Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie,
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
16 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 juli 2021 uitspraak gedaan over de geldigheid van een medische verklaring die is opgesteld door een geneesheer-directeur die tevens psychiater is, in het kader van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging voor betrokkene, waarbij de rechtbank Gelderland op 4 januari 2021 een zorgmachtiging heeft verleend. Betrokkene heeft hiertegen cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de eisen die de Wvggz stelt aan de opsteller van de medische verklaring. Volgens artikel 5:7 Wvggz moet de psychiater die de verklaring opstelt minimaal één jaar geen zorg hebben verleend aan de betrokkene. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geneesheer-directeur, die de medische verklaring heeft opgesteld, in dit geval geen zorg heeft verleend aan betrokkene, omdat zijn rol beperkt was tot het beoordelen van de noodzaak van verplichte zorg in het kader van de zorgmachtiging.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de geneesheer-directeur, ondanks zijn rol als opsteller van de medische verklaring, niet in strijd heeft gehandeld met de wettelijke vereisten. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van betrokkene verworpen, waarmee de beslissing van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt het belang van de onafhankelijkheid van de psychiater in het proces van het verlenen van zorgmachtigingen en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke voorwaarden.