ECLI:NL:HR:2021:1388

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
19/05468
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepteelt en diefstal van elektriciteit in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1980, was beschuldigd van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof had de verwerping van het betrouwbaarheidsverweer van de verdachte mede gebaseerd op een getuigenverklaring die was afgelegd bij de rechter-commissaris, maar niet in het dossier was opgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat, zelfs als het hof met deze verklaring rekening had gehouden, dit niet tot cassatie zou leiden vanwege de ondergeschikte betekenis van deze verwijzing voor het oordeel over de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring. De Hoge Raad bevestigde dat de eerdere verklaringen van de getuige betrouwbaar waren en dat de verwerping van het beroep op de betrouwbaarheid van deze verklaringen terecht was. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest van het hof, maar de Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/05468
Datum28 september 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 november 2019, nummer 21-000555-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer dat het hof de verwerping van een verweer mede heeft doen steunen op een bij de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaring die niet tot het dossier behoort.
2.2.1
In het door het hof bevestigde vonnis van de rechtbank is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij:
“1. op 20 januari 2015 te Utrecht, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat 1] een hoeveelheid van in totaal 144 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. in de periode van 26 februari 2013 tot en met 20 januari 2015 te Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand gelegen aan de [a-straat 1] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
“Getuige [getuige 1] verklaarde dat de persoon op foto nummer 2 de eigenaar/bewoner van de [a-straat 1] is (de rechtbank merkt op dat dit blijkens het proces-verbaal de foto is van verdachte). Zij verklaarde dat zij had gezien dat de bewoner/eigenaar van nummer 168 ongeveer om de dag kwam en dan kort binnen was.(7) Zij verklaarde dat zij, los van het jongere broertje, geen andere mensen bij de flat had gezien.(8) Zij had [verdachte] van nummer [1] zo’n 4, 5 of 6 keer de flat in zien lopen in januari 2015. Zij zag dan dat hij één of twee plastic boodschappentassen bij zich had.(9)
Voetnoten:
(7) Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2015230775-30, pagina 2 van het verhoor.
[8) Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2015230775-30, pagina 3 van het verhoor.
(9) Proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL0900-2015230775-30, pagina 4 van het verhoor.”
2.2.3
Het hof heeft in zijn arrest het volgende overwogen:
“Aanvullende overweging met betrekking tot de bewijsbeslissing
De verdediging heeft betoogd dat getuige [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris anders heeft verklaard over de keren dat ze verdachte in de tenlastegelegde periode bij de flat, waarin de hennepkwekerij werd aangetroffen, heeft gezien. Getuige [getuige 1] is in 2015 en 2016 (meerdere keren) door de politie en de rechter-commissaris gehoord. Het hof acht de verklaringen die de getuige toen heeft afgelegd betrouwbaar en voldoende consequent om aan het bewijs bij te kunnen dragen. Het verhoor van de getuige bij de raadsheer-commissaris heeft pas jaren later, te weten op 14 juni 2019, plaatsgevonden. Het is goed mogelijk dat de getuige zich door het tijdsverloop bepaalde zaken niet goed meer kon herinneren. Daar komt bij dat het dossier aanwijzingen bevat dat getuige [getuige 1] is bedreigd met de bedoeling haar verklaring in voor verdachte en/of zijn mededaders gunstige zin aan te passen. Gelet hierop gaat het hof uit van de inhoud van de eerder afgelegde verklaringen en gebruikt het hof de verklaring zoals afgelegd bij de raadsheer-commissaris niet voor het bewijs.”
2.2.4
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2019 houdt onder meer het volgende in:
“De voorzitter deelt, gehoord de raadsman van verdachte, mondeling mede de korte inhoud van de volgende stukken van de zaak:
(...)
- De verklaring van getuige [getuige 1] zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2015021615-2, opgemaakt door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Midden-Nederland, gesloten op 20 januari 2015 (p. 11 p.v.), alsmede de verklaring van deze getuige zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2015021615-5, opgemaakt door [verbalisant 2] & [verbalisant 3], beiden brigadier van politie Midden-Nederland, gesloten op 22 januari 2015 (p. 9 p.v.) ;
- De verklaring van getuige [getuige 1] zoals opgenomen in het proces-verbaal van verhoor getuige, genummerd PL0900-2015230775-30, opgemaakt door [verbalisant 4] & [verbalisant 5], beiden brigadier van politie Midden-Nederland, gesloten op 20 december 2016 (aanvullend p.v.);
- De verklaring van getuige [getuige 1] zoals opgenomen in het proces-verbaal van verhoor getuige bij het kabinet raadsheer-commissaris van 14 juni 2019, door raadsheer-commissaris mr. P.R. Wery in tegenwoordigheid van griffier [betrokkene 2];
(...)
De voorzitter houdt voor dat het hof heeft kunnen constateren dat er met betrekking tot de verschillende verklaringen van getuige [getuige 1] een aantal zaken overeenkomt maar dat ook een aantal zaken afwijkend is."
2.3.1
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd onder aanvulling van (onder meer) de bewijsmotivering. In de aanvullende bewijsoverweging heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de verklaring die de getuige [getuige 1] in 2019 heeft afgelegd aan de raadsheer-commissaris geen afbreuk doet aan de betrouwbaarheid van de verklaringen die [getuige 1] in 2015 of 2016 aan de politie en de rechter-commissaris heeft afgelegd, waaronder de voor het bewijs gebezigde verklaring. Uit de onder 2.2.4 opgenomen opsomming van stukken waarvan de korte inhoud ter terechtzitting van 12 november 2019 is meegedeeld volgt dat [getuige 1] in 2015 en 2016 drie verklaringen aan de politie heeft afgelegd.
2.3.2
Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat het hof met de vermelding van een of meer aan “de rechter-commissaris” afgelegde verklaringen acht heeft geslagen op een stuk dat zich niet in het dossier bevindt - waarbij de Hoge Raad opmerkt dat zich bij de aan hem toegezonden stukken een proces-verbaal van bevindingen van 14 augustus 2017 van de raadsheer-commissaris bevindt waaraan als bijlage is gehecht een verklaring van [getuige 1] aan de rechter-commissaris van 2 december 2015 in de strafzaak tegen [betrokkene 1] -, kan dit gelet op de ondergeschikte betekenis van deze verwijzing voor het oordeel van het hof over de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebruikte verklaring van [getuige 1], bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
2.4
Het cassatiemiddel faalt in zoverre.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 september 2021.