ECLI:NL:HR:2015:2502

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2015
Publicatiedatum
10 september 2015
Zaaknummer
14/01251
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake alcoholonderzoek en uitleg van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 november 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol, waarbij het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek hoger bleek te zijn dan toegestaan volgens de Wegenverkeerswet 1994. Het Gerechtshof had de verdachte vrijgesproken, omdat het Hof van mening was dat er geen sprake was van een geldig onderzoek zoals bedoeld in de wet, aangezien de verdachte vaker had geblazen dan toegestaan. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de term 'onderzoek' in de tenlastelegging. De Hoge Raad concludeerde dat de regels omtrent het aantal keren dat geblazen mag worden, niet bedoeld zijn om de juistheid van het resultaat van de ademanalyse te waarborgen. Hierdoor heeft het Hof de grondslag van de tenlastelegging verlaten. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een correcte interpretatie van de wettelijke bepalingen met betrekking tot alcoholonderzoeken en de rechten van verdachten in dergelijke procedures.

Uitspraak

24 november 2015
Strafkamer
nr. S 14/01251
ABO/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 14 februari 2014, nummer 21/005916-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De advocaat heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten doordat het een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de daarin voorkomende, aan art. 8, tweede lid aanhef en onder a, Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) ontleende term "onderzoek".
2.2.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep en voor zover in cassatie van belang - tenlastegelegd dat:
"primair
hij op of omstreeks 16 maart 2013 te Woudenberg als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 825 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn."
2.3.
Het Hof heeft de verdachte van het hem tenlastegelegde vrijgesproken. Het Hof heeft daartoe het volgende overwogen:
"De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof is er in deze zaak geen sprake geweest van een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994. In het Besluit alcoholonderzoeken en de Regeling ademanalyse worden nadere regels gesteld ter zake het uitvoeren van een ademonderzoek. Artikel 8 van het Besluit alcoholonderzoeken bepaalt dat op aanwijzing van de opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 7 van dat besluit, de verdachte, zo nodig vier maal, ononderbroken een zodanige hoeveelheid ademlucht in het ademanalyseapparaat blaast als voor het onderzoek nodig is. Ingevolge artikel 9 van dat besluit kan toepassing van artikel 8 eenmaal worden herhaald, indien de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, waarna, ingevolge artikel 163, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994, aan de verdachte de medewerking aan een bloedproef dient te worden gevraagd. In de onderhavige zaak zijn er vijf niet voltooide ademonderzoeken. Pas bij het zesde ademonderzoek is er een ademonderzoekresultaat gegenereerd.
Nu er in de onderhavige zaak vaker is geblazen dan is toegestaan, heeft er geen onderzoek plaatsgevonden als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a van de Wegenverkeerswet 1994, en zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde."
2.4.1.
Voor de beoordeling van het middel zijn de volgende voorschriften van belang:
- art. 8, tweede lid aanhef en onder a, WVW 1994
"Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
(...)"
- art. 8 (oud) Besluit Alcoholonderzoeken (Besluit van 5 juli 1997, Stb. 293, hierna: het Besluit)
"1. De ademanalyse wordt verricht volgens een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde procedure.
2. Op aanwijzing van de opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 7, blaast de verdachte, zo nodig viermaal, ononderbroken een zodanige hoeveelheid ademlucht in het ademanalyseapparaat als voor het onderzoek nodig is. Het blazen kan worden beëindigd, zodra twee meetresultaten verkregen zijn.
3. (...)"
- art. 9 Besluit
"Indien de medewerking van de verdachte niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, kan het onderzoek met toepassing van artikel 8 eenmaal worden herhaald."
2.4.2.
Voor de toelichting van de wetgever op de genoemde bepalingen van het Besluit wordt verwezen naar de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.5.
2.5.
De tenlastelegging is toegesneden op art. 8, tweede lid aanhef en onder a, WVW 1994. Daarom moet de in de tenlastelegging voorkomende term "onderzoek" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in het tweede lid van dat artikel.
2.6.1.
Het Hof heeft overwogen dat de verdachte vaker heeft geblazen dan op grond van art. 8, tweede lid, in verbinding met art. 9 Besluit is toegestaan. Op grond daarvan oordeelt het Hof dat geen sprake is geweest van een onderzoek als bedoeld in art. 8, tweede lid aanhef en onder a, WVW 1994 zodat de verdachte van het hem tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
2.6.2.
Tegen dat oordeel richt zich het middel. Daarmee stelt het de vraag aan de orde of het voorschrift van art. 8, tweede lid, in verbinding met art. 9 Besluit behoort tot het stelsel van strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in art. 8, tweede lid, aanhef en onder a, WVW 1994 is omringd. Die vraag moet ontkennend worden beantwoord. Niet kan immers worden aangenomen dat het voorgeschreven aantal keren dat mag worden geblazen ertoe strekt de juistheid te waarborgen van het resultaat van een ademanalyse.
2.7.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het Hof is uitgegaan van een verkeerde uitleg van de in de tenlastelegging voorkomende term "onderzoek". Het Hof heeft derhalve de verdachte vrijgesproken van iets anders dan hem was tenlastegelegd. Het middel klaagt terecht dat het Hof aldus de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten.
2.8.
Opmerking verdient nog het volgende. Indien de medewerking van een verdachte aan het ademonderzoek als bedoeld in art. 8, tweede lid, Besluit niet heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek, kan ingevolge art. 9 Besluit het onderzoek "met toepassing van artikel 8" eenmaal worden herhaald. Dit betekent dat een verdachte overeenkomstig art. 8 Besluit nogmaals zo nodig vier maal mag blazen. De andersluidende opvatting van het Hof, dat oordeelde dat nog slechts eenmaal door de verdachte had mogen worden geblazen, is dus onjuist (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:2504). Tegen dat oordeel is evenwel geen klacht gericht.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 november 2015.