ECLI:NL:HR:2018:1159

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
17/00753
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de productie van amfetamine en de afvoer van afvalstoffen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de productie van amfetamine door het afvoeren van afvalstoffen en andere betrokken gedragingen. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte een schuur op zijn perceel ter beschikking had gesteld aan anderen die daarin een amfetaminelaboratorium hadden opgebouwd. De verdachte was zich bewust van de productie van synthetische drugs in zijn schuur en had actief bijgedragen aan de afvoer van de afvalstoffen, wat leidde tot een nauwe samenwerking met zijn mededaders. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof over de bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met zijn mededaders niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad heeft de straf van 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, verminderd tot 23 maanden, met behoud van de voorwaardelijke straf. De zaak onderscheidde zich van eerdere jurisprudentie, omdat het hier ging om de bijdrage van de verdachte aan de productie van synthetische drugs, en niet om handelingen na afloop van het delict. De redelijke termijn van de procedure was overschreden, wat leidde tot de strafvermindering.

Uitspraak

10 juli 2018
Strafkamer
nr. S 17/00753
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 januari 2017, nummer 20/002189-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.F.J. Bergmans, advocaat te Sittard, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de beslissingen ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03/700521-15 onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Bewezenverklaring en bewijsvoering

2.1.
Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank in deze zaak ter zake van de bewezenverklaring bevestigd met aanvulling van gronden. Ten laste van de verdachte is – voor zover in cassatie van belang – bewezenverklaard, kort gezegd, het medeplegen van het aanwezig hebben van hennep, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid, gepleegd op 14 maart 2014 te Schimmert. Voorts is in de zaak met parketnummer 03/700521-15 onder 2 bewezenverklaard dat hij:
"in de periode van 1 juli 2015 tot en met 8 oktober 2015, te Schimmert, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I."
2.2.1.
Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft de Rechtbank het volgende overwogen:
"3.2 Het standpunt van de verdediging
In de zaak met parketnummer 03/700521-15:
(...)
Ook van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Op basis van de bewijsmiddelen kan namelijk niet worden vastgesteld dat verdachte een uitvoeringshandeling heeft verricht bij het ten laste gelegde bereiden/bewerken en verwerken van amfetamine. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte kon beschikken over de amfetamine, zodat het opzettelijk aanwezig hebben daarvan niet kan worden bewezen.
(...)
3.3
Het oordeel van de rechtbank
(...)
Op 8 oktober 2015 trad de politie opnieuw binnen in het pand aan de [a-straat 1] in Schimmert. In de linker schuur rook de politie de typische chemische geur van amfetamine. In deze schuur werd een zak aangetroffen waarin een stof zat die gebruikt wordt bij de productie van amfetamine. In de rechterschuur trof de politie 13 pallets aan, waarop voorwerpen en stoffen lagen die gebruikt worden bij de productie van amfetamine. In het weiland achter de schuren, rook de politie zeer sterk de geur van amfetamine. Daar waren enkele plastic containers in de bodem ingegraven. Van een van deze containers zag het deksel eruit alsof het was aangetast door een agressieve, bijtende stof. Vanuit de linker schuur liep een plastic slang in de richting van die containers.
(...)
Uit onderzoek van de afdeling Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) van de politie bleek dat in de linker schuur amfetamine was geproduceerd; daar werden namelijk onder meer 2 blauwe kunststof dopvaten van 220 liter aangetroffen waarin amfetamine bleek te zitten. Daarnaast werden op de pallets in de rechter schuur spullen aangetroffen waarop en waarin (resten van) amfetamine bleken te zitten. Het afval dat door de productie van amfetamine was ontstaan is voor een deel in de gierkelder(s) terecht gekomen onder de schuur. Daarna is dit afval deels via een vloeistofpomp over het achtergelegen land verspreid. Ook werd op het terrein een gierwagen aangetroffen die rondom de tank aan de voorzijde was verroest. Deze roest is kennelijk veroorzaakt doordat er een agressieve vloeistof uit de tank is gestroomd.
Op de achterkant van de tank kon een vacuümslang worden aangesloten. Het chemisch afval is waarschijnlijk met behulp van de giertank uit de gierkelder opgezogen en vervolgens over het omliggende perceel verspreid en/of onder de grond gewerkt. Vanuit de linker schuur liep een slang die uitkwam naast een stuk grond waar het lager gelegen gedeelte van de grond bruin verkleurd was door het lozen van verontreinigde vloeistof uit deze slang. Toen de politie de elektrische pomp aansloot die was verbonden met de slang, zag zij dat er vloeistof - die amfetamine bleek te bevatten - op de bodem wegstroomde. De begroeiing daar was al bruin en verdord. De politie acht het zeer waarschijnlijk dat de spullen op de pallets eerder gebruikt zijn in het amfetaminelaboratorium dat in de linker schuur stond.
Op 14 oktober 2015 is op het perceel een inspectie uitgevoerd. Daaruit bleek dat de afvalstoffen van het amfetaminelaboratorium op de weilanden achter de linker schuur zijn verspreid. De afvalstoffen zijn namelijk via een giertank uitgereden over het land, uit de gierkelder opgepompt en vervolgens opgeslagen in ingegraven IBC-tanks dan wel over het land verspreid. Het gevolg daarvan is dat de aanwezige vegetatie in het betreffende gebied is aangetast en grotendeels is afgestorven. In de paardenweide is de grond gefreesd en opnieuw ingezaaid, omdat de vegetatie die daar eerder stond is afgestorven. Op 11 november 2015 zijn 2 grondboringen uitgevoerd naast de ingegraven IBC-vaten. De opgeboorde monsters zijn veiliggesteld en door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht. Deze monsters bleken vervuilingen te bevatten die passen bij het produceren van amfetamine of BMK, een grondstof voor amfetamine.
Een achterbuurvrouw van verdachte, [betrokkene 1] , vertelde dat in de zomermaanden, vermoedelijk juli en augustus (het hof begrijpt: 2015) sprake was van stankoverlast die kwam vanuit het weiland van verdachte. Zij is later naar dat weiland gereden en zag toen dat het gras kapot was. Op 4 oktober 2015 zag [betrokkene 1] dat de bestuurder van een gele tractor, naar later bleek: verdachte, de grond op het weiland heeft gefreesd.
(...)
Verdachte is in de "amfetaminezaak" (parketnummer 03/700521-15) in totaal 5 keer verhoord. Hij heeft zich in zijn eerste 3 verhoren op zijn zwijgrecht beroepen toen hem werd voorgehouden dat er voorwerpen en spullen op zijn terrein waren gevonden die gebruikt zijn bij de productie van amfetamine. Verdachte is, nadat hij - na overleg met zijn advocaat - had aangegeven een verklaring te willen afleggen, op 14 december 2015 voor de vierde keer verhoord. Verdachte heeft ook in een door hem geschreven brief zijn verhaal gedaan.
De verklaring(en) van de verdachte
(...)
[V]erdachte lijkt er alles aan gelegen te zijn geweest om ontdekking van het amfetaminelaboratorium op zijn perceel te voorkomen. Toen de afvalstoffen uit het amfetaminelaboratorium niet langer in de gierkelder konden worden opgeslagen en sprake was van stankoverlast, heeft verdachte namelijk meegedacht en voorstellen gedaan over de wijze waarop deze afvalstoffen konden worden weggewerkt. Bovendien heeft hij de grond, kennelijk nadat er stankoverlast was, gefreesd om te voorkomen dat ontdekt zou worden dat er drugs werden geproduceerd of afvalstoffen waren geloosd.
(...)
Medeplegen (...) van het bereiden, bewerken en verwerken van amfetamine?
(...)
De juridische vraag is of bewezen kan worden dat verdachte bij het bereiden van deze amfetamine nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen.
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte af dat de onbekend gebleven man, die eerder betrokken was bij de hennepplantage in de garage in Stein en bij de hennep(stekken)plantages in de schuren van verdachte in Schimmert in maart 2014, in juli 2015 tegen verdachte zei dat hij € 100.000,- verlies had geleden. Deze schade moest gecompenseerd worden en daarom moest verdachte zijn schuur "een paar weekjes" ter beschikking stellen. Verdachte heeft verklaard dat hij ook wel wist dat de derden iets met drugs zouden doen in deze schuur. Toch heeft hij zijn schuur weer ter beschikking gesteld en de politie niet gewaarschuwd. Ook heeft verdachte toegestaan dat zijn eigen goederen, met zijn gereedschappen, uit de schuur werden gehaald en dat dozen met een onbekende inhoud in de schuur werden geplaatst. Ongeveer 10 dagen daarna constateerde verdachte stankoverlast en zag hij dat de mestput vol zat. Ook werd veel water verbruikt. Na contact met de onbekend gebleven man, waarin verdachte aangaf dat het opviel en dat het zo niet langer verder kon gaan, heeft verdachte tot twee keer toe giervaten met afvalstoffen over het land uitgereden, terwijl hij na de eerste keer al in de gaten had dat de vegetatie aan het afsterven was.
Hoewel de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet kan vaststellen dat verdachte zelf amfetamine heeft bereid, bewerkt en/of verwerkt, kan wel worden vastgesteld dat verdachte zijn schuren ter beschikking heeft gesteld voor de productie van drugs. Gelet op de stankoverlast - in combinatie met het gegeven dat verdachte opnieuw door dezelfde persoon die eerder drugsgerelateerde activiteiten in zijn schuur had verricht, werd benaderd – had verdachte (op zijn minst) moeten vermoeden dat er synthetische drugs in zijn schuur werd geproduceerd. Daarbij betrekt de rechtbank de verklaring van verdachte dat de onbekend gebleven man tegen hem zei dat het verlies van € 100.000,- was gecompenseerd als verdachte zijn schuur enkele weekjes ter beschikking zou stellen. Algemeen bekend is dat met de productie van synthetische drugs in korte tijd veel geld kan worden verdiend. Bovendien heeft verdachte niet alleen toegelaten dat afvalstoffen van de productie van amfetamine op en in de bodem van zijn perceel werden geloosd, maar daar zelf tot twee keer toe een bijdrage aan geleverd door giertanks met afvalstoffen over zijn percelen uit te rijden. Verdachte was er, zo volgt ook uit de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, alles aan gelegen te voorkomen dat zou worden ontdekt wat erop zijn perceel gebeurde. De verklaring van verdachte dat hij dacht dat de mestput gevuld was met koelwater en dit water op het land werd geloosd, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet alleen zou geen sprake zijn van stankoverlast als het water waarmee de mestput gevuld was, slechts koelwater zou zijn. Ook de vegetatie zou niet afsterven als verdachte slechts "koelwater" over het land had uitgereden. Het met grond bedekken van de plekken waar de vegetatie was afgestorven en het frezen van dit land, wijst er ook op dat verdachte alles deed om te voorkomen dat ontdekt zou worden dat hij zich samen met anderen bezighield met drugs gerelateerde activiteiten. Door mee te denken over de afvoer van deze afvalstoffen en de afvalstoffen zelf over het land uit te rijden, heeft verdachte bovendien een substantiële bijdrage geleverd aan het productieproces van amfetamine. Zonder regulering van de afvoer van de afvalstoffen slaagt een productieproces van amfetamine immers niet.
Dat de ruimte waarin de amfetamine werd geproduceerd op enig moment was afgesloten met een deur met daaraan een hangslot, maakt niet dat verdachte geen beschikkingsmacht had over deze amfetamine, zoals de raadsman heeft bepleit. Verdachte heeft namelijk verklaard dat de derden hun werkzaamheden 's avonds verrichten. Daarnaast beschikte verdachte op zijn perceel over gereedschappen waarmee hij het (kleine) hangslot waarmee de deur die toegang gaf tot de ruimte waarin amfetamine werd geproduceerd, gemakkelijk kon doorknippen. Verdachte had de voorwerpen en stoffen die in de ruimte stonden, op de momenten dat de mannen daar niet aan het werk waren, kunnen weghalen of de politie kunnen bellen."
2.2.2.
Het Hof heeft de bewijsvoering van de Rechtbank als volgt aangevuld:
"Voorts bezigt het hof tot bewijs het proces-verbaal van verhoor verdachte (p. 533-546), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
(...)
T.a.v. feit 2 van de zaak met parketnummer 03-700521-15 (p. 535-536)
In juli 2015 sprak ik die blonde man weer. Hij zei toen dat ze iets gingen doen in de schuur. In schuur 2 (het hof: uit het proces-verbaal verhoor verdachte op p. 512-513 volgt dat verdachte met schuur 2 bedoelt de schuur/stal die links achter de woning lag en met schuur 1 de schuur/stal die rechts achter de woning lag) had ik ondertussen een verharding gemaakt van beton. Er stonden op een bepaald moment allemaal dozen van anderhalve meter hoog. In de dagen erna stond er een auto in die schuur. Er zaten dan meerdere mensen in. Na ongeveer 10 dagen merkte ik dat de mestput vol was, toen begon ook de stankoverlast. Ik heb toen op een briefje geschreven dat het ontzettend stinkt en dat ze teveel water gebruiken. De avond daarop klopte de blonde man bij mij op de deur. De blonde man stelde voor om een gat te graven achter schuur 2 om daar dan het water in te laten lopen. Ik ben toen in discussie gegaan omdat dat volgens mij niet zou gaan werken. Er zijn toen twee IBC's (het hof: volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep betreffen dit opslagcontainers) ingegraven en vanuit schuur 2 werd middels een slang het water in de IBC's gepompt. Tijdens een discussie met de blonde man heb ik nog gezegd dat ze die afvalstoffen ergens anders heen moesten brengen. Hij zei dat ik een giervat achter schuur 2 moest zetten. Ik heb toen een tweedehands giervat gekocht en daar neergezet. Na een aantal dagen was het giervat vol. Ik heb gezien dat de brandnetels achter schuur 2 dor waren. Er hing ook een zure geur. Ik heb toen dat volle giervat over de achterste wei laten leeg lopen. Na een dag of drie, toen ik van plan was om het tweede giervat leeg te maken, zag ik dat het gras aan het afsterven was. Ik heb toen dat andere giervat maar leeg gelaten. Hierna is de achterbuurvrouw komen klagen over stank. (p. 537)
Ik heb toen grond eroverheen gereden zodat het bedekt was. Ik heb na 10 dagen het dorre gras omgefreesd en opnieuw ingezaaid. Begin september stonden er pallets met spullen erop in schuur 2. Op een gegeven moment zijn die pallets naar schuur 1 gebracht. Wat troep, zoals mixers, blauwe vaten en folie zijn achtergebleven in schuur 2. (p. 541)
Het amfetaminelab is waarschijnlijk overdag in schuur 2 opgebouwd. In die periode was ik overdag aan het werk dus ik heb hier heel weinig van mee gekregen. Een getinte man heeft jerrycans uit een bus geladen. (p. 542)
Ik heb gezien dat een kale man heeft geholpen met in- en uitladen in schuur 2.
Ik wist dat het ging om een lab waar synthetische drugs geproduceerd werden vanaf het moment dat het begon te stinken, dat er wateroverlast was en dat er jerrycans werden in- en uitgeladen. Dat was circa een week nadat ze bezig waren in de schuur. (p. 543)
Het heeft alles bij elkaar 4 à 6 weken geduurd."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewijsvoering voorts het volgende overwogen:
"T.a.v. feit 2 van de zaak met parketnummer 03-700521-15
Uit de tot het bewijs gebezigde verklaring van verdachte blijkt dat verdachte een schuur op zijn perceel ter beschikking heeft gesteld aan anderen die daarin een amfetaminelaboratorium hebben opgebouwd. Hiermee zou, aldus de verdachte, een bestaande schuld van 100.000 euro teniet worden gedaan. Verdachte wist (in ieder geval) korte tijd nadat het laboratorium in gebruik was genomen dat er in de schuur synthetische drugs werden geproduceerd. Verdachte heeft zich verder bezig gehouden met de afvoer van de afvalstoffen en het verhullen daarvan, daarover overleg gevoerd met degene die het opzetten van het amfetaminelaboratorium in de schuur heeft geïnitieerd (waarbij verdachte een discussie met diegene niet uit de weg ging) en ten behoeve van die afvoer en dat verhullen ook de nodige initiatieven ontplooid (het aankopen van een giervat, het legen van giervaten, het omfrezen en inzaaien van nieuw gras). Deze gedragingen die deels feitelijk betrekking hebben op de fase na afloop van het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine zijn naar de mening van het hof echter gezien hun aard en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden, dusdanig verbonden aan het ten laste gelegde en bewezenverklaarde bereiden en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine dat deze gedragingen van verdachte als een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het productieproces van die drugs kunnen worden aangemerkt. Het (verder) produceren is immers niet mogelijk zonder dat er een oplossing is voor de ontstane afvalstoffen.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere door verdachte genoemde personen, in die zin dat sprake is van een intellectuele en/of materiële bijdrage aan het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine welke van voldoende gewicht is. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen van het bereiden en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine bewezen."

3.Beoordeling van het middel

3.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring ten aanzien van het medeplegen van het opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken van amfetamine niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
3.2.
Het Hof heeft in de hiervoor onder 2.2 weergegeven bewijsvoering gemotiveerd op grond waarvan naar zijn oordeel het tenlastegelegde medeplegen van – kort gezegd – de productie van amfetamine in de periode 1 juli 2015 tot en met 8 oktober 2015 bewezen is. Blijkens zijn nadere bewijsoverweging heeft het Hof daarbij in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte gedurende de bewezenverklaarde periode een schuur op zijn perceel ter beschikking heeft gesteld aan anderen die daarin een amfetaminelaboratorium hebben opgebouwd, waarmee een bestaande schuld van 100.000 euro teniet zou worden gedaan, dat verdachte wist (in ieder geval) korte tijd nadat het laboratorium in gebruik was genomen dat er in de schuur synthetische drugs werden geproduceerd, dat de verdachte zich verder heeft bezig gehouden met de afvoer van de afvalstoffen en het verhullen daarvan, daarover overleg heeft gevoerd met degene die het opzetten van het amfetaminelaboratorium in de schuur heeft geïnitieerd (waarbij verdachte een discussie met diegene niet uit de weg ging) en dat hij ten behoeve van die afvoer en dat verhullen ook de nodige initiatieven heeft ontplooid (het aankopen van een giervat, het legen van giervaten, het omfrezen en inzaaien van nieuw gras). Het daarop gegronde oordeel van het Hof dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking van de verdachte met zijn mededaders en van een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht van de verdachte, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Dat het afvoeren van de afvalstoffen mede van belang was voor het voorkomen van de ontdekking van de strafbare gedragingen, maakt dat niet anders.
3.3.
De klacht faalt.
3.4.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.5.
Opmerking verdient dat de onderhavige zaak zich in meerdere opzichten onderscheidt van de zaak die heeft geleid tot het arrest HR 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:743, NJ 2016/282. In die zaak is bewezenverklaard dat de verdachte "om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken of verwerken van amfetamine (...) te bevorderen" voorwerpen (afval dat was vrijgekomen bij de productie van amfetamine) voorhanden heeft gehad "die bestemd waren tot het plegen van dat feit". Bij het karakter van art. 10a Opiumwet als - kort gezegd - zelfstandig voorbereidings- of bevorderingsdelict past niet daaronder ook handelingen te rubriceren die zijn verricht na afloop van het voltooien van het voor te bereiden of te bevorderen delict. In de onderhavige zaak gaat het evenwel om de bijdrage van de verdachte aan en tijdens het produceren van de synthetische drugs.

4.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

5.Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze 23 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in het bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 juli 2018.