2.1.1. De Economische Politierechter in de Rechtbank te Haarlem heeft - met vrijspraak van het onder 7 tenlastegelegde - bewezenverklaard dat de verdachte:
"1. op tijdstippen in de periode van 1 februari 2005 tot en met 17 maart 2005 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, opzettelijk, zonder daartoe verleende vergunning, op perceel [a-straat 1], kadastraal bekend als [plaats B 001], een inrichting zoals bedoeld in categorie 28.1 bijlage 1 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer in werking heeft gehad, immers heeft hij in deze periode meer dan 5m3 (kubieke meter) huishoudelijke en bedrijfsafvalstoffen opgeslagen en anderszins op de bodem gebracht;
2. in de periode van 12 augustus 2004 tot en met 15 juni 2005 op een perceel gelegen aan de [c-straat], kadastraal bekend als [plaats B 002], gemeente Wormerland, opzettelijk een voorschrift ingevolge artikel 10 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, te weten artikel 4, lid 7.1.1. en 7.1.2 partiële herziening 1984 (van het Bestemmingsplan Landelijke Gebied 1974), heeft overtreden door op perceel [plaats B 002], welk perceel is bestemd tot 'agrarische doeleinden', zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de grond op te hogen en te verharden, immers heeft hij op dat perceel een verhoogd en verhard pad aangelegd van asfaltgranulaat;
3. op tijdstippen in de periode van 12 augustus 2004 tot en met 15 juni 2005 op een perceel aan de [c-straat], kadastraal bekend als [plaats B 002], gemeente Wormerland, opzettelijk handelingen op de bodem heeft verricht, immers heeft hij een grote hoeveelheid rollen hooi uiteengetrokken op zijn weiland aanwezig gehad, terwijl deze hoeveelheid hooi zonder beschermende maatregelen direct op de bodem was geplaatst, tengevolge waarvan percolatievocht op of in de bodem kon geraken, zulks terwijl hij redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast en toen niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem gevergd konden worden teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen;
4. in de periode van 8 augustus 2005 tot en met 20 september 2005, op het perceel aan [a-straat 1], kadastraal bekend als [plaats B 001], gemeente Wormerland, opzettelijk handelingen op de bodem heeft verricht, immers heeft hij een grote hoeveelheid hooi en/of bermmaaisel, ongeveer 420 m3, op een tweetal locaties op zijn perceel aanwezig gehad, terwijl deze hoeveelheid hooi en/of bermmaaisel zonder beschermende maatregelen direct op de bodem was geplaatst, tengevolge waarvan percolatievocht op of in de bodem kon geraken, zulks terwijl hij wist dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast en toen niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem gevergd konden worden teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen;
5. op tijdstippen in de periode van 16 juni 2005 tot 20 september 2005 op het perceel aan [c-straat], kadastraal bekend als [plaats B 002], gemeente Wormerland, opzettelijk handelingen op de bodem heeft verricht, immers heeft hij een grote hoeveelheid hooi, ongeveer 50 rollen, verdeeld over twee plaatsen, uiteengetrokken op zijn weiland aanwezig gehad, terwijl deze hoeveelheid hooi zonder beschermende maatregelen direct op de bodem was geplaatst, tengevolge waarvan percolatievocht op of in de bodem kon geraken, zulks terwijl hij wist dat door die handelingen de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast en toen niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van hem gevergd konden worden teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen;
6. op tijdstippen in de periode van 8 september tot en met 28 september 2005 te Wijdewormer, gemeente Wormerland, op of aan perceel [a-straat 2], kadastraal bekend als [plaats B 003], op de bodem handelingen heeft verricht, te weten 40 tot 50 balen hooi en/of bermmaaisel op de bodem heeft gebracht, terwijl hij wist, dat door die handeling de bodem kon worden verontreinigd en/of aangetast, en niet aan zijn verplichting heeft voldaan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem konden worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen;
8. tezamen en in vereniging met een ander, op 16 januari 2006 op een perceel gelegen aan de [d-straat 1] te [plaats E], een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 lid I van de Wet milieubeheer, behorende tot categorie 8.l.a en 9.1.d en 13.l.a en 15 en 18.1 genoemd in bijlage I van het Inrichtingen- en vergünningenbesluit milieubeheer, in werking had krachtens een door Burgemeester & Wethouders van Waterland bij besluit van 9 augustus 2000 verleende vergunning, en daarbij opzettelijk gedragingen heeft verricht in strijd met voorschriften verbonden aan die vergunning, immers:
- heeft hij in strijd met voorschrift A3 de inrichting niet ordelijk en in goede staat van onderhoud gehouden door op verschillende plaatsen binnen de inrichting afvalstoffen zoals autobanden en een kapotte badkuip en zaagsel en polistyreen en landbouwplastics op de bodem te brengen;
en
- heeft hij in strijd met voorschrift A4 het wrak van een aanhangwagen en een in verval geraakte kar niet uit de inrichting verwijderd;
en
- heeft hij in strijd met voorschrift Al 1 in het milieulogboek géén overzicht bijgehouden van controles aan installatie(onderdelen) en géén overzicht bijgehouden van het jaarlijkse energieverbruik immers waren in het milieulogboek geen overzicht/gegevens van het aardgasverbruik van het afgelopen kalenderjaar aanwezig en waren in het milieulogboek geen gegevens aanwezig van onderhoud van verwarmingstoestellen (CV-installatie, CV-ketel) en geiser;
en
- konden in strijd met voorschrift F2 afvalstoffen (gebroken beton en stenen en vlechtijzer en landbouwplastics en hout) in de bodem terechtkomen.