de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring. De Hoge Raad bevestigde dat de eerdere verklaringen van de getuige betrouwbaar waren en dat de verwerping van het beroep op de betrouwbaarheid van deze verklaringen terecht was. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het hof, maar de Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.