Cliënt is in de Penitentiaire Inrichting benaderd door de medeverdachten met het verzoek een andere verklaring af te leggen. Daarom vindt de verdediging het noodzakelijk dat de medeverdachten worden gehoord. Daarnaast wenst cliënt [getuige 5] en [getuige 1] te horen om te vernemen of cliënt op de hoogte was van de kluis.
Tijdens het verhoor van de getuigen [getuige 6 en 7] wil cliënt graag vernemen hoe laat hij in Kesteren is geweest en van belang voor cliënt is hoe hij het geld in ontvangst heeft kunnen nemen. (...)"
(ix) Het tussenarrest van het Hof van 24 juli 2006 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, in:
"De verdediging heeft ter zitting verzocht om de volgende getuigen op te roepen of te doen horen door de rechter-commissaris, onder verwijzing naar de appèl schriftuur van 13 maart 2006:
1) [getuige 1],
2) [getuige 5],
3) [getuige 6],
4) [getuige 7],
5) [getuige 2],
6) [getuige 3],
7) [getuige 4],
8) de dienstdoende internist dan wel de assistent van dienst van het Rijnstate Ziekenhuis in de nacht van 31 mei op 1 juni 2005.
Voor de getuigen 1 en 2 komt de motivering van het verzoek er in de kern samengevat op neer dat verdachte van beide getuigen wil vernemen of hij op de hoogte was van het bestaan van de kluis en zo ja hoe hij daarvan op de hoogte was gebracht.
Van de getuigen 3 en 4 wenst verdachte te vernemen hoe laat hij de bewuste avond in Kesteren is geweest en hoe laat hij vandaar vertrokken is.
Van de getuigen 5, 6 en 7 wenst verdachte onder meer te vernemen hoe laat zij verdachte die avond bij [A] hebben ontmoet en het geld hebben afgedragen. Tevens wenst verdachte hen te confronteren met hun conversatie met [getuige 5] onderweg van de Hommelseweg naar de Weerdjesstraat en vervolgens naar Kesteren.
Van de getuigen vermeld onder 8 verwacht verdachte dat zij kunnen verklaren in welke toestand [getuige 5] zich bevond toen ze werd opgenomen en of ze in staat moet worden geacht tijdens de verhoren van 31 mei tot en met 6 juni 2005 de strekking en inhoud van de vragen te begrijpen en zonder druk van buiten heeft verklaard.
Ter zitting zijn het verzoek en de argumenten waarop het verzoek berust toegelicht en het hof heeft vervolgens aangegeven daarop bij tussenarrest te beslissen.
Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken dat het hof het verzoek om de getuige genoemd onder 1 te doen horen of te horen afwijst. Deze getuige heeft onder meer ter terechtzitting in eerste aanleg reeds uitvoerig verklaard over hetgeen hij heeft gezien en gehoord. De verdediging heeft niet aangegeven wat deze getuige nog nader zou kunnen verklaren. Door het niet oproepen van deze getuige wordt verdachte redelijkerwijs niet in zijn verdediging geschaad.
Het hof wijst tevens het verzoek om de getuigen genoemd onder 5, 6 en 7 te doen horen of te horen af omdat dit verzoek ter zitting onvoldoende is onderbouwd, gelet op de in de strafzaak te nemen beslissingen.
Bij het niet horen of het doen horen van de getuigen genoemd onder 8 zal verdachte niet in zijn verdediging worden geschaad nu [getuige 5] als getuige wordt gehoord en haar desgewenst vragen kunnen worden gesteld omtrent het afleggen van haar verklaring. Het hof wijst ook dit verzoek af.
Het hof acht het wenselijk dat door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank te Arnhem als getuigen worden gehoord de getuigen genoemd onder 2, 3 en 4 te weten:
• [Getuige 5], geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats];
• [Getuige 6], geboren op [geboortedatum] 1933 te [geboorteplaats], wonende [woonplaats];
• [getuige 7], geboren op [geboortedatum] 1936 te [geboorteplaats], wonende [woonplaats]."