Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
De verdachte heeft zich als bestuurder van een rechtspersoon op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk door een partij marmer aan de failliete bedoel te onttrekken en in strijd met een op hem rustende wettelijke verplichting na te laten een deugdelijke administratie te voeren, te bewaren en tevoorschijn te brengen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de schuldeisers benadeeld en is het vertrouwen in het handelsverkeer ernstige schade toegebracht. Tevens is de afwikkeling van het faillissement door de curator bemoeilijkt.
4.Beslissing
13 december 2016.