Conclusie
middelbehelst de klacht dat het hof zijn oordeel dat sprake is van het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van 1040 gram hasjiesj ontoereikend heeft gemotiveerd.
Op 6 september 2013 heeft onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking in voornoemde woning plaatsgevonden.
Tijdens de doorzoeking zijn diverse hoeveelheden hashish in beslag genomen (aangetroffen in schuur, keukenkastje, achter schot op zolderkamer)
Op 6 september 2013 is er een doorzoeking ter aanhouding en inbeslagname geweest in een woning aan de [a-straat 1] te Arnhem.
In voornoemde woning is onder andere het volgende inbeslaggenomen:
1. Klein wit plastic tasje met een onbekende hoeveelheid verdovende middelen, verborgen in de schuur tussen de stellingkast van voornoemde woning. Nader te noemen pakket 3.
2. Een onbekende hoeveelheid verdovende middelen verborgen in een keukenkastje van voornoemde woning. Nader te noemen pakket 2.
3. Een onbekende hoeveelheid verdovende middelen verborgen achter een schot op de zolderkamer van voornoemde woning. Nader te noemen pakket 1.
Wij, verbalisanten, hebben onderzoek gedaan aan genoemde pakketten. Door kennis en ervaring bij eerdere onderzoeken opgedaan binnen het Schipholteam dan wel Drugs Team Schiphol, zagen wij, verbalisanten, een groene stof die qua kleur, geur en samenstelling geleek op hasjiesj cq hennep, zijnde een stof vermeld op lijst 2 van de Opiumwet.
Bij weging bleek het bruto gewicht van de aangetroffen stof te zijn:
Pakket 1: 875,0 gram
Pakket 2: 75,5 gram
Pakket 3: 90,0 gram
Het bruto gewicht van de aangetroffen stof bedroeg totaal ongeveer 1.040,5 gram.
Ik verblijf heel veel bij familie ook op de [a-straat 1] te Arnhem. Ik ben gehuwd met mijn vrouw, [medeverdachte] .
Bij de Belastingdienst is bekend dat ze mij kunnen aantreffen op de [a-straat 1] .
V : Wie verblijven er allemaal in de woning gevestigd aan de [a-straat 1] te Arnhem?
A: Mijn vrouw en de kinderen.
V: Op welk adres verblijft u?
A: [a-straat 1] .”
Vast staat dat het om hash gaat. Het bewijs ontbreekt evenwel dat mijn cliënte afzonderlijk of samen met [verdachte] wist van de aanwezigheid van de hash in de woning. Er was ook een net meerderjarig kind van [verdachte] in de woning woonachtig. Directe betrokkenheid van [verdachte] en/of [medeverdachte] bij de hash blijkt niet. Er is geen sprake van opzettelijk aanwezig hebben. Dit veronderstelt namelijk wetenschap en die was er niet.”