3.3.De door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 20 maart 2019 overgelegde pleitnotities houden, voor zover hier van belang en met weglating van voetnoten, het volgende in:
“Vrijspraak feit 1
1. De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet is voldaan aan een 'onderzoek als bedoeld in art. 8 WVW', waardoor vrijspraak ter zake van feit 1 dient te volgen.
2. Blijkens het proces-verbaal rook de adem van cliënt naar alcohol. Dat is de enige uiterlijke waarneming aangaande het vermoedelijke alcoholgebruik. Cliënt heeft verklaard dat hij 1 droge witte wijn heeft gedronken. Dat kan die naar alcohol riekende adem verklaren. Het ademonderzoekresultaat is 515 mg/l. Dat is niet te rijmen met de door cliënt aangegeven hoeveelheid. Dat is bovendien niet de rijmen met de persoon van cliënt daar hij niets tot amper iets drinkt.
3. De verdediging betwist de betrouwbaarheid van dit resultaat en stelt zich op het standpunt dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat [verbalisant 1] - degene die het ademanalyseapparaat heeft bediend - beschikte over de benodigde kennis en vaardigheden en daartoe was aangewezen. Anders gezegd: naar de mening van de verdediging staat niet vast dat het ademanalyseapparaat juist is gebruikt én dus een betrouwbaar én bruikbaar resultaat heeft opgeleverd. Te meer niet nu, ondanks verzoek daartoe van de verdediging, is nagelaten om een certificaat van bekwaamheid van [verbalisant 1] aan het dossier toe te voegen.
4. Vast staat dat er een opleiding is tot ademanalysebedienaar. Dat is niet zo gek, want je moet weten hoe zo'n apparaat werkt, hoe moet worden geblazen, met welke tussenpozen, etc. Je moet, met andere woorden, weten hoe een bruikbaar resultaat kan worden verkregen. De opleiding wordt afgesloten "met een examenopdracht van 1 uur waarbij moet worden aangetoond door middel van een praktijkproef dat men de werking van het ademanalyseapparaat beheerst en daarmee verbonden problemen kan oplossen".
5. De verdediging stelt dat uit de stukken niet blijkt dat [verbalisant 1] de werking van een ademanalyseapparaat beheerst. Mede met inachtneming van de verklaring van cliënt over het drinken van 1 glas wijn meent de verdediging dat het verkregen resultaat van 515 mg/l onvoldoende betrouwbaar is om daar een veroordeling op te baseren. Daartoe wordt ter onderbouwing het volgende aangevoerd.
6. Vast staat dat de vordering ademtest door een andere verbalisant is gedaan (te weten: [verbalisant 2] ). Dat is al een punt dat twijfel oproept. Als je over alle kennis en kunde beschikt, dan ben je toch verantwoordelijk van A tot Z? In ieder geval blijkt hieruit dat het ademonderzoek - waarbinnen naar mijn mening ook de vordering behoort - niet onder leiding van verbalisant [verbalisant 1] heeft plaatsgevonden. Cliënt meent zich te herinneren dat het blazen zelf niet vlotjes verliep en kreeg de indruk dat [verbalisant 1] in opleiding was.
7. Wat eveneens twijfel oproept, is het met pen veranderde verbalisantnummer. Waarom is dat gebeurd? Is [verbalisant 1] gekoppeld aan een ander nummer? Zo ja, dan roept dit de vraag op of er een andere [verbalisant 1] is. Of zou er iets anders aan de hand zijn? Zou een andere - wél daartoe aangewezen verbalisant - hebben 'ingelogd' en is er vervolgens handmatig door verbalisant [verbalisant 1] de voor- en achternaam aangepast, waarna is vergeten het verbalisantnummer aan te passen? Als ik hoger beroep instel in een zaak van kantoorgenoot P.J. Hoogendam, komt er ook vaak automatisch PJ. Hoogendam in de akte instellen rechtsmiddel te staan. Dat wordt dan handmatig aangepast waardoor mijn naam aldaar komt te staan. Zou dat ademanalyseapparaat ook zo werken?
8. Verder staat vast dat er in het proces-verbaal géén melding is gemaakt van het feit dat
verbalisant [verbalisant 1] is aangewezen om het ademanalyseapparaat te bedienen dan wel dat hij dienaangaande over de benodigde kennis en vaardigheden beschikt (anders was het in HR 5 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1108 - vgl. ook ECLI:NL:PHR:2010:BL5645). Het op het ademanalyseresultaat voorgedrukte 'bedienaar verklaart de ademonderzoekprocedure conform de voorschriften te hebben uitgevoerd' snijdt naar mijn mening geen hout: (1) het is voorgedrukt en (2) vast staat dat niet de gehele ademonderzoekprocedure is uitgevoerd door verbalisant [verbalisant 1] . 9. Zowel de politierechter in zijn vonnis als het Openbaar Ministerie in de reactie op mijn appelschriftuur, lijkt te miskennen dat de wetgever door inwerkingtreding van art. 10 'Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer' geen verandering heeft willen aanbrengen in de waarborgen die in het daaraan voorafgaande Besluit alcoholonderzoeken (meer in het bijzonder: de waarborg als genoemd in art. 7, tweede lid, van dat Besluit). Uitdrukkelijk staat in het Staatsblad bij artikel 10 en 11 (van het nieuwe 'Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer') vermeld: 'Materieel zijn die voorschriften en waarborgen gelijk aan de voorschriften en waarborgen die in de artikelen 3 tot en met 9 van het bij dit besluit ingetrokken Besluit alcoholonderzoeken waren opgenomen [onderstreept, DC].' Oftewel: degene die het ademanalyseapparaat bedient, moet weten wat hij doet. De eis van kennis en vaardigheden geldt nog steeds.
10. De reactie van de advocaat-generaal op mijn appelschriftuur baart mij zorgen. Kort gezegd, komt die reactie op het volgende neer: in het huidige Besluit ('Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer') wordt aangegeven dat een opsporingsambtenaar het ademonderzoek dient te verrichten, [verbalisant 1] is een opsporingsambtenaar, dus [verbalisant 1] mocht het ademonderzoek verrichten. Maar de inhoudelijke eisen, die dus uitdrukkelijk door de wetgever zijn benoemd - sterker nog: aangegeven is dat die inhoudelijke waarborgen ongewijzigd zijn gebleven - zijn dan in de visie van het Openbaar Ministerie kennelijk irrelevant, doch in ieder geval blijven die inhoudelijke eisen in de visie van het Openbaar Ministerie achterwege.
11. Dat druist in tegen de opvatting van de wetgever. Er is niet voor niets een opleiding. Er wordt niet voor niets gesproken over waarborgen. Er worden juist omdat het gaat om bewijsgaring in strafzaken specifieke eisen gesteld aan het personeel dat de ademanalyseapparaten dient te hanteren. Het is niet zo dat daargelaten wie het apparaat hanteert, hetzelfde resultaat wordt verkregen. Het gaat om uiterst gevoelige meetapparatuur. Vergelijk in die zin meetapparatuur om snelheden van auto's te meten. Als iets niet goed is afgesteld, komen er onbetrouwbare resultaten naar voren. Zo zit dat hier ook. Het is niet blaas maar, en hoppa. Het gaat om de kennis en de vaardigheden, het gaat om de naleving van strikte voorschriften en waarborgen en het gaat vooral niet enkel om de kwalificatie van de persoon (opsporingsambtenaar? check).
12. Recent speelde het niet-naleven van strikte waarborgen ook nog bij de Hoge Raad (HR 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:92). Voor zover relevant heeft de Hoge Raad het oordeel van het hof inhoudende dat het niet-naleven van één van de strikte waarborgen - in casu het niet mededelen van het recht op tegenonderzoek - tot vrijspraak diende te leiden omdat aldus niet kon worden bewezen dat er sprake is geweest van een onderzoek als bedoeld in art. 8 WVW in stand gelaten. Het door het Openbaar Ministerie ingestelde cassatieberoep is door de Hoge Raad verworpen. 13. Er zijn waarborgen in de regelgeving die zien op het toepassen van een ademanalyseonderzoek. Die waarborgen zien mede gelet op de doorslaggevendheid van de opsporingshandelingen de uitkomsten daarvan op een juiste uitvoering van het ademanalyseapparaat, waarvan de bediening uitsluitend is opgedragen aan gekwalificeerde verbalisanten. Dit voorschrift beoogt de betrouwbaarheid van de uitkomsten van het onderzoek te waarborgen.
14. Gelet op het dossier en gelet op bovenstaande kan in de visie van de verdediging niet worden vastgesteld dat verbalisant [verbalisant 1] over de vereiste kennis en vaardigheden beschikte. De verdediging meent dan ook dat niet buiten redelijke twijfel kan worden bewezenverklaard dat er sprake is geweest van een onderzoek als bedoeld in art. 8 WVW (vgl. HR 30 januari 1996, NJ 1996/454; HR 7 maart 2000, NJ 2000/362), doch in ieder geval meent de verdediging dat het door verbalisant [verbalisant 1] verkregen resultaat onvoldoende betrouwbaar is om daarop een bewezenverklaring te baseren. Reden waarom ik uw Hof verzoek cliënt vrij te spreken van feit 1.”