ECLI:NL:HR:2018:318

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
13 maart 2018
Zaaknummer
16/01362
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne en bewijsvoering

In deze zaak gaat het om de vraag of de verdachte, geboren in 1992, zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne. De feiten zijn als volgt: op 8 november 2013 werd de verdachte samen met anderen aangetroffen in een woning te Zoetermeer, waar harddrugs werden aangetroffen. Het Gerechtshof had eerder geoordeeld dat er sprake was van gezamenlijke machtsuitoefening over de aangetroffen verdovende middelen, omdat de verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk in de woning waren aangekomen met de drugs. De verdediging stelde dat de bewezenverklaring van het medeplegen en het opzet op het aanwezig hebben van de verdovende middelen niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was, mede gelet op het verweer van de raadsman en de gebezigde bewijsvoering. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Uitspraak

13 maart 2018
Strafkamer
nr. S 16/01362
KD/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 maart 2016, nummer 22/001111-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat kennelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde ten aanzien van het medeplegen en het opzet op het aanwezig hebben van de verdovende middelen niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 08 november 2013 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en 32,15 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt, voor zover hier van belang, op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 8 november 2013 van de politie Haaglanden met nr. PL1551-2013169972-5.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 8 november 2013 was ik, verbalisant, in een woning aan de [a-straat 1] te Zoetermeer. In deze woning werd de verdachte [betrokkene 1] buiten heterdaad aangehouden op verdenking van artikel 2 onder B - C in verband met artikel 10 lid 3 en 4 van de Opiumwet. [betrokkene 1] lag in de slaapkamer in bed, naast hem lag [betrokkene 2]. In de woonkamer lagen op het moment van binnentreden van de aanhoudingseenheid twee personen, elk op een bank, te slapen. Deze twee personen gaven op te zijn [betrokkene 3] en [verdachte]. Ik, verbalisant, heb samen met politieagenten de woning in afwachting van een doorzoeking van de rechter-commissaris bevroren. Ik, verbalisant, zag dat op de salontafel in de woonkamer een gripzak stond. Ik zag dat in het doorzichtige gripzakje een grote hoeveelheid gevouwen witte papiertjes zaten die ik herkende als ponypackjes. Ambtshalve is mij bekend dat in dit soort ponypacks cocaïne wordt verpakt. Ik zag op het TV dressoir rechts naast de televisie zilverfolie liggen. Ik zag dat op deze folie brokken witte substantie lagen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2013 van de politie Haaglanden met nr. 2013 169 972.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Naar aanleiding van een verdenking van handel in verdovende middelen werden er op 8 november 2013 doorzoekingen verricht aan de [a-straat 1] te Zoetermeer. In een woonkamer en slaapkamer in de woning werden verdovende middelen aangetroffen en goederen die gebruikt worden bij de verwerking van verdovende middelen.
In de woonkamer op het TV dressoir werd een opengevouwen stuk zilverfolie aangetroffen met hierop witte harde brokken. Een monster van één van de brokken is aan een voorlopige test onderworpen. De cocaïnetest gaf een positief resultaat aan. Het gewicht van de witte harde brokken is circa 16,6 gram.
Afbeelding van het zilverfolie met witte brokken.
In de woonkamer op de salontafel werd een gripzak aangetroffen met hierin diverse kleine gripzakjes met witte en bruine substantie en diverse kleine en grote ponypacks (Noozpack Caribbean Pirates). De witte substanties uit de gripzakjes zijn aan een voorlopige test onderworpen. De cocaïnetest gaf een positief resultaat aan. De bruine substantie werd aan een heroïnetest onderworpen. De test gaf een positief resultaat aan.
De inhoud van de grote gripzak:
• 13 gripzakjes doorzichtig en groene sluitingen, met per stuk circa 0,1 gram harde witte brokken
• 4 gripzakjes kleur oranje, met circa 0,25 gram harde witte brokken per zakje
• 2 gripzakjes kleur blauw, met circa 0,5 gram harde witte brokken per zakje
• 3 gripzakjes doorzichtig, met circa 0,25 gram witte poeder per zakje
• 8 Snowseals met circa 0,25 gram witte poeder per ponypack
• 1 Noozpack met circa 0,25 gram witte poeder per ponypack
• 3 Snowseals met circa 0,5 gram witte poeder per ponypack
• 8 gripzakjes met bruine poeder, circa 0,25 gram per zakje.
Totaal gewicht circa 7,8 gram aan cocaïne.
Totaal gewicht circa 2 gram aan heroïne.
Afbeeldingen van de gripzakjes.
In de slaapkamer werd in een kast een rugzak aangetroffen. In deze rugtas zat onder andere een plastic zak met hierin 31 stuks Snowseals. De inhoud van de Snowseals betreft witte poeder. Een monster van één van de pakjes is aan een voorlopige test onderworpen. De cocaïnetest gaf een positieve resultaat aan. Het gewicht van het poeder in 1 Snowseal betreft circa 0,25 gram. Het totaal gewicht van de witte poeder is circa:
7,75 gram.
Afbeelding van de snowseals.
(...)
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 november 2013 van de politie Haaglanden met nr. 2013169972, met fotobijlagen.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (...):
als de op 10 november 2013 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
Ik heb donderdagochtend nog schoongemaakt.
Ik toon jou nu foto: 8807. Jij vertelde dat je die donderdagochtend hier hebt schoongemaakt. Wat zie je daar liggen?
Ik zie folie, poeder en een telefoon. Het moet er na donderdagochtend zijn neergelegd.
Opmerking hof: de foto met nummer 8807 betreft het aangetroffen witte poeder in zilverfolie in de woonkamer.
Ik toon jou nu foto: 8814. Wat zie jij hierop?
Dat is mijn slaapkamer. Die zwarte tas is van [betrokkene 1]. Daar zat zijn kleding in.
Ik toon jou foto 8818. Op deze foto herken jij de rugzak van [betrokkene 1]?
Ja daar zat eerst zijn sportkleding in. Ik heb de zwarte tas van [betrokkene 1] opgeruimd. Ik heb de tas toen in één van mijn vakken in mijn kast gelegd.
Nu we je deze foto's hebben laten zien, geef jij aan dat de verdovende middelen die zijn aangetroffen, er donderdagochtend nog niet lagen.
Ja, die zwarte tas wel maar daar lagen kleren in. Dat zilverpapier lag er niet en het zakje op de salontafel lag er ook niet.
6. Een verhoor van getuige bij de raadsheer-commissaris d.d. 20 juli 2015. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 20 juli 2015 afgelegde verklaring van [betrokkene 2]:
U zegt mij dat het gaat over de periode rondom mijn aanhouding op 18 november 2013. U vraagt mij of ik [verdachte] ken. Ja, in die periode heb ik hem leren kennen. Ik noemde hem altijd "aardappel". Dat was zijn bijnaam. U vraagt mij wie er op 8 november 2013 bij mij thuis (het hof begrijpt: in de woning aan de [a-straat 1] te Zoetermeer) waren. Mijn ex [betrokkene 1], [betrokkene 3] en [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte). Mijn ex-vriend was in de slaapkamer en [betrokkene 3] en [verdachte] sliepen op de bank. Ik werd in de nacht wakker, omdat mijn ex en zijn vrienden binnenkwamen. De volgende ochtend heb ik het een en ander aan drugs op de salontafel zien liggen.
7. Een verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 11 november 2013. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 13 november 2013 afgelegde verklaring van verdachte:
Ik was vanaf 02:00 uur met [betrokkene 1] in de woning. Het was te laat om terug te gaan naar huis. Ik ken [betrokkene 1] vrij goed. Ik ken [betrokkene 2] (het hof begrijpt: [betrokkene 2]) via [betrokkene 1]. Ik slaap af en toe op de [a-straat 1]. Als het laat wordt dan blijf ik daar slapen. Toen ik wakker werd lagen de drugs op tafel."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen kan de volgende gang van zaken worden opgemaakt. [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) heeft haar woning op donderdag 7 november 2013 schoongemaakt. Zij heeft een zwarte rugzak – met daarin sportkleding – van haar (toenmalige) vriend [betrokkene 1] opgeruimd en in haar kast gelegd. Er lagen toen geen harddrugs in de woonkamer of in de zwarte rugzak van [betrokkene 1]. In de zeer vroege ochtend van vrijdag 8 november 2013 komen [betrokkene 1], [betrokkene 3] en verdachte gezamenlijk aan in de woning van [betrokkene 2], waarna [betrokkene 3] en verdachte in de woonkamer gaan slapen en [betrokkene 1] in de slaapkamer bij [betrokkene 2].
's Ochtends treft de politie harddrugs aan in de woonkamer op de salontafel en het tv-meubel alsmede in de slaapkamer in de zwarte tas van [betrokkene 1]. Aldus gaat het hof ervan uit dat [betrokkene 1], [betrokkene 3] en verdachte op 8 november 2013 zeer vroeg in de ochtend gezamenlijk met de harddrugs zijn aangekomen in de woning van [betrokkene 2], waarna een deel van de harddrugs in de woonkamer is gelegd en een ander deel is opgeborgen in de zwarte rugzak in de slaapkamer. Aldus is naar het oordeel van het hof sprake geweest van gezamenlijke machtsuitoefening over de (later) aangetroffen verdovende middelen en is verdachte als medepleger van het voorhanden hebben van die verdovende middelen aan te merken."
2.2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt onder meer in:
"17) Dat cliënt twee maal in de nabijheid van drugs aanwezig is geweest is juridisch bezien nietszeggend nu dat geen strafbare betrokkenheid in de zin van medeplegen met zich mee brengt. Cliënt wist er niet van en had er ook feitelijk niets mee te maken. Feitelijke aanwezigheid is onvoldoende om te kunnen spreken van medeplegen nu er zowel geen sprake is van opzet op samenwerking noch sprake is van een substantiële bijdrage.
18) De verdediging verwijst naar en beroept zich op een aantal arresten van de Hoge Raad. (...)
19) In de aangehaalde arresten van de Hoge Raad ging het bij herhaling om meer feitelijkheden dan uitsluitend de aanwezigheid en het zich niet distantiëren. Het ging daarin zelfs om min of meer concrete bijdragen aan het ten laste gelegde feit. In de zaak van cliënt kan alleen maar vastgesteld worden dat hij 2 keer aanwezig is geweest terwijl anderen klaarblijkelijk met drugs bezig waren. Mogelijk dat hij een keer in de auto heeft gezeten op het moment dat medeverdachte [betrokkene 1] drugs heeft verstrekt. Dat is echter onvoldoende om medeplegen bewijsbaar te achten.
20) In het kader van de overtuiging kan niet onderbelicht blijven dat sprake was van een vrij omvangrijk onderzoek waarin onder meer geobserveerd is en getapt. In de tapgesprekken en de observaties komt cliënt echter niet voor. Medeverdachte [betrokkene 1] verklaart op de pagina's 539 en 540 dat cliënt er niets mee te maken heeft en onterecht vast zit.
21) Over het voorhanden hebben van drugs op de dag van de aanhouding, feit 2, merk ik nog op dat vast staat dat cliënt sliep op het moment van de aanhouding. Hij heeft verklaard niet van de drugs af te weten, hij logeerde af en toe op het adres van [betrokkene 2] en cliënt gebruikte zelf softdrugs, geen harddrugs. Er is voorts geen enkel objectief bewijs voorhanden dat wijst op het voorhanden hebben van deze drugs door cliënt noch op wetenschap van de aanwezigheid van drugs. Ik verzoek u dan ook cliënt vrij te spreken van de beide ten laste gelegde feiten."
2.3.
Het oordeel van het Hof dat er sprake is geweest van een "gezamenlijke machtsuitoefening over de (later) aangetroffen verdovende middelen" omdat [betrokkene 1], [betrokkene 3] en verdachte op 8 november 2013 zeer vroeg in de ochtend "gezamenlijk" met de harddrugs zijn aangekomen in de woning van [betrokkene 2], waarna een deel van de harddrugs in de woonkamer is gelegd en een ander deel is opgeborgen in de zwarte rugzak in de slaapkamer is, mede gelet op het gevoerde verweer en de gebezigde bewijsvoering, niet zonder meer begrijpelijk.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak – voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen – niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, voor zover aan zijn oordeel onderworpen;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 maart 2018.