2.4.Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2021 houdt onder meer het volgende in:
‘De voorzitter deelt mondeling mede de korte inhoud van het volgende bij het hof ingekomen stuk:
- Een e-mail van de raadsman d.d. 28 januari 2021 – inhoudende de aankondiging van een aanhoudingsverzoek – met bijlagen.
Dit stuk wordt in het dossier gevoegd.
De raadsman voert het woord als volgt:
Ik heb een incompleet dossier ontvangen van mijn voorganger. Mijn cliënt stelt dat zij stukken heeft overhandigd aan haar toenmalige raadsman die niet zijn overgelegd aan de rechtbank, terwijl die stukken een volledige verklaring geven voor het aangetroffen geldbedrag. Aan Marokko is geen rechtshulpverzoek gedaan, terwijl wenselijk en noodzakelijk is dat daar onderzoek wordt gedaan, zeker gelet op de thans overgelegde stukken die een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geven voor de herkomst van het aangetroffen geld. Ik verzoek uw hof de behandeling van de zaak aan te houden, zodat het OM dat onderzoek kan verrichten. De reden dat dit verzoek laat komt, is gelegen in de omstandigheid dat mijn cliënte niet van haar veroordeling afwist. Mijn cliënt hoort niet de rekening gepresenteerd te krijgen voor de fout die mijn voorganger heeft gemaakt door de stukken niet in te brengen. De eerste verklaring van [medeverdachte] hield in dat haar zus het geld had gewisseld. Die zus is niet gehoord. De moeder is niet gehoord. In 2013 had al onderzoek gedaan moeten worden.
De voorzitter merkt op dat de thans overgelegde stukken slechts een gedeelte van het aangetroffen geld kunnen verklaren, terwijl indien de stukken worden bekeken in samenhang met eerder gegeven verklaringen, weer meer geld wordt verklaard dan bij de verdachte en de medeverdachte is aangetroffen.
Het hof onderbreek het onderzoek voor kort beraad in raadkamer.
Na hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter als beslissing van het hof het volgende mede:
Het aanhoudingsverzoek is gebaseerd op een onderzoekswens, maar de wens is onvoldoende specifiek om te kunnen toewijzen. Het is onvoldoende duidelijk wat dient te worden onderzocht en wat daarvan het resultaat zou moeten zijn. Indien het op de weg van het OM ligt om nader onderzoek te doen, is het aan het OM een aanhoudingsverzoek te doen, maar dat heeft het niet gedaan. Het is thans niet noodzakelijk dat de zaak wordt aangehouden, zodat nu zal worden voortgegaan met de inhoudelijke behandeling.
Op vragen van voorzitter verklaart de verdachte het volgende:
Er is geen reden dat ik iets meer dan de helft van het geld bij me had en mijn zus (het hof begrijpt: de medeverdachte) iets minder. We waren bang dat we zouden worden bestolen. Daarom hadden we het geld verstopt. Mijn moeder en een andere zus hebben het geld gewisseld in euro’s. Ze wonen in dezelfde stad. Zij hebben het geld gegeven. Ik heb geen bonnetjes van de bank, het geld is contant afgegeven. Mijn moeder heeft geen bankrekeningnummer. Het geld is gewisseld bij kleine kantoortjes, hotels, kleine agentschappen. Die geven geen bonnen. In Marokko krijg je geen bonnen als je kleine geldbedragen wisselt. Mijn moeder heeft niet alles in één keer gewisseld, maar steeds kleine bedragen. Ze wisselden steeds op een andere plek, als we op reis gingen of zo. Ik weet niet hoeveel geld per keer werd gewisseld. Wij waren in België. U, voorzitter, houdt mij voor dat mijn moeder en zus volgens mijn verklaring telkens kleine bedragen wisselden. U vraagt mij hoe dan kan dat het geldbedrag dat bij ons werd aangetroffen bestond uit grote coupures van € 100 en € 500. Dat deden ze, zodat ze niet steeds kleine bedragen naar ons hoefden op te sturen. Ik was er niet bij op dat moment, mijn moeder deed dit.
Wij waren van plan met het geld een vakantie-appartement te kopen in Brazilië. Dit was de wens van onze familie. Er geldt geen visumplicht voor reizen van Marokko naar Brazilië.
Onze moeder en zus hebben ons benaderd met dit verzoek toen we daar op visite waren. We hebben op internet gezocht en een appartement aan het strand gevonden. Via Skype heb ik per toeval iemand leren kennen in Brazilië die ons kon helpen. Ik ben daar nog nooit geweest. We hadden eerst contact via een soort chatdienst en laten hebben we geskypet. Hij heet Achmed Ali. Sinds we vrijkwamen heb ik geen contact meer gehad met hem. Ik heb hem nooit ontmoet, we hadden alleen contact via Skype. Ik heb er, nadat we vrij waren gekomen, niet aan gedacht hem zijn personalia te vragen zodat die geverifieerd konden worden. Er waren andere problemen, bijvoorbeeld dat het geld in beslag was genomen. Hij zou mij op het vliegveld komen ophalen. We hadden afgesproken dat hij een bordje met zijn naam omhoog zou houden. Ik zou via Skype laten weten wanneer ik zou komen.
De € 155.000,- heb ik via een bus gekregen. Daarmee bedoel ik dat mijn neef – die in 2015 is overleden – het geld heeft meegegeven aan de bestuurder van een touringcar. Zo is het geld hier naartoe gekomen. Mijn moeder heeft het geld gegeven aan mijn neef en mijn neef heeft het afgegeven aan de buschauffeur. U, voorzitter, houdt mij voor dat er kennelijk verschillende methodes van vervoer zijn gekozen voor mijn gedeelte van het geld enerzijds en het gedeelte van mijn zus anderzijds. Ik had het gewoon te druk, dus heb ik gezegd dat ze het geld naar mij moesten sturen. Het geld was van ons allemaal, van mij en van mijn familieleden. Ik weet niet waarom het geld niet in één keer naar België is gebracht.
Op vragen van de raadsman verklaart de verdachte als volgt:
In Marokko is het gebruikelijk om contant te betalen. Geld wisselen wordt gedaan in bazaars, in juwelierszaken, in hotels. Ook bij de notaris moet contant worden betaald, dus het geld is daar contant afgegeven.
Op vraag van de voorzitter waarom de notaris van de ontvangst van het geld geen akte of ander document heeft opgemaakt, antwoordt de raadsman dat dat niet gebruikelijk is en dat in de koopakte staat dat het geld in ontvangst is genomen.
De raadsman voert het woord tot verdediging aan de hand van zijn pleitnotities. Deze pleitnotities worden aan het hof overgelegd en in het dossier gevoegd.
In aanvulling op de pleitnotities verklaart de raadsman als volgt:
De verdachte en de medeverdachte hebben geen wisselende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld. Ze hebben ieder slechts verklaard waar het geld dat onder die persoon is aangetroffen, vandaan kwam. De medeverdachte heeft verklaard dat haar zus een stuk grond en een appartement heeft verkocht en dat het geld dat daarvoor is betaald aan haar is gegeven. Mijn cliënte heeft een stuk grond verkocht in Tanger. In aanvulling op pagina 6: Er heeft geen onderzoek plaatsgevonden in Marokko. In aanvulling op pagina 7: Er is grond geërfd van de vader.’