– Uitgangspunt van de berekening en het vonnis van de rechtbank is dat er op 1 januari 2010 kan worden gesproken van een beginsaldo van € 0,-- op de bankrekening. Dat is juist, maar wil natuurlijk niet zeggen dat het gehele vermogen daarmee op 0 kan worden gesteld. Wel voor wat betreft de bankrekening en daaruit kun je afleiden welke gelden er over de bankrekening hebben gevloeid, maar het is nadrukkelijk niet aannemelijk dat er verder in het geheel geen vermogen is. In dat kader aangevoerd dat kort er voor een uitkering van schadevergoeding van € 8.000,--
(-> zie bevestigingsbrief)heeft plaatsgevonden, waarvan client overigens wel degelijk stelt dat hij die contant heeft opgenomen. En dat er sprake is geweest van het verkrijgen van de zwarte VW Golf
(-> verkocht door het OM) op naam van [betrokkene 3].
In loop v. 2009 vermogen naar Ve gegaan.
Client bij de bank navraag gedaan. Geen stukken vanwege tijdsverloop.
Nieuw: verklaring van [betrokkene 3] bij RHC.
Bevestigt de verklaring van client, bevestigt het bedrag en bevestigt dat dit geld contant aan client is verstrekt kort voor de tenlastegelegde periode (na de zomer van 2009). Auto was in beslaggenomen en verkocht. Omdat deze op naam stond van [betrokkene 3] is zij hierbij betrokken geraakt en heeft zij hiervan wetenschap verkregen. Het bedrag van (volgens haar) iets meer dan € 18.000 is voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden. Op rekening van de getuige gestort en zij verklaart dat zij het contant aan client heeft verstrekt in een enveloppe. Geeft ook rekeningnummer op ter verificatie, maar kennelijk verder niets mee gedaan door het OM.
Over dit bedrag -om precies te zijn dus € 18.750,-- kon client bij ingang van de tenlastegelegde periode dus/nog beschikken en dient derhalve te worden opgeteld bij zijn legale vermogen (en dus in mindering te worden gebracht op het beweerdelijk verkregen/witgewassen bedrag).
Conclusie ten aanzien van witwassen:
Blijkt onvoldoende uit dossier dat sprake is van onverklaarbare vermogensbestanddelen die de conclusie kunnen dragen dat sprake is geweest van witwassen. Mogelijk enig – in verhouding!- gering bedrag dat niet specifiek te verklaren of te herleiden is, maar dat is maar zeer klein percentage en van client kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat hij precies, gedetailleerd en onderbouwd – na zo veel tijd- nog precies kan verklaren waar zijn geld vandaan kwam.
Verzoek derhalve client vrij te spreken.
Ter toelichting nog klein sommetje (aan de hand van uitgangspunten rechtbank):
Totaal contante inkomsten € 220.796,--
Totaal contante uitgaven € 265.618,--
Verschil van € 44.822,-- is volgens rechtbank kennelijk uit enig misdrijf afkomstig.
Wat verdediging betreft gaat daar nog vanaf […] de contant uitgekeerde vergoeding van de zwarte VW Golf ad € 18,750 en enkele duizenden euro’s aan verdiensten uit verkoop van voertuigen en Rolexen.
[…]
€ 18.750 contant uit verkoop zwarte VW Golf
€ 5.000 - schatting verkregen uit verkoop voertuigen en horloges
[…]
Oftewel er is meer vermogen te verklaren dan is uitgegeven.
tav auto’s: client weet niet of het opgegeven bij fiscus, ga uit van wel.
tav horloges: enkel hobby en dat hoef je niet op geven.
Weliswaar aantal schattingen, maar op basis hiervan toch zeer aannemelijk dat het totaal aan gebleken uitgaven geheel worden gedekt door legale inkomstenbronnen en legaal vermogen.
Moet niet op de komma/tientje!
Van belang voor de ontneming; dus niet aan de orde.
Voor wat betreft witwassen primair vrijspraak, subsidiair OVAR, kwalificatie. Indien al zou blijken van onverklaarbaar vermogen dan niet zodanig (in omvang en specificeerbaar) dat verhullingshandelingen genoegzaam blijken. Eenvoudiger: zodanig klein bedrag dat niet uitgesloten kan worden dat dit enkel op rekening is gestort.
Zeker geen sprake van een gewoonte, meest subsidiair tot vrijspraak leiden.”
9. Het middel keert zich allereerst met drie klachten tegen het oordeel van het hof met betrekking tot het geldbedrag van € 18.750,- dat de verdachte contant zou hebben ontvangen voor de verkoop van een Volkswagen Golf. In dat kader wordt in de eerste plaats geklaagd dat het hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk, althans onvoldoende rekening houdend met het tijdsverloop, heeft geoordeeld dat onvoldoende is onderbouwd en ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat de verdachte kort voor 1 januari 2010 het geldbedrag van € 18.750,- heeft ontvangen. Ten tweede wordt geklaagd dat de overweging van het hof dat de verdachte niet kon aangeven wanneer hij het geldbedrag contant voorhanden heeft gehad niet begrijpelijk is, aangezien is gesteld en onderbouwd dat hij op 1 januari 2010 over dit bedrag kon beschikken. Ten derde wordt ten slotte geklaagd dat het oordeel van het hof dat het tijdsverloop tussen het voorhanden krijgen van het bedrag van € 18.750,- en de datum van 1 januari 2010 niet zodanig kort is dat de verdachte op 1 januari 2010 dit geldbedrag wel contant voorhanden moet hebben gehad, niet zonder meer begrijpelijk is, althans dat het hof een te strenge eis heeft gesteld.
10. Aan zijn oordeel dat onvoldoende is onderbouwd en ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat de verdachte kort voor 1 januari 2010 (onder meer) het geldbedrag van € 18.750,- heeft ontvangen, heeft het hof ten grondslag gelegd dat de verdachte op vragen van het hof niet heeft kunnen aangeven wanneer hij de geldbedragen, waaronder dat van € 18.750,-, contant voorhanden heeft gehad. Het proces-verbaal van de terechtzitting houdt dienaangaande in dat de verdachte heeft verklaard dat hij dit geldbedrag heeft ontvangen nadat hij het bedrag van € 8.000,- had ontvangen, terwijl hij over dat bedrag van € 8.000,- heeft verklaard dat hij dat in 2008, 2009 of 2010 heeft ontvangen, dat hij niet precies meer weet wanneer hij het geld heeft ontvangen en dat hij denkt dat het eind 2009 was. Gelet hierop komt de overweging van het hof dat de verdachte niet heeft kunnen aangeven wanneer hij de geldbedragen contant voorhanden heeft gehad mij niet onbegrijpelijk voor. Daarbij neem ik mede in aanmerking dat het hof ten aanzien van de ontvangst van het bedrag van € 8.000,- heeft vastgesteld dat een ter terechtzitting overgelegde brief van de raadsman van de verdachte van 23 december 2008 inhoudt dat de door de rechtbank Almelo toegekende schadevergoedingen worden overgemaakt naar de rekening van de verdachte en zijn toenmalige partner als deze op de derdenrekening van het kantoor zijn bijgeschreven.
11. Gelet op het voorgaande komt het oordeel van het hof dat onvoldoende is onderbouwd en ook anderszins niet aannemelijk is geworden dat de verdachte kort voor 1 januari 2010 het geldbedrag van € 18.750,- heeft ontvangen mij niet onbegrijpelijk voor. Dat oordeel is ook toereikend gemotiveerd. Dat, zoals in de toelichting op het middel wordt aangevoerd, de getuige [betrokkene 3] heeft verklaard dat het mogelijk is dat zij het geld na de zomer van 2009 aan de verdachte heeft gegeven, maakt dat mijns inziens niet anders. Zij heeft immers, zoals ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, ook verklaard dat zij niet meer wist wanneer ze het geld heeft gegeven.
12. Verder heeft het hof geoordeeld dat geen sprake is van de situatie waarin de gebeurtenissen elkaar in tijd zodanig snel opvolgen dat aangenomen moet worden dat de verdachte op 1 januari 2010 de geldbedragen, waaronder het geldbedrag van € 18.750,-, wel contant voorhanden moet hebben gehad. Daarmee heeft het hof kennelijk tot uitdrukking willen brengen dat, nu niet aannemelijk is dat de verdachte (onder meer) het geldbedrag van € 18.750,- kort voor 1 januari 2010 contant heeft ontvangen, niet gezegd kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte het bedrag op 1 januari 2010 (nog) contant voorhanden heeft gehad. Dat oordeel komt mij niet onbegrijpelijk voor.
13. Aldus heeft het hof de verwerping van het verweer dat de rechtbank het beginsaldo ten onrechte op nihil had vastgesteld, omdat de verdachte kort voor 1 januari 2010 € 18.750,- had ontvangen voor de verkoop van een Volkswagen Golf, toereikend gemotiveerd. Die verwerping is ook niet onbegrijpelijk. Het middel faalt in zoverre.
14. Het middel keert zich in de tweede plaats tegen het oordeel van het hof dat het gestelde inkomen uit de handel in horloges en de verkoop van auto’s onvoldoende is onderbouwd en ook anderszins onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte daaruit daadwerkelijk inkomen heeft verkregen. Volgens de steller van het middel kon het hof niet met deze overweging volstaan in het licht van hetgeen is aangevoerd, heeft het hof ten onrechte kennelijk de eis gesteld dat stukken moeten worden overgelegd om tot een begin van aannemelijkheid te komen en is niet duidelijk waarom het hof meent dat de onderbouwing in de vorm van getuigenverklaringen en het tapgesprek onvoldoende is.
15. Ik merk allereerst op dat het door en namens de verdachte gestelde inkomen uit de handel in horloges en auto’s slechts relevant is voor zover de verdachte deze inkomsten contant heeft ontvangen. In deze zaak is namelijk een eenvoudige kasopstelling gebruikt. Dat betreft een abstracte methode van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij (kort gezegd) het patroon van contante ontvangsten en contante uitgaven voor de berekening van het voordeel tot uitgangspunt wordt genomen. Daartoe wordt eerst het beginsaldo, het bedrag aan contant geld waarover de verdachte beschikte bij aanvang van de onderzoeksperiode, en het eindsaldo, het bedrag aan contant geld waarover de verdachte beschikte aan het einde van de onderzoeksperiode, vastgesteld. Vervolgens wordt, rekening houdend met het begin- en eindsaldo, het verschil tussen de uitgaven en de legale ontvangsten berekend. Dat verschil kan worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.Eventuele girale inkomsten van de verdachte zijn in het kader van de eenvoudige kasopstelling daarom niet relevant. Eventuele contante opnamen van dergelijke girale inkomsten maken bovendien al als contante inkomsten deel uit van de eenvoudige kasopstelling.