AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel op andere naam dan machtiging crisismaatregel door burgemeester. Persoonsverwisseling.
In deze zaak is op grond van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) door de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de betrokkene verleend. Wat deze zaak bijzonder maakt, is dat de voorafgaande crisismaatregel per abuis is afgegeven ten behoeve van de tweelingzus van de betrokkene. De rechtbank was van mening dat sprake was van een schrijffout die niet hersteld kon worden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank vastgesteld dat de crisismaatregel ten behoeve van de juiste tweelingzus was afgegeven. De betrokkene klaagt dat de machtiging is afgegeven zonder dat aan de wettelijke vereisten is voldaan, nu bij het verzoekschrift afschriften van een crisismaatregel en een medische verklaring ten aanzien van de betrokkene ontbraken en het oordeel dat een persoonsverwisseling heeft plaatsgevonden niet volgt uit de gedingstukken.
Op 19 juni 2021 heeft de burgemeester van de gemeente Vught op grond van artikel 7:1 lid 1 Wvggz een crisismaatregel genomen, maar in de medische verklaring en andere documenten stond de naam van de tweelingzus vermeld. De officier van justitie heeft op 21 juni 2021 een verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel gedaan, maar de rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2021 vastgesteld dat de crisismaatregel ten behoeve van de betrokkene was afgegeven. De rechtbank heeft de machtiging verleend tot voortzetting van de crisismaatregel voor het tijdvak tot en met 14 juli 2021.
In cassatie is het cassatiemiddel ingediend, waarin wordt geklaagd dat de rechtbank heeft gehandeld in strijd met de Wvggz door een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel af te geven zonder dat aan de wettelijke vereisten was voldaan. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de onrechtmatigheid van de crisismaatregel niet afdoet aan de mogelijkheid om een machtiging tot voortzetting te verlenen, mits aan de wettelijke vereisten voor voortzetting is voldaan. De rechtbank heeft de situatie van de betrokkene goed beoordeeld en de verklaring van de geneesheer-directeur over de persoonsverwisseling was voldoende om de voortzetting van de crisismaatregel te rechtvaardigen.
Voetnoten
1.De procesinleiding is op 18 augustus 2021 binnen de driemaandentermijn van art. 426 Rv via het webportaal ingekomen ter griffie van de Hoge Raad.
4.Op p. 2 van het cassatieverzoekschrift worden inleidende opmerkingen gemaakt.
5.Cassatieverzoekschrift, p. 3.
6.Vlaardingerbroek, in:
7.
8.
9.Het middel verwijst naar de beschikking van de rechtbank van 29 juli 2021 en voegt daaraan toe onder verwijzing naar de conclusie van toenmalige plv. PG Langemeijer, ECLI:NL:PHR:2020:611, voor Hoge Raad 17 juli 2020, onder 3.5 dat de steller zich terdege realiseert dat ingevolge het bepaalde in art. 419 lid 2 Rv de feitelijke grondslag van een cassatiemiddel slechts kan worden gevonden in de bestreden uitspraak en in de stukken van het geding. De beschikking van 29 juli 2021 is van latere datum dan de hier in cassatie bestreden beschikking en behoort (dus) niet tot de gedingstukken. Hoewel dit nieuwe feit niet aan het cassatiemiddel ten grondslag kan worden gelegd, kan bij de uitleg van het ten tijde van de bestreden beschikking geldende recht acht worden geslagen op een uit latere rechterlijke uitspraken blijkende rechtsopvatting. 10.Zie randnummer 3.14-3.15 van de conclusie van plv P-G Langemeijer (ECLI:NL:PHR:2020:429) bij de uitspraak van de Hoge Raad van 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1017, waarin hij aangeeft dat taalkundig ‘verlenging’ of ‘voortzetting’ enigszins een bedrieglijke indruk geeft, omdat niet alleen de bestaande maatregel wordt verlengd. Het is de rechter ook toegestaan om in de machtiging minder of meer vormen van verplichte zorg op te nemen dan de burgemeester in de crisismaatregel had opgenomen. De rechtbank moet immers oordelen naar de actuele situatie ten tijde van haar beslissing. Dan kan blijken dat een of meer in de crisismaatregel opgenomen vormen van verplichte zorg ten tijde van de beslissing van de rechtbank niet langer of juist nodig zijn. 11.Het middel verwijst naar rov. 3.1, 3.5.
12.Het middel verwijst naar randnummers 3.5, 3.15-3.16, 3.20.
13.Cassatieverzoekschrift, randnummers 1.2, 1.4-1.7.
14.
15.Het burgerservicenummer (BSN) is een uniek persoonsnummer voor iedereen die ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen. Zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/privacy-en-persoonsgegevens/burgerservicenummer-bsn.
16.
17.M.J.A. Duker, in: WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., artikel 457 Sv, aant. 3.1 (actueel tot en met 15 juni 2014); WvSv, C.M Pelser, in: A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., artikel 579 Sv, aant. 7 (actueel tot en met 1 maart 1997). De uitgave Wetboek van Strafvordering (Melai/Groenhuijsen c.s.) is overigens beëindigd. De uitgave per 1 september 2016 is in het archief opgenomen. Zie ook Hoge Raad 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0427, 18.C.M Pelser, in WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., artikel 580 Sv, aant. 27 (actueel tot en met 1 maart 1997).
20.Met de Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen (wet van 18 juli 2009,
21.
22.Zie M.H.G. Scharenborg,
23.Dat er een samenhang bestaat tussen strafrecht en civielrecht op het gebied van de Wvggz, voorheen BOPZ, wordt al langer aangenomen. Zie bijvoorbeeld de toelichting op art. 37 Sr, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis en terbeschikkingstelling, waar in de memorie van antwoord de termen voor de civielrechtelijke BOPZ gebruikt zijn voor uitleg van de strafrechtelijke begrippen. Zie Scharenborg 2017, p. 301 met verwijzing naar
24.C.M Pelser in: WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., artikel 579 Sv, aant. 2, 7.
25.
26.
27.
28.
29.
34.